zaterdag 24 december 2016

Toon, Max en Eppo

Toon Hermans is veel te zien en te horen op het moment vanwege zijn honderdste verjaardag. Dat is mooi, want ik was ooit - eind jaren zestig, begin jaren zeventig – zo gelukkig om twee keer een voorstelling van hem te zien. Als middelbare scholier nog, of als student, in elk geval beide keren in de Stadsschouwburg in Heerlen. Ik weet zeker dat ik Hermans’ humor toen ook al goed kon pruimen, anders was ik natuurlijk niet gegaan, maar hoe zit dat met andere humor? Vond ik toen bijvoorbeeld Max Tailleur ook grappig?

Nu in elk geval niet meer. Dat constateerde ik toen ik de afgelopen weken door omstandigheden, maar geheel vrijwillig, een groot deel van het moppenoeuvre van Tailleur tot mij nam. Ik heb niet één keer gelachen. De ene humor is houdbaar, de andere niet, concludeer ik dan maar, met mijzelf als maatstaf. Waarom de humor van Max Tailleur voor mij niet houdbaar is schrijf ik misschien nog wel eens op.

Ooit hoorden de humoren van de leeftijdgenoten Hermans en Tailleur – die van 1909 was – meer bij elkaar dan ik me nu kan voorstellen. Ze kwamen elkaar in de naoorlogse cabaret-en variétéwereld vaak tegen, dat concludeer ik uit de krantenberichten die ik via delpher.nl vind. Een van die berichten is dit, uit het Nieuwsblad van het Noorden van 7 oktober 1970, uit de tijd dus dat ik Toon zag optreden:
Ik vond de foto met bijschrift via de zoektermen die geel gemarkeerd zijn: Max Tailleur, Toon Hermans en Eppo Doeve, en ik had een reden voor die zoektermen. Ik kocht namelijk een tijd geleden een partij boeken uit het bezit van Eppo Doeve (1907-1981), vooral bewijsexemplaren van zijn eigen werk. En daarbij zat ook een stapel door Doeve geïllustreerde moppenboeken van Tailleur. En daarbij weer een paar exemplaren van het eerste ‘playboek’ van Tailleur: langwerpige boeken met een gaatje en een touwtje die je op de wc kon hangen zodat je iets te doen had bij een wat langer oponthoud daar. Volgens een ander krantenbericht gebruikte Toon Hermans die term ‘playboek’ in zijn toespraak bij de presentatie.

In de partij Doeve-boeken zitten ook de twee onderstaande, door de betrokkenen gesigneerde exemplaren. Vraag me niet waarom Doeve er twee in zijn bezit had. Misschien kreeg mevrouw Doeve er ook een.

Alweer een brief van één uit het volk [1994]


Als hij er nog zou zijn, zou hij ze dezer dagen in grote hoeveelheden hebben gekregen: brieven met een aanhef als: ‘U zult wel denken, alweer een brief van één uit het volk.’ Joop den Uyl werd op 9 augustus 1919 geboren, morgen zou hij zijn vijfenzeventigste verjaardag hebben gevierd. In de inventaris van het archief-Den Uyl, dat zich op het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam bevindt, staan de (met toestemming vooraf toegankelijke) nummers 260 tot 282 opgevoerd als ‘Ingekomen brieven van tegenstanders en aanhangers en uitnodigingen. Met doorslagen van fractiemedewerkers en fractieleden. 1978-1987’. Ze betreffen de periode van na de val van het kabinet-Den Uyl in december 1977 tot aan Den Uyls dood in december 1987, van die eindeloze aanloop dus naar het tweede kabinet-Den Uyl.

In augustus 1894 werd de Sociaal-Democratische Arbeiders-Partij (sdap) opgericht. Honderd jaar sociaaldemocratie betekent ook honderd jaar socialistenhaat en honderd jaar tegenstand tegen de sociaaldemocratie. Met die twee jubilea op de achtergrond hadden daarom vooral de brieven van tegenstanders in de archief nummers die ik kon doorbladeren mijn aandacht. In mijn achterhoofd zat daarbij voortdurend de stem van mijn vader, een met kvp en cda geïmpregneerde middenstander uit de oostelijke mijnstreek. Hij schold graag op Den Uyl, maar hij schreef geen brieven aan die bron van alle kwaad. Anderen deden dat wel.

Vooral in het begin van de oppositieperiode na 1977 treedt Den Uyl zoveel op de voorgrond dat hij het een en ander te verduren krijgt. Brieven hebben een aanhef als ‘Den Uyl, oppositie- en klerelijder’ en dan een inhoud als deze: ‘Naar ik heb vernomen staat u te trappelen om weer minister-president te worden. Het is niet te hopen voor land en volk want u hebt er een geweldige puinhoop van gemaakt.’ De afzender is vaak, na hoogst actueel en in vijftien jaar nauwelijks veranderd geargumenteer over buitenlanders, woningen en kinderbijslag, ‘Een Nederlander’. Als de kruisraketten in de actualiteit zijn valt het woord landverrader nogal eens, ook is Den Uyl een ‘rooie klootzak’, een ‘schijnheilige hond’, een ‘onfatsoenlijke brulaap’ of een ‘Nare vervelende smerige opschepperige communistenknecht’.

Echte dreigbrieven zijn er ook. De ‘Verzetgroep N.-Holland’ meldt als nieuwjaarsgroet voor 1980 dat ze oud-verzetsstrijders zijn en dat ze hun wapens uit het vet hebben gehaald. De ‘Nieuwe Partij voor Bescherming van Volksverlakkerij’ schrijft met veel spelfouten dat: ‘Wat aldo morro en zoveel anderen is overkomen dat zou U ook wel eens kunnen overkomen.’ Ook een hakenkruis duikt hier en daar op. Het spreekt vanzelf dat deze brieven meestal anoniem zijn, maar er is ook iemand die met naam, adres en telefoonnummer het volgende meldt aan de ondanks alles ‘Geachte heer Den Uyl’: ‘Indien u uw leven wilt leiden/lijden zoals u verkiest, geef ik u in overweging om vóór donderdag 24 januari a.s. al uw funkties in de politiek neer te leggen.’

Joop den Uyl en zijn medewerkers antwoordden, zoals de bij de correspondentie gevoegde antwoordbrieven laten zien, op alle brieven waarop een antwoord mogelijk was. Bij brieven die instemming betuigden, bij felicitaties, bij verzoeken om spreekbeurten, foto’s met handtekeningen en bijdragen aan boeken, waar veel van de gemengde correspondentie over gaat, was dat antwoorden niet zo’n probleem. Dat was het ongetwijfeld wel bij verreweg het interessantste gedeelte van de correspondentie, namelijk de brieven van onbezoldigde filosofen, dwalenden, psychiatrische patiënten, verwarden van geest – ik zal ze ongenuanceerd en kortheidshalve maar gekken noemen. Zij geven hun vertrouwen aan de fractievoorzitter van de Partij van de Arbeid als ze waarschijnlijk al aan de koningin en de minister-president hebben geschreven en als alle familieleden, Riaggs en therapeuten allang niet meer kunnen en willen helpen. Ze leggen hun levensverhalen, problemen en ziektegeschiedenissen voor aan iemand die ook niet meer kan doen dan vriendelijk terugschrijven (‘Ik overzie de problematiek niet in die mate dat ik u van advies zou kunnen dienen’) en doorverwijzen naar bijvoorbeeld de Ombudsman.

Maar de al dan niet prettig gestoorde brieven zijn vaak mooier dan alle steunbetuigingen, dreig- en scheldbrieven bij elkaar, die zo vol zijn van inhoud, mening, bedoeling en berekening. Dat allemaal ontbreekt in deze brieven en daarmee ook meestal de grammatica en de logica. Wat overblijft is oprecht gemeende taal. ‘Ik laat van deze brief een fotocopie maken, die ik gelijktijdig naar de wereldpers stuur’, schrijft een filosoof aan het begin van een brief van vijfendertig kantjes, een andere weet aan het eind van zijn lange brief: ‘Het is blijkbaar daverende onzin.’ Aan het eind van een brief die heel gezellig en met een verwijzing naar een televisieprogramma begint (‘“Hallo meneer Den Uyl”. Mijn vriendin kwam dus helemaal niet voor de televisie en hoe dat verder zit weet ik ook niet’), ruikt de schrijfster onraad: ‘Als u mij echt niet kent en echt nergens vanaf weet, wilt u dan echt niet reageren? Ik zie u daar namelijk wel voor aan. Uit zorg. Maar dan is het echt beter dat u dat niet doet.’

Sommige brieven beginnen verraderlijk, zoals een brief uit 1980 aan ‘Geachte partijgenoten’: ‘De komende verkiezingen zal mijn stem niet uitgaan naar uw partij omdat ik de mening ben toegedaan dat uw leider de heer den Uyl niet serieus staat ten aanzien van de volgende onderwerpen: A. de vaderlandse economie, B. werkloosheid, C. veiligheid en criminaliteit, D. het abortusvraagstuk.’ Maar dan gaat de schrijver verder met zijn opsomming: ‘E. een kiezer, F. een nint […]). Bovendien wekt Uw leider bij mij de indruk dat hij de Negende Symphonie van Ludwig van Beethoven beoordeelt als kattepis.’ Ook bij briefschrijvers die je zo op het eerste gezicht tamelijk normaal moet noemen, heerst soms verwarring. ‘Aan de weled. hr. voorzitter der fractie partij van de arbeid’, schrijft een Rotterdammer die niet van hoofdletters houdt, om deze fractievoorzitter vervolgens aan te spreken met ‘zeer geachte heer bolkenstein’.

Eerder, op 8 augustus 1994, gepubliceerd in NRC Handelsblad (Achterpagina), en hier marginaal redactioneel gecorrigeerd. Bij het artikel stond indertijd een portretfoto van Den Uyl door Vincent Mentzel.

maandag 19 december 2016

Het is weer tijd voor de Kerstpuzzel!


Laten we de mensen eens wat vrolijk vertier bezorgen – iets dergelijks zullen ze in het najaar van 1940 bij de redactie van het veelgelezen geïllustreerde weekblad Het leven hebben gedacht. Het land is wel bezet, maar Het leven gaat gewoon door. Toch ademt de dubbele ‘Kerstpuzzle 1940’ die als bijlage bij het weekblad verscheen niets van bezetting en Kerstmis als Germaanse traditie, zoals je zou kunnen verwachten.

Ik zou zeggen: ga lekker aan de slag. Printen, knippen, wat denk- en zoekwerk, en klaar is Kees. De termijn voor inzendingen is verstreken, maar wat maakt het uit. Voor de prijswinnende puzzelaar van 1940/1941 wachtte overigens een vette beloning: 250 gulden, en die zijn koopkrachtmatig nu ruim € 1750 waard (bron: http://www.iisg.nl/hpw/calculate2-nl.php). De moeilijkheidsgraad van deze puzzel was dan ook blijkbaar zo dat de redactie van Het Leven dacht dat ruim twee maanden denktijd redelijk was: oplossingen konden tot 1 maart 1941 worden ingestuurd.

zondag 18 december 2016

De papieren cirkel [2009]


Het overkomt altijd anderen, en in dit geval is dat ook zo, maar toch weer niet helemaal. Op 26 november 2009 ging het gebouw van City Box in Amsterdam-Noord helemaal in vlammen op. Negenhonderd mensen verloren hun spullen, en onder hen was collega H., die in een box zijn verzameling populaire lectuur, pulp, realistische romans, de onderkant van de boekenmarkt kortom, had opgeslagen.

Dat is een cultureel rampje, want de meeste van deze – duizenden – boeken, zijn zeldzaam, veel zeldzamer dan, wat zullen we eens noemen, een eerste druk van On the Origin of Species van Darwin. Deze boeken werden nooit via officiële kanalen verspreid, vaak werden ze onder de toonbank verkocht of, als het onderwerp wat onschuldiger was, als bijlage van geïllustreerde tijdschriften. Ze zijn nooit bewaard door bibliotheken en ze worden zelden serieus genomen in het tweedehandsboekencircuit. Wie ze wil vinden moet er oog voor hebben en veel rommelmarkten en kringloopwinkels bezoeken. En als je ze vindt moet je ze ook kopen, want de kans dat je zo’n boek nog een keer tegenkomt is klein. En omdat dat zo is, zocht ik jarenlang mee voor collega H. Veel van de boeken waren dus gevoelsmatig ook een beetje van mij.

Collega H. verzamelde deze boeken om het fenomeen populaire lectuur etc. gestructureerd in kaart te brengen en er uiteindelijk iets wetenschappelijks over te publiceren. De meeste boeken heeft hij wel geregistreerd, maar beschrijvingen alleen zijn niet genoeg. Het uiterlijk van deze boeken vertelt hele verhalen over herkomst, productie, enzovoort. Nu moet er weer een nieuwe collectie worden opgebouwd. En die collectie zal dus heel anders zijn dan de verbrande. Zal ik mijn eerste donatie dan maar doen? De kans dat ik te horen krijg: die heb ik al, is helaas nog veel kleiner geworden.

Eerder, op 30 november 2009, gepubliceerd op www.textualscholarship.nl en hier minimaal redactioneel veranderd.

Handgeschreven [2009]


In 1984 ruimde ik de bibliotheek op van de in dat jaar overleden Scandinaviste en vertaalster Saskia Ferwerda. Ze had een huis vol boeken, de helft ervan had betrekking op haar specialisme. Deze Scandinavische bibliotheek werd door de familie geschonken aan de universiteitsbibliotheek in Utrecht, maar die zat met de boeken in haar maag. De boeken belandden in de kelder van een pand aan het Lucas Bolwerk en bleven daar totdat dat pand een andere bestemming kreeg en leeg moest.

Niemand bleek zich voor de boeken verantwoordelijk te voelen en ze belandden in een container, waar ze in brand werden gestoken. De rest van de boeken had een beter lot: ze werden verkocht om er een Scandinavisch boekenreeksje van te financieren, en dat gebeurde tot het geld op was. Uit de niet-Scandinavische bibliotheek schonk ik later een aantal boeken met opdracht aan het Letterkundig Museum, zoals een bundel van Benno Barnard, die in Utrecht de buurjongen van Saskia Ferwerda was geweest. Gesigneerde bundels, brieven en Sinterklaasgedichten van de nu vergeten christelijke dichteres Tony de Ridder zaten er ook bij, net als een briefkaartje van Nobelprijswinnares Selma Lagerlöf, bij wie Saskia Ferwerda in Zweden op bezoek was geweest.

Een van de gesigneerde bundels was van de minor poet Freek van Leeuwen (1905-1968), die via de sociaaldemocratie bij het schrijverscollectief Links Richten was terechtgekomen en die later naar zijn christelijke roots zou terugkeren. Bij Van Leeuwens vijftigste verjaardag in februari 1955 verscheen bij De Beuk in Amsterdam de poëziebundel Rood en wit, een bloemlezing uit oud en nieuw werk onder redactie van Wim J. Simons. Op het schutblad van het exemplaar van Saskia Ferwerda stond een handgeschreven gedicht:
In 2002 vond ik bij De Slegte in Den Haag nog een exemplaar van Rood en wit, en op het schutblad stond een handgeschreven gedicht van de auteur. Het was hetzelfde gedicht als in de bundel van Saskia Ferwerda, zo herinnerde ik me, dus ik dacht: het LM heeft mijn cadeau verpatst. Ik dus een misschien wat al te boos briefje naar het LM gestuurd, waarop toenmalig directeur Anton Korteweg netjes en per omgaande antwoordde met de mededeling dat het boek dat ik indertijd had geschonken gewoon in de collectie van het museum zat. Een meegestuurde fotokopie bewees dat. Maar die kopie bewees ook dat mijn gedachte helemaal niet zo vreemd was:
En nu, nu ik over deze curieuze zaak wil schrijven, kijk ik eens wat rond op internet en vind er nog een: bij antiquariaat Fokas Holthuis in Den Haag:


Hoeveel van dit soort exemplaren zou Freek van Leeuwen hebben zitten pennen met zijn ballpoint?

Eerder, op 15 december 2009, gepubliceerd op www.textualscholarship.nl.