vrijdag 21 september 2018

Code rood


Interessant redactioneel commentaar in NRC Handelsblad van 16 september 2018 over de nieuwe ‘Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit’, die de Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten (VSNU) heeft gepubliceerd. Een paar dagen eerder stond in dezelfde krant al een uitgebreider artikel over deze nieuwe code, met als meest in het oog springende maar mij niet verrassende conclusie na een rondje langs het wetenschappelijke veld dat minder dan 5 procent van de ondervraagden die code ooit heeft gelezen. De strekking van het redactioneel commentaar is: is het niet vreemd dat we zo’n code nodig hebben, het spreekt toch vanzelf dat wetenschappers netjes werken, hun bronnen melden, niet plagiëren en verzinnen, etcetera, etcetera. Maar dat doen wel degelijk, en daarom is zo’n code nodig, dat vindt ook het commentaar.

‘Niemand zal tegen de in de vernieuwde code voor wetenschappelijke onderzoek samengebalde goede bedoelingen zijn,’ stelt het NRC-commentaar, maar ik vrees dat het daar geen gelijk in heeft. Ik ken in elk geval iemand, een emeritus-hoogleraar en biograaf wiens naam ik zo weinig mogelijk noem, die ooit de tot nu toe gehanteerde code ‘een amalgaam van open deuren en ongefundeerde uitspraken’ noemde. Hij behoorde, zo bleek uit het artikel, tot de minder dan 5 procent van hierboven die de code ooit had gelezen, en dat gold ook, hij zegt het zelf in hetzelfde artikel uit 2016, voor het promotiereglement van zijn universiteit. Een hoogleraar dus die jarenlang mensen laat promoveren zonder het promotiereglement te kennen! Dezelfde hoogleraar overigens, die een jaar later datzelfde promotiereglement met steun van de universiteitsleiding opzij zette om iemand te laten promoveren.

De betreffende hoogleraar kon zo minachtend over de codes en reglementen doen omdat hij wist dat hem niets kon overkomen. Ook al deed hij zo ongeveer alles wat volgens de code niet mag, hij had altijd de steun van zijn vrienden in de universiteitstop, ook al werd er geprotesteerd en geklaagd. Het werkte ongeveer zoals in de katholieke kerk: de interne rechtspraak deed wat van haar verwacht werd, namelijk onder alle omstandigheden de goede naam van de universiteit beschermen. Die rechtspraak, de integriteitscommissie, wordt bevolkt door hoogleraren, en er zitten uiteraard ook juristen bij, die de integriteitscode niet alleen moeten kennen maar hem ook uitvoeren. Het was mooi geweest als de nieuwe code een oplossing voor dit probleem had bedacht, bijvoorbeeld door bij elke klacht iemand van buiten de eigen universiteit onderdeel te laten zijn van de klachtenbehandeling. Ook de in de code voorziene ‘second opinion’ van het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit is namelijk niet per definitie onafhankelijk, terwijl dat wel wordt gepretendeerd.

Het gebrek aan belangstelling ook van universiteiten voor de gedragscode blijkt als we naar de website van de Universiteit Leiden gaan. Op de pagina van de Leidse vertrouwenspersoon voor wetenschappelijke integriteit, die eerder zelf verklaarde kwesties die haar functie aangaan alleen in de krant te volgen, staat een link naar de oude code. Ook op de Leidse universitaire pagina over wetenschappelijke integriteit staat een link naar de ‘Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit’. Het resultaat van die link is dit:




woensdag 12 september 2018


Een vissersscheepje als oorlogsmonument [1995]

Laat ik hem maar eens Ard noemen. Hij komt voor, zonder bij naam te worden genoemd, in Auke Koks boek De verrader. Leven en dood van Anton van der Waals. Deze meesterverrader bracht honderden mensen in moeilijkheden, in het gevang, in het concentratiekamp of in het graf. De Ard over wie het hier gaat behoorde tot de vele slachtoffers van Van der Waals.
          Ard was een van de, zoals ze in het boek worden genoemd, medewerkers van de sociaaldemocratische leider Koos Vorrink, die met zijn Nationaal Comité probeerde leiding te geven aan het verzet tegen de Duitse bezetter. De Vlissingse dokterszoon had op de zeevaartschool gezeten. Via de broer van zijn aanstaande schoonvader, de Fokker-directeur Co van Tijen, was hij bij de activiteiten van het Nationaal Comité betrokken geraakt. Op 29 maart 1943, een paar dagen voor zijn tweeëntwintigste verjaardag, werd Ard in Den Haag gearresteerd in het kader van het meesterstuk van Van der Waals, het Englandspiel. Hij werd gevangengezet in Haaren, samen met Co van Tijen en Koos Vorrink, die een paar dagen later in de val waren gelokt. In september 1944, na Dolle Dinsdag, volgde de overplaatsing naar het concentratiekamp Sachsenhausen.
          Volgens het boek van Kok kregen Vorrink en zijn medewerkers daar een ‘bijzondere’ behandeling, in tegenstelling tot andere slachtoffers van Van der Waals, die hun gevangenschap vaak met de dood moesten bekopen. De suggestie wordt gewekt dat het leven voor Vorrink en de zijnen in het kamp wel meeviel. Maar ik ken het verhaal van Ard, zoals hij het vertelde en voor zijn familie en zijn vrienden opschreef. De bijzondere behandeling beschermde niet tegen honger en niet tegen tbc. De bijzondere behandeling hielp ook niet toen op 21 april 1945 de dodenmars begon, die de dertigduizend gevangenen van Sachsenhausen die nog konden lopen naar de kust moest brengen. Daar zouden ze op schepen worden geladen, die vervolgens tot zinken moesten worden gebracht. Zover kwam het niet. In het bos van Below eindigde de tocht, voor velen in de dood, voor anderen, zoals voor Ard, in uitgeput wakker worden in een stapel lijken. Dankzij de hulp van bewoners van een boerderij in de buurt kon Ard op adem en op krachten komen en de komst van de bevrijdende Russen afwachten.
          Ard is afgelopen zomer overleden. Vanuit zijn sterfbed kon hij zijn eigen, zelfgemaakte oorlogsmonument zien: de Jeishelime. Samen met zijn celgenoot Co van Tijen, net als Ard een geboren zeiler, had hij in de gevangenis in Haaren in mei 1944 een model van een vissersboot, een Zeeuwse hoogaars, gemaakt. Ze gebruikten wat ze hadden, organiseerden een paperclip, wat spelden, een zakdoek, garen en lijm. Bij een bezoek aan de gevangenis mocht de verloofde van Ard de boot meenemen. Die verloofde heette Jet, en zo kwam het schip ook aan zijn naam: Jeishelime – Je-is-he-li-me: Jet is het liefste meisje.
Eerder, op 27 april 1995, gepubliceerd in de rubriek Achterpagina van NRC Handelsblad en hier ongewijzigd overgenomen. Bij het artikel stond een foto die Freddy Rikken van de Jeishelime maakte. Die foto is hier vervangen door een recente. Met dank aan Remmert Wolters.

dinsdag 11 september 2018

Mijn Kampfen

Zal ik ook eens iets over Mein Kampf zeggen? Ik bezit een klein rijtje exemplaren, de nieuwe Nederlandse vertaling heeft nog geen plannen zich daarbij aan te sluiten, en de Duitse wetenschappelijke had dat ook niet. Ik lees dat de akelige ideeën die het boek bevat in eigentijds Nederlands zijn overgezet door een amateurvertaler, ik hoor ook een wetenschapper zeggen dat voetnoten maar lastig zijn in wetenschappelijke edities en toch niet gelezen worden.
Mijn vijf uitgaven van Mein Kampf zijn in de loop van de jaren in mijn boekenkast terechtgekomen. Ik koop wel eens partijen boeken op, en daar zaten deze allemaal bij. De tweedelige Duitse uit 1933 zat ergens in een van de 44 dozen die ik voor een paar tientjes op een boedelveiling kocht. De herdruk uit 1982 van de Nederlandse vertaling door Steven Barends uit 1939 (het boek met die gave en lege witte rug) vond ik begraven in een van de vele bananendozen met de ca. 700 exemplaren van een boek dat het zelfs in de ramsj niet had gered. De boekhandelaar had het daar wellicht verstopt opdat het niet gevonden werd door de Mein Kampf-opsporingseenheid van het Ministerie van Justitie.

Mijn originele Mijn kamp-exemplaar is een tweede druk en komt uit de bibliotheek van een bibliothecaris. De twee overblijvende Duitse uitgaven zijn zoveelste drukken uit 1943. Een van de twee bevat een gedicht van een vader, denk ik, aan een zoon uit datzelfde jaar 1943. Zoon Koos is 17, dat weet ik omdat ik de herkomst van het boek ken. De datum van het gedicht is 5 december, en ik neem dus maar even aan dat het hier gaat om een stichtelijk Sinterklaascadeau. Het vers gaat als volgt:

    In dit geschrift vind je beschreven
    Het stelsel waarnaar hij wil leven,
    Die gansch Europa heeft gebracht
    In zijn ontembren, ijz’ren macht,
    En door zijn tyrannie en dwang
    Zoo menigeen maakt klein en bang.
    Van vrije menschen slaven maakt,
    Die zijn gegeven woord verzaakt,
    Die enkel vraagt naar zijn begeert’
    Door geen scrupule wordt gekeerd.
    Mein Kampf, mijn strijd is ’t hoogste goed
    Waar alles zich naar richten moet.
    Geen enkel hooger ideaal
    Stelt aan zijn driften perk en paal
    En mensch en ding heeft enkel waarde
    Zoover ’t hem nuttig is op aarde.
    Dit alles leidt tot het pure niets
    Waarbij een mensch zijn ziel verliest.
    O Koos, dat weet jij wonderwel
    Maar blijve het niet bij hersenspel
    Richt gansch je leven naar het woord
    Dat j’als critiek op dit boek hoort.
    Wees open, eerlijk, recht door zee,
    Je ja zij ja, je nee zij nee.
    Wees trouw aan wat je hebt beloofd,
    Wees warm van hart, en koel van hoofd.
    Dan word je een mensch, die velen kan
    Ten zegen zijn; dan word je een ‘man’.

Dat is dus best een heftig Sinterklaasgeschenk, en niet ongevaarlijk ook, maar gelukkig vond Koos voor dit verzetsdocument een goede schuilplaats, mocht er ongevraagd bezoek komen: hij liet het gewoon in het boek zitten.