vrijdag 1 september 2023

Vet

Een jaar geleden liep het Willem Frederik Hermansjaar op zijn eind. Op 1 september 2021 was het honderd jaar geleden dat Hermans werd geboren, precies een jaar later, op 1 september 2022, werd het 24ste en laatste deel van de VolledigeWerken van de – ik kan het weten want ik heb al die 24 delen gelezen – belangrijkste Nederlandstalige schrijver van de 20ste eeuw gepresenteerd in de Nieuwe Kerk in Amsterdam.

De website neerlandistiek punt nl deed mee aan de feestelijkheden: ze vroegen elke week van het Hermans-jaar ‘een schrijver, een letterkundige, of een liefhebber’ zeven favoriete citaten aan te leveren. ‘Samen geven [de citaten] een beeld van het werk van deze twintigste-eeuwse auteur’ zegt de introductie van het citatenjaar, en dat is zeker waar, ze gaven een beeld, maar de vraag is natuurlijk of ze een goed beeld gaven. Veel van de deelnemers deden hun best om met hun kennis van of hun liefde voor het werk van Hermans mooie citaten te presenteren, maar een paar ook helemaal niet. Ik wijdde op mijn blog een paar stukken aan bijvoorbeeld Abdelkader Benali, Barber van der Pol en YvesPetry, die, alsof ze tegen betaling aan het schnabbelen waren, hun – meestal corrupte – citaten van tegeltjeswijshedenwebsites plukten. Neerlandistiek punt nl deed ook een duit in het zakje door alle citaten in een digitaal keurslijf te stoppen dat elke alinea-indeling en wat dies meer zij uit Hermans’ citaten verdonkeremaande. Nadat ik ze, toen mijn eerste citaat op die manier verminkt werd, daarop had gewezen, corrigeerden ze dat, maar verder staken ze hun middelvinger op door niets te veranderen.

Een al geschreven blog over de ergste bijdrage publiceerde ik een jaar geleden niet, vooral omdat nauwelijks iemand belangrijk leek te vinden wat ik aan de orde stelde. Terwijl het stuk dat ik niet publiceerde eigenlijk ging over het dieptepunt van het hele Hermans-citatenjaar: de bijdrage van de taalkundige Roland de Bonth, onderzoeker op het Instituut voor de Nederlandse Taal in Nijmegen, die van vrijdag 29 juli t/m donderdag 4 augustus 2022 zeven tekstfragmenten presenteerde waarin een woord vet was gezet. Het leek alsof de citaten daarop waren uitgekozen, maar Hermans heeft, als ik me de inhoud van die 24 delen goed herinner, nooit een woord vet laten zetten. Het was even zoeken naar de uitleg van die vet gezette woorden, die gegeven bleek bij het begin van de citatenweek van De Bonth.

In feite heeft, wat we al dachten, Hermans geen van de vet weergegeven woorden met vette letters of anderszins geaccentueerd, en ook Roland de Bonth deed dat niet. Het zit zo: ‘In 2021 publiceerde hij het (online) gelegenheidswoordenboekje Woorden van W.F. Hermans. De zeven gekozen citaten zijn daaruit afkomstig.’ Via de gegeven link komen we in dat ‘(online) gelegenheidswoordenboekje’ op de website van het Instituut voor Nederlandse Taal, en daar zien we de zeven Hermans-citaten met vet gezette woorden en nog, als ik het goed geteld heb, 36 andere. Woorden van W.F. Hermans bevat namelijk ‘alle trefwoorden uit het Woordenboek der Nederlandsche Taal (wnt), waarbij citaten uit het werk van Hermans zijn opgenomen. […] / Elk trefwoord bevat een link naar de onlineversie van het wnt. Na elk trefwoord volgt de definitie ervan in de betekenis die Hermans heeft gebruikt én het bijbehorende citaat uit het wnt.’

We kunnen daar ook nog lezen: ‘Met dit woordenboekje hoopt het Instituut voor de Nederlandse Taal in dit jubileumjaar het werk van Hermans levend te houden.’ Het is de vraag of dat ook lukt met citaten als dit:

O. (lag) op de grond … E (hurkte) naast O. ’s hoofd … Hij rook naar viooltjes,’

Deze tekst – want het woord ‘citaat’ is hier nauwelijks nog van toepassing – is niet een van de zeven citaten die De Bonth als zijn favoriete Hermans-citaten presenteerde, maar hij had het natuurlijk wel kunnen zijn.

Roland de Bonth heeft dus geen citaten uit het werk van Hermans gekozen, maar voor de gelegenheid knippend en plakkend een keuze gemaakt uit het ‘(online) gelegenheidswoordenboekje’, dat hij had samengesteld door knippend en plakkend de keuze over te nemen die de medewerkers van het wnt al maakten uit het werk van Hermans. Heeft De Bonth er toch nog een beetje werk in gestoken? Nee, eigenlijk niet. Bij het maken van het ‘(online) gelegenheidswoordenboekje’ werd er een klein beetje redactioneel veranderd aan de notatie van de bronnen, en bij de overname op neerlandistiek punt nl gebeurde dat andermaal. Terwijl enige controle toch wel handig was geweest.

Misschien moet ik tussendoor even uitleggen waarom ik dat ‘(online) gelegenheidswoordenboekje’ telkens tussen aanhalingstekens zet. Dat is omdat ik altijd moeite heb met het gebruik van het woord ‘boek’ voor de digitale weergave van teksten. In het dagelijks leven lees ik ook wel eens een ‘boek’ met de e-reader, maar in een wetenschappelijke omgeving moet je wat voorzichtiger zijn. Vreemder nog is het gebruikte verkleinwoord, want wat is ‘klein’ en ‘groot’ of ‘dun’ en ‘dik’ in een digitale omgeving? Op mijn telefoon is Woorden van W.F. Hermans inderdaad een stuk kleiner dan op mijn laptop, maar het woord ‘gelegenheidsboekje’ verandert op dat andere medium niet in ‘gelegenheidswoordenboek’. En, beste lezer, als ik toch bezig ben, eigenlijk staan er in Woorden van W.F. Hermans geen woorden van W.F. Hermans, ze zijn allemaal van Willem Frederik Hermans. Kijk maar op de titelpagina’s van de in Woorden van W.F. Hermans geciteerde boeken.

Terug naar de zeven Hermans-citaten dan die Roland de Bonth tussen vrijdag 29 juli t/m donderdag 4 augustus 2022 uitzocht. Die met de viooltjes van hierboven zit er niet bij, maar daar kom ik er nog op terug.

Aan het citaat van 29 juli 2022 is meteen te zien dat het zo niet bij Hermans kan hebben gestaan. De liggende strepen zijn dialoogtekens en die staan bij Hermans aan het begin van een nieuwe alinea. Er zijn dus opnieuw alinea’s aan elkaar geplakt, zoals dat het hele Hermans-citatenjaar al gebeurde. Maar in dit geval hoefde het samenvoegprogramma van neerlandistiek punt nl niets te doen, want De Bonth had het citaat zo aangeleverd, nadat hij het eerder zo uit het wnt had gehaald. Curieus is dat een taalkundige niet aan het denken wordt gezet door die liggende strepen, die op deze manier veranderen van dialoogtekens in gedachtestreepjes.

Zo staat het citaat in deel 3 (2010) van de Volledige Werken, p. 60:

‘[…]
     Osewoudt haalde de foto weer tevoorschijn en legde hem achterstevoren voor haar neer. Zij zocht in haar tas, toen kwam er een schrijfinstrument tevoorschijn dat hem in verbazing bracht. Het leek op een vulpotlood, maar het schrift dat het voortbracht, zag eruit of het met inkt was geschreven.
     – Wat is dat voor een ding? Hij griste het uit haar hand. Aan de spits toelopende uiteinde merkte hij een klein kogeltje op.
     – Dat is een ballpoint. Is dat zo bijzonder?
     – Die dingen bestaan hier niet. Gebruik het nooit meer! De Duitsers hebben dat nog niet uitgevonden. […]’

Een bijkomende vraag zou kunnen zijn: waarom staat er in de versie van wnt en De Bonth ‘het […] uiteinde’ en bij Hermans ‘de […] uiteinde’? Het zou, ook bij De Bonth, bekend moeten zijn dat Hermans een structurele, principële en permanente veranderaar van zijn teksten was, en dat het daarom belangrijk is de goede druk te vermelden. Bij het citaat bij De Bonth en het wnt staat het correcte jaar van verschijnen van de eerste druk van De donkere kamer van Damokles vermeld, die toen, in 1958, nog De donkere kamer van Damocles heette, met een c. Pas in de elfde, in het boek als tiende aangeduide druk uit 1961 werd het ‘Damokles’. Maar als we in de bronnenlijst van het wnt kijken, dan vinden we daar dat ‘De donkere Kamer van Damocles’ van ‘W.F. Hermans’, verkorte titel ‘Donkere Kamer’, dan wel in 1958 verscheen, maar dat de ‘2e herziene druk’ uit 1959, die in feite de eerste herziene druk dan wel de ‘tweede, herziene druk’ was, ‘eveneens geciteerd [is], wellicht ook met datering 1958’. Dat is verrassend onprecies allemaal, terwijl ik toch van woordenboekenmakers de ultieme precieze verwacht. Ook van niet-woordenboekenmakers overigens.

Het citaat dat Roland de Bonth ons op 30 juli 2022 voorschotelt bevat het woord ‘pin-ups’, of eigenlijk ‘“pin-ups”’, tussen aanhalingstekens. Het citaat komt uit een kort essay van Hermans met de titel Fenomenologie van de pin-up girl dat in 1950 afzonderlijk werd gepubliceerd, 32 pagina’s dik. In dat essay komt het woord ‘pin-up’ zo of in allerlei samenstellingen voor, maar slechts twee keer tussen aanhalingstekens. Waarom koos het wnt juist die variant? En, ik verdubbel de vraag: waarom staan in Woorden van W.F. Hermans allebei de citaten met ‘pin-ups’ tussen aanhalingstekens? Omdat ik toch geen antwoorden krijg op deze vragen ga ik nog even door in dit verband: waarom zijn ook ‘pin-upfotograaf’ en ‘pin-upgirl’ aparte lemma’s in Woorden van W.F. Hermans? Soms wil je het antwoord ook gewoon niet horen.

Op sommige vragen die men zou kunnen stellen weet ik het antwoord. Bijvoorbeeld hoe dat zit met de bron bij dit ‘“pin-ups”’-citaat, die ‘Het sadistische universum 1949’ aangeeft. Maar: de essaybundel Het sadistische universum verscheen pas in 1964. Daarin is het eerder afzonderlijk gepubliceerde Fenomenologie van de pin-up girl opgenomen, maar dat boekje verscheen niet in 1949 maar in 1950, het jaartal dat ook in de bronnenlijst van het wnt wordt vermeld. En ik maar denken – ik zeg het nog maar eens – dat woordenboekenmakers pieten, petra’s en petra precies zijn.

Omdat ik nu al langer met dit stuk bezig ben dan de medewerkers van het wnt én Roland de Bonth met hun Hermans-citaten, ga ik afronden. Daarvoor ga ik even terug naar het boven vermelde ‘viooltjes’-citaat. Hier is het nog eens:

O. (lag) op de grond … E (hurkte) naast O. ’s hoofd … Hij rook naar viooltjes,’

Haakjes, puntjes, vet. Die Hermans toch. Maar het is, zo weten we intussen, een enigszins ingekorte versie van een tekstpassage van 170 woorden, bijna een pagina lang (namelijk p. 186 van deel 3, 2010, van de Volledige Werken):

‘Toen Obersturmführer Ebernuss binnenkwam, lag Osewoudt op de grond. De boeien moest men hem afgenomen hebben, maar hij wist zelf niet wanneer. Hij hield zijn maag vast met twee handen, er stroomde bloed in zijn ogen uit zijn linkerwenkbrauw die was gescheurd en voortdurend spuwde hij bloed van zijn lippen dat uit zijn neus over zijn mond en kin sijpelde. Hij kon zijn ogen niet meer helemaal openen, maar ook was het te pijnlijk om ze geheel te sluiten. Ebernuss zag hij als een schim heen en weer lopen. Osewoudt dacht: en toch heb ik niets gezegd.
     Ebernuss draaide de bureaulamp uit. Achter de ramen was de lucht niet meer zwart als de nacht. De ochtend begon al aan te breken.
     Toen hurkte Ebernuss naast Osewoudts hoofd en zei:
     – Luister eens naar mij, beste jongen, het is best mogelijk dat jij niet weet waar Elkan is, ik kan mij eigenlijk niet goed voorstellen dat ze je daarvoor zo’n geweldig pak rammel hebben gegeven. Kun je opstaan?
     Hij rook naar viooltjes.’
 
Om even duidelijk te maken hoe absurd deze omgang met een citaat is, geef ik het citaat nog een keer, nu met de woorden die in het wnt en bij De Bonth zijn overgebleven met vette letters geaccentueerd:

‘Toen Obersturmführer Ebernuss binnenkwam, lag Osewoudt op de grond. De boeien moest men hem afgenomen hebben, maar hij wist zelf niet wanneer. Hij hield zijn maag vast met twee handen, er stroomde bloed in zijn ogen uit zijn linkerwenkbrauw die was gescheurd en voortdurend spuwde hij bloed van zijn lippen dat uit zijn neus over zijn mond en kin sijpelde. Hij kon zijn ogen niet meer helemaal openen, maar ook was het te pijnlijk om ze geheel te sluiten. Ebernuss zag hij als een schim heen en weer lopen. Osewoudt dacht: en toch heb ik niets gezegd.
     Ebernuss draaide de bureaulamp uit. Achter de ramen was de lucht niet meer zwart als de nacht. De ochtend begon al aan te breken.
     Toen hurkte Ebernuss naast Osewoudts hoofd en zei:
     – Luister eens naar mij, beste jongen, het is best mogelijk dat jij niet weet waar Elkan is, ik kan mij eigenlijk niet goed voorstellen dat ze je daarvoor zo’n geweldig pak rammel hebben gegeven. Kun je opstaan?
     Hij rook naar viooltjes.’

Die verkorting is al redelijk absurd in het kader van een lemma van een woordenboek, maar om het zonder enige reflectie over te nemen in een publicatie die bedoeld is het werk van een schrijver te propageren, en dan nog een keer, met hetzelfde gebrek aan reflectie, aan te bieden voor een volgende publicatie die ook bedoeld is om die schrijver in het zonnetje te zetten, is beledigend voor alle lezers ervan, en meer nog voor de schrijver.

Bron: Woorden van W.F. Hermans, daar met dit bijschrift: ‘Balpen met logo van het Instituut voor de Nederlandse Taal [foto Roland de Bonth]’.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.