woensdag 22 juni 2022

De non en de doos

Ik ben weer eens in Innsbruck. Voor het laatst was ik hier in maart 2004, vanwege de tweejaarlijkse conferentie van de Arbeitsgemeinschaft für germanistische Edition, de club van wetenschappelijke editeurs voor het Duitse taalgebied. Mijn instituut, dat zoveel namen heeft gehad dat ik niet meer weet welke toen geldig was, iets met Huygens ongetwijfeld, deed daar in die tijd ook altijd aan mee. Die ambitie is met de vele naamsveranderingen verdwenen.

Maar goed: er was een behoorlijke instituutsdelegatie, het besneeuwde Innsbruck lag er mooi bij en wij deden onze plicht. Ik merk, nu ik weer in Innsbruck rondloop, dat ik niet meer weet waar de bijeenkomst plaatsvond, waar ons hotel lag, dat soort dingen, en van het congres zelf weer ik ook nog maar weinig. Het conferentiethema was ‘Was ist Textkritik? Zur Geschichte und Relevanz eines Zentralbegriffs der Editionswissenschaft’ – en daar kon je alle kanten mee op. Mijn bijdrage ging over de briefwisseling tussen Herman Gorter en Vladimir Il’ić Lenin; op de een of andere manier slaagde ik erin die aan het congresthema te verbinden.

Een bijzondere bijdrage aan de conferentie was die van een bibliothecaresse van een Oostenrijks klooster. Veel concreter kan ik niet worden, want ik heb de congrespapieren niet bewaard, en als ik ze bewaard had, had ik ze niet meegenomen op vakantie. Ik kan ook online helemaal niets vinden over wat ik nu ga vertellen, wat voor de lezer misschien een reden is om aan het verhaal te twijfelen, maar wat mij betreft mijn verhaal ondersteunt.

Opvallend was dat de lezing werd aangekondigd met de mededeling dat er na afloop geen vragen mochten worden gesteld. De dame die de lezing hield was een non, de instelling waarvan ze de bibliotheek beheerde was een mannenklooster. Ze vertelde dat ze op zekere ochtend, bij het begin van haar werkdag, een doos op haar bureau vond met allerlei stukken papier. Er zat verder geen informatie in of bij de doos. Ze bleek middeleeuwse papierfragmenten te bevatten, ‘Makulatur’, afvalpapier dat veelal gebruikt werd bij het binden van boeken.

De bibliothecaresse had de fragmenten geïnventariseerd en was tot de conclusie gekomen dat het onbekende fragmenten waren van een bekend middeleeuws manuscript, en wel fragmenten die onomstotelijk bewezen dat dat manuscript ‘Oostenrijks’ was. Welk manuscript dat was? Ik weet het echt niet meer. Het bijzondere van de manuscriptfragmenten was bovendien, vertelde de bibliothecaresse, dat ze geïllustreerd waren, en dat betekende dat het hier om de eerste strip ter wereld ging. De gefronste wenkbrauwen van menige toeschouwer bij het horen van het verhaal van de verrassingsdoos werden nu, bij de mededeling over de stripprimeur, alarmbellen. Een bijkomende sirene was dat de plaatjes die een assistente via een overheadprojector liet zien – PowerPoint bestond pas een jaar of vijftien – erg vaag waren en bovendien ondersteboven leken te worden getoond.

Met de twijfel – en ik mag denk ik wel voor de hele Nederlandse delegatie spreken – of deze lezing nu serieus bedoeld was of Oostenrijkse humor gingen we naar het aansluitende congresdiner. Dat werd geopend met een welkomstwoord van de congresvoorzitter, die de naast hem aan de bobotafel zittende bibliothecaresse nog eens aan het publiek voorstelde. Ze kreeg een staande ovatie. Geen humor dus. Toen we tijdens het eten met enkele, vooral jongere Oostenrijkse tafelgenoten onze verbazing over de lezing deelden, bleek dat zij de presentatie min of meer als een mijlpaal in de literaire geschiedschrijving van Oostenrijk beschouwden. Ik vermoed dat we daarna over andere onderwerpen hebben gepraat.

Dit speelt zich af in 2004. Ik heb al eerder geprobeerd dit verhaal op te schrijven en toen ook gezocht naar gegevens over deze merkwaardige lezing, maar nooit iets gevonden. Je zou verwachten dat zo’n belangrijk verhaal wereldwijde germanistieke aandacht kreeg en op zijn minst dat het in de congresbundel werd opgenomen, maar dat is niet zo. Daar staat mijn bijdrage in, net als die van andere leden van de Nederlandse delegatie, maar de lezing over de anonieme doos niet. Nu verscheen die congresbundel pas vijf jaar na het congres, in 2009, naar verluidt vanwege gezondheidsproblemen en problematische persoonlijke verhoudingen bij de verantwoordelijken, maar misschien vond de een of ander uiteindelijk het verhaal van de doos en de non met haar stripfiguren uit de middeleeuwen toch niet zo overtuigend als eerst werd gedacht en moesten ze daar lang over praten. Op de een of andere manier zou ik het graag weten, misschien ook wel om te kijken hoe mijn geheugen werkt.

Innsbruck, 21 juni 2022


zondag 12 juni 2022

Leidse puinhoop (10) of: een episode uit de geschiedenis van de hisotriografie

In het kader van mijn werk aan de ongeautoriseerde biografie van Willem Otterspeer moet ik natuurlijk ook een publicatielijst maken van de emeritus hoogleraar universiteitsgeschiedenis aan de Universiteit Leiden, Hermans-biograaf en nog van alles. Je zou kunnen aannemen dat het publicatieoverzicht op zijn nog actieve medewerkerspagina van de Leidse universiteit daar een goed startpunt voor is. Maar dat is niet zo. Dat overzicht begint in 1996 met drie publicaties, geeft dan voor de jaren 2000, 2001 en 2004 telkens één item, dan een paar jaar niets, en dan van 2007 tot 2011 aansluitend een hele hoop (een stuk of vijftig), in 2015 één en in 2016 twee. In totaal een stuk of zestig. Dat zou, als een het min of meer complete lijst was, veel meer moeten zijn, want Otterspeer begon al midden jaren 1970 te publiceren.

Er ontbreken opvallende publicaties in deze lijst: de tweedelige biografie van Willem Frederik Hermans bijvoorbeeld, en de nog meerdelige geschiedenis van de Universiteit Leiden. Dat is vreemd, en je zou dan ook kunnen wegklikken en zelf aan de gang gaan, maar het loont de moeite eens beter naar de lijst te kijken, die toch - door Otterspeer zelf of door iemand onder verantwoordelijkheid van Otterspeer en de Universiteit Leiden - online is gezet en dus verantwoording aflegt over wat de hoogleraar met onze belastingcenten heeft gedaan.

De publicatielijst is chronologisch te bekijken, maar ook naar categorieën. Die categorieën zijn, in de volgorde waarin ze worden gepresenteerd: ‘Wetenschappelijke publicaties’, ‘Boekbesprekingen’, ‘Vakpublicaties’, ‘Populariserend’ en ‘Overig’. Bij de volgorde zou je een vraagteken kunnen zetten, en een hele doos vraagtekens bij de categorie ‘Overig’. Daar zitten dus publicaties in die niet wetenschappelijk zijn, niet over het vak gaan, geen boek bespreken en niet populariseren. Deze categorie bevat alleen - ik kan het ook niet helpen - Otterspeers rede bij zijn afscheid van de universiteit.

Laten we eens naar de afdeling ‘Vakpublicaties’ kijken, die negentien bijdragen aan tijdschriften en boeken en één boekje uit de jaren 1996 tot 2011 bevat. Het merendeel van deze negentien items, elf namelijk, is volgens deze publicatielijst verschenen in het tijdschrift Arabian Humanities. ‘Respect!’ zou de nietsvermoedende lezer kunnen denken, zo veel bijdragen aan zo’n respectabel wetenschappelijk tijdschrift, maar de vermoedende lezer die een beetje beter kijkt ziet dat die bijdragen wel erg vreemde titels in het kader van zon tijdschrift hebben: ‘Lof der zotheid’, ‘De speelse mens’, ‘Een elektrische stroom die geen andere stroom induceert. Over Hermans en Slauerhoff’, ‘Notuul’, ‘Het Canda-dossier’, en nog een paar. Die eerste titel staat volgens de publicatielijst in 2007 op pagina 173 van jaargang 170 van Arabian Humanities. Als we de website van dat tijdschrift bekijken, een in Parijs uitgegeven tijdschrift met de Franse ondertitel ‘Revue internationale d’archeologie et de science sociale sur la péninsule Arabique’ en de Engelse ‘International Journal of Archeology and Social Sciences in the Arabian Peninsula’, dan zien we dat dit wetenschappelijke periodiek in 1993 werd opgericht en een jaargang 170 dus nog ver weg is. In alle jaargangen die tot nu toe zijn verschenen komt geen auteur Otterspeer voor.

Wat is het dan wel, dat ‘Lof der Zotheid’? In feite heet de tekst ‘Bij dit nummer’ en het is de redactionele inleiding bij een aan Lof der zotheid van Erasmus gewijde aflevering van De Gids, jaargang 170, aflevering 3/4. Ook de volgende titel, ‘De wijde blik’, is zo’n redactionele inleiding met de titel ‘Bij dit nummer’ in aflevering 12 van dezelfde jaargang 170. De paginacijfers die bij deze titel in het publicatieoverzicht worden genoemd horen bij een andere bijdrage van Otterspeer aan De Gids, en wel in de driedubbele, aan Montaigne gewijde aflevering 7/8/9. Titel: ‘Over dronkenschap’ – en ik zal daar verder geen grappen over maken. Dan ‘De speelse mens’, een stuk dat echt zo heet en ook op de aangegeven pagina’s staat, maar dus niet Arabian Humanities, maar in De Gids, weer in aflevering 3/4, die we al een keer hadden. Ook de bijdrage ‘Orlers en ik’ staat in De Gids op de aangegeven pagina’s, maar waarom een literaire tekst tussen de vakpublicaties thuishoort is onduidelijk. ‘Dit is een hoofdstuk van Het Tetragram, te verschijnen in 2009’ staat bij de tekst, en dat is een boek uit de rubriek ‘Nooit verschenen’. Ook ‘‘Een leven in tweeën’; Madelon Székely-Lulofs tussen roman en biografie’ komt, maar dan zonder die aanhalingstekens bij de eerste vier woorden en die puntkomma, uit De Gids. Het is een boekbespreking – verkeerde rubriek dus.

Blijven er nog acht over, waaronder een recensie, twee columns, een stuk proza, een voorpublicatie uit een boek over Willem Frederik Hermans en een artikel over de laatste, en alleen die laatste twee horen wat mij betreft – kwaliteit en wetenschappelijkheid even buiten beschouwing latend – thuis in een rubriek met ‘Vakpublicaties’. Dat geldt niet voor de twee stukken die nog overblijven: het zijn weer redactionele introducties bij speciale afleveringen van De Gids, die opnieuw niet getiteld zijn zoals Otterspeer aangeeft. In de titel van die voorpublicatie ontbreekt overigens een letter, en in die van een van de columns een woord. Een van de inleidingen op speciale nummers van De Gids noemt Otterspeer ‘Herman Franke’, en dat komt omdat die speciale aflevering aan de kort daarvoor overleden schrijver is gewijd. In de publicatielijst wordt dit ‘artikel’ gevolgd door een andere stuk over Franke, dat volgens Otterspeer in de Volkskrant is verschenen. Maar dat is niet zo, het staat, u raadt het al, niet in Arabian Humanities, ook niet in De Gids, maar wel in Vrij Nederland.

Nu zou ik dit allemaal kunnen melden aan de Universiteit Leiden, idealiter als integriteitsklacht, want het gaat hier tenslotte om ernstige misleiding: doen alsof je regelmatig in een wetenschappelijk tijdschrift van aanzien publiceert, terwijl het allemaal stukjes zijn, flutstukjes ook nog vaak, die je publiceert in het tijdschrift waar je het bestuur zit, waar dus geen peer review aan te pas komt. Zo’n integriteitsklacht zou niet in behandeling worden genomen, en als hij dat wel werd, zou hij ongegrond worden verklaard. Ik weet een beetje hoe dat daar werkt. De uitleg van Leiden zou zijn: ach, domme vergissing, secretaresse, weet u wel, of iemand van de PR-afdeling, die hebben allemaal een opleiding publieksgeschiedenis gevolgd, en dan weet je het wel, en bovendien: die Otterspeer is al met pensioen, die houdt zijn medewerkerspagina niet meer bij, en toen hij nog niet met pensioen was deed hij het ook al niet. Maar, zou ik dan weer kunnen zeggen: bijna alles dat wél in deze publicatielijst staat is van vóór het afscheid van de professor, dus toen hij zijn pagina nog wel moest bijhouden, en alles wat weggelaten is ook. Bovendien dragen de onnauwkeurigheden alle sporen van het de gebruikelijke manier van werken van Otterspeer, die in mijn ongeautoriseerde biografie vanzelfsprekend uitvoerig gedocumenteerd zal worden.

Leg het maar eens uit allemaal, Universiteit Leiden.

De titel van dit stuk moet ík nog even uitleggen. De eerdere afleveringen van het feuilleton, met Otterspeer als vaste speler, staan op dit blog, en nog een paar stukken meer (zie de links hieronder). Het tweede deel verwijst naar een titel in de publicatielijst van Otterspeer: ‘De geschiedenis van de hisotriografie’. Ik weet niet wat dat laatste woord betekent, maar de professor zal het wel hebben uitgelegd in een artikel in Arabian Humanities dat hij vergeten is op te nemen in zijn publicatielijst.

https://jangielkens.blogspot.com/2017/11/leidsepuinhoop-leiden-12-november-2017.html

https://jangielkens.blogspot.com/2017/11/leidse-puinhoop-2-verleden-week-haalde.html

https://jangielkens.blogspot.com/2017/12/leidsepuinhoop-vervolg-de-aandacht-voor.html

https://jangielkens.blogspot.com/2018/01/leidsepuinhoop-nog-een-vervolg-i-know.html

https://jangielkens.blogspot.com/2018/02/leidsepuinhoop-9-het-vullen-van-dit.html

https://jangielkens.blogspot.com/2018/06/en-het-aquaduct.html

https://jangielkens.blogspot.com/2016/05/anders2-even-iets-tussendoor-maar-meer.html

https://jangielkens.blogspot.com/2016/05/denoot-2010-er-stond-weer-eens.html

https://jangielkens.blogspot.com/2016/05/anders-4-inmijn-artikel-het-staat-er.html

https://jangielkens.blogspot.com/2016/11/degeheime-relatie-van-willem-frederik.html

https://jangielkens.blogspot.com/2017/03/het-staat-er-echt.html

https://jangielkens.blogspot.com/2017/05/danheb-ik-zelfs-deze-woorden-niet.html

https://jangielkens.blogspot.com/2019/06/alsosprach-de-biograaf-ik-kom-nog-even.html