maandag 28 augustus 2023

Van harte!

Johann Wolfgang von Goethe was vandaag jarig, tot 1831, want hij overleed in maart 1832. Ik vroeg me af of ik ooit iets van Goethe heb vertaald, maar ik weet het niet zeker. Er is wel een vertaling van een gedicht van hem onder mijn naam verschenen, maar of ik de vertaler ben is maar de vraag, en zeker niet in de vorm waaronder de vertaling is gepubliceerd.

Dat zit zo. In 1984 verscheen bij uitgeverij Meulenhoff De spiegel van de Duitse poëzie van 750 tot heden, samengesteld door Ton Naaijkens en mij, met vertalingen van ons beiden en van Hans van Megen en Gerrit Jan Berendse. Die vertalingen stonden in een kleiner corps onderaan de pagina’s en waren geen ‘echte’ vertalingen, we noemden ze ‘basisvertalingen’, rijm, metrum etc. speelden geen rol, ze moesten de lezer een inhoudelijke indruk geven, de vorm was zichtbaar in de afgedrukte originelen.

We wilden eigenlijk ook niet dat de gedichten op een andere manier werden gebruikt, maar dat gebeurde natuurlijk toch, ze verschenen bijvoorbeeld in bloemlezingen, maar dat hoorde je dan pas achteraf, als je het al hoorde en niet toevallig jaren later ontdekte.

Zo’n geval van achteraf ontdekken deed zich voor bij de Spiegel-vertaling van het gedicht ‘Mignon’ van Goethe, met, in het origineel, de bekende eerste regel ‘Kennst Du das Land, wo die Zitronen blühn’. Wie de ‘basisvertaling’ van dat gedicht voor de Spiegel maakte zou ergens in een geannoteerd exemplaar kunnen staan, maar dat heb ik nu niet bij de hand. Het zou kunnen dat ik het was. Mijn naam staat in elk geval als vertaler onder het gedicht in Duitsland. Reisgids voor de jeugd van Patrick Démerin en Bernard Chabrol die in 1998 als een gezamenlijke uitgave van Lannoo in Tielt en de ANWB in Den Haag verscheen. Ik zag mijn naam staan toen ik het uit het Frans vertaalde boek in een van de ANWB-vestigingen bekeek. Het boekje heeft een ‘Leeshoek’ met onder andere vier gedichten, behalve van Goethe een van Heinrich Heine, een van Bertolt Brecht en, nota bene, twee van Wolf Biermann.
Bij Brecht en Biermann worden geen vertalers of bronnen genoemd, bij Heine wel, maar dat was dan ook iemand die je anders moest behandelen: Seth Gaaikema, met titel van boek, uitgever en jaartal. Bij ‘Het lied van Mignon’ staat geen bron, wel mijn naam, en dat komt waarschijnlijk omdat mijn naam, met de zegen van het alfabet, als eerste genoemd wordt op de titelpagina van de Spiegel. ‘Deze gids werd met de grootst mogelijke zorg samengesteld’ staat voorin het boekje, gevolgd door de mededeling dat de uitgever geen aansprakelijkheid kan aanvaarden voor onjuistheden. Ik verwachtte eigenlijk dat de ANWB zich op die disclaimer zou beroepen toen ik ze, na de ontdekking van de diefstal, een rekening van 400 gulden stuurde voor het zonder toestemming overnemen, maar ik vergiste me.

Binnen de kortste keren had ik de baas van de uitgeverij van de ANWB aan de telefoon die ten eerste de vertaalster de schuld gaf en vervolgens vroeg waarom dat bedrag zo hoog was. Ik uitleggen, en omdat de meneer zo sportief om excuses aan te bieden was ging ik met de helft akkoord. Dat had ik niet moeten doen, maar toen had ik nog niet gezien wat ik vanochtend constateerde: dat de vertaalster niet alleen de titel van het gedicht heeft veranderd (in de Spiegel heet het gewoon ‘Mignon’), maar nog veel meer: het is rijmend gemaakt, woorden zijn veranderd etc. Onze basisvertaling is ongevraagd gebruikt om zelf te knutselen

Dat gebeurt wel vaker, maar als ik nog wat voorbeelden geef, is de verjaardag van Johann Wolfgang weer voorbij.

donderdag 24 augustus 2023

In hetzelfde dorp

Ik vond een mooie persoonlijke necrologie uit 1972 over de dan net overleden schrijver Jef Last. Het is een tekst die uitstekend zou passen op het eind van een goede biografie over die rare maar interessante man. De necrologie is van de hand van de bijna helemaal vergeten schrijver en vertaler (en nog het een en ander) H.J. (Henk) Smeding (1899-1979) en ze staat in niet per se gemakkelijk te vinden bron: PEN-kwartaal. Periodiek van het Nederlands PEN-centrum, aflevering 9 (april-juni 1972), pp. 13-14. Dat is een tijdschrift dat je niet meteen raadpleegt als je iets zoekt, maar als je alleen al deze geniete aflevering van 24 pagina’s op A5-formaat bekijkt, dan staan daar niet alleen necrologieën in van Jef Last, Godfried Bomans (door Maria C. Schröder-van Gogh), Bertus van Lier (M. Vasalis) en Evert Straat (Sjoerd Leiker), maar verder ook bijdragen van Jacques Benoit, Gerrit Borgers, C.J.E. Dinaux, Hilde Domin, A. den Doolaard, Wim Hazeu, Sybren Polet, Vladimir Siránek, Ger Stoppelsteen en H. Wielek.
En dus dat ‘In memoriam Jef Last’ van Henk Smeding, die in Laren woonde, net als Jef Last, die zijn laatste jaren sleet in het Rosa Spier Huis aldaar, het woon- en werkcentrum voor oudere kunstenaars en wetenschappers. De eerste twee alinea’s luiden zo:

‘Er waren twee redenen waarom Jef Last zich aan een afscheid van de mensen bewust heeft onttrokken: een sociale en een persoonlijke. Beide vond ik even indrukwekkend. Wat de sociale betreft: toen de afschuwelijkste van alle ziekten zich in zijn lichaam had genesteld en hij begreep dat deze daarin zou voortwoekeren tot het einde de verlossing bracht, heeft hij meteen besloten dat hij dit lichaam dan zo grondig zou laten onderzoeken als bij een levend mens niet mogelijk was. Daarmee hoopte hij anderen nog van dienst te kunnen zijn. En de persoonlijke: hij kwam in opstand tegen redevoeringen bij een begrafenis; die vond hij vaak onwaarachtig òf ze kwamen te laat. Bij zijn leven hadden velen zich al van hem afgewend, hij voelde zich vereenzaamd en wat men dàn zou kunnen zeggen had men beter tegen hemzelf kunnen doen, in woorden of slechts door een gebaar. Want àls een enkele de moeite nam om hem op te zoeken kreeg dat veel grotere proporties dan dit bij ons allen het geval zal zijn: hij vond het een eer en hij was de hele dag gelukkig.

Over die eenzaamheid hebben wij vaak gesproken. Ik was een van de weinigen die hij geregeld zag. Vóórdien was hij een van de 386 kennissen die wij allen hebben, maar nu woonde ik in hetzelfde dorp en was gemakkelijk te bereiken. Ik werd echter ook geboeid door die steeds hevig van iets vervuld zijnde man, met wie je toch telkens weer een gesprek had. Een mens ook in wie de vreemdste tegenstellingen leefden. En nu wil ik trachten een beeld van hem te geven.’

Dat beeld is dus misschien een mooie bron voor een competente toekomstige Last-biograaf.

En dit is de enige foto die ik online van Henk Smeding kon vinden, op DBNL, met het bijschrift dat nu hier ook onder de foto staat:
Onscherpe foto waarop (v.l.n.r., onderste rij) onbekend, J.C. de Buisonjé, Henk Smeding, Ferdinand Langen; (bovenste rij) Lies Kop, Felix Augustin