woensdag 5 november 2025

Een diksap van verkenspis. Over een raadselachtig boek

Willem Frederik Hermans (1921-1995) stuurde ooit, wanneer precies is niet bekend, een gestempelde tekst met de titel ‘GEDICHT’* aan zijn Vlaamse collega Gust Gils (1924-2002):

Het zal een bijlage bij een brief zijn geweest, want Hermans en Gils wisselden tussen 1955 en 1984 een groot aantal brieven, die een uitgave meer dan verdienen. Onder de titel ‘GEDICHT’ typte Hermans: ‘(is het eerder gedaan?)’. Ik persoonlijk vermoed van wel: het wachtten is op een standaardwerk over dit soort literaire teksten.

Ik vond een soortgelijke gestempelde tekst, veel langer, vijfenzestig regels namelijk, die, daar wijst alles op, van later datum is dan de tekst van Hermans. Of de tekst van een literaire auteur is weten we niet, maar het is wel, met permissie, een tekst met wat meer literaire ambitie en kwaliteit dan die van Hermans. Hieronder zal ik de tekst in zijn geheel citeren, maar eerst moeten we de bron bekijken en zien of we iets meer te weten kunnen komen.

Die bron is een boek uit een doos met ongesorteerd drukwerk zoals ze bij sommigen van ons af en toe terechtkomen. Aan de blinde band met gemarmerde platten is te zien dat hier geen meesterbinder aan het werk was. De titelpagina vertelt ons dat we hebben te maken met de vierde druk van het De boomteelt of gids bij de openbare leergangen van boomsnoei en dat we, behalve met de vierde druk, te maken hebben met een ‘Gansch omgewerkte nieuwe uitgave’ die ‘met bijzondere zorg [is] opgesteld voor het Lager Onderwijs’  door H.J. Van Hulle, die ’s Rijks hortolanus is ten tijde van het verschijnen van het boek in 1870, en wel bij de uitgeverijen J.B.D. Hemelsoet in Gent en Noordendorp in Amsterdam. Zoeken naar verdere gegevens over uitgevers, drukken etc. laat ik achterwege, ze zijn hier minder relevant.

Tegenover de titelpagina staat de handtekening van de schrijver, een Gentenaar die voluit Hubert Jean van Hulle heette en leefde van 1827 tot 1900. Die handtekening bekrachtigt de gedrukte regel erboven: ‘Geene afdruksels zullen voor echt erkend worden, dan degene die de naamtekening des schrijvers dragen.’ Mijn exemplaar is honderdvijfentwintig jaar na verschijnen ook nog door iemand anders gesigneerd, zij het met een stempel: ‘M. Schoenmakers’. Met dezelfde stempelset dateerde hij of zij haar of zijn activeit ook op het schutblad voorin: ’23 sep 1994’ – ruim na Hermans dus, want die schreef in 1984 zijn laatste brief aan Gust Gils.

De datering van M. Schoenmakers staat onder het eveneens, maar met een andere stempelset, gefabriceerde woord ‘Queekhoven’. We zouden kunnen denken dat we dichter bij een oplossing komen, maar dat is niet zo. Ik leer van Wikipedia dat Queekhoven een buitenplaats uit de zeventiende eeuw in Breukelen aan de Utrechtse Vecht is, die onder andere gebruikt is als jongenskostschool. Van 1963 tot 1983 was de Eduard van Beinum Stichting in het kasteel gevestigd, er werd muziek gemaakt, onderwezen en bestudeerd. Op een zeker moment verliet ons exemplaar van Boomteelt Queekhoven.

Wat heeft M. Schoenmakers precies met het boek gedaan? Hij stempelde met de letters waarmee zij ook ‘Queekhoven’ voorin zette op 37 bladzijden van Boomteelt woorden die hij niet zelf bedacht maar die zij uit het boek haalde. Pagina 133 is de laatste van de 288 pagina’s van dit – incomplete, 4 pagina’s achterin missende – exemplaar die hij bestempelde. Opvallend is dat M. Schoenmakers zo netjes werkte. De letters en woorden zijn erg schoon en zonder uitloop gestempeld en na elke stempelgang moet hij of zij de pagina eerst hebben laten drogen voordat de volgende pagina aan de beurt was, want er zijn geen afdrukken op er tegenover liggende bladzijden. Met welke focus en met welke gemoedsinstelling M. Schoenmaker Boomteelt verfraaide mag de lezer zelf bedenken.

Queekhoven

voorttelende zintuigen

een stofbeursje welk zich ten bekwamen tijde opent

met de buitenlucht in gemeenschap gebracht

opgeslorpte zelfstandigheden

in het donker doen de zaken zich geheel anders voor

vernielende invloeden die nooit ophouden te worstelen tegen alle zintuiglijke wezens

neiging om tot in het oneindige te blijven spelen

wildelingen

voetoogen voorhanden

dit dalend sap traant er uit

schorslippen

voorwaarden tot wellukken

huwelingsgriffel

diepgronding

alleenlijk kan men niet altijd zoo lang naar zijn land wachten

wat de boomen langs openbare wegen ook grootelijks verhindert, zijn zonneslagen, wonden, stooten en stampen aan welke zij daar zijn blootgesteld

smoorhoop

doordringbare zelfstandigheden

enkel langs openbare wegen plant men wat op het diepst

besloten stedelucht

soms spant men enkel doeken over de boomen

beschaduwen

want vergeten wij niet dat de vruchten zeer uitputtende organen zijn

gedraagzaam

kunstmatige vruchtplukkers

zachte schavelingen

als hun vleesch weeker wordt

het zweeten der vruchten

verneutelde

aangedaane deelen

misbloeiing

aangedane boomen

wollige kusjes

stinkende zelfstandigheden

in welke zij komen verdrinken

een diksap van verkenspis gemengd met tabakssap solfer kalk en ossegal

schrijfworm

weldoende diertjes

zijoogen

kroonogen

voetoogen

slapende oogen

toevallige oogen

tweesoortige oogen

worteloogen

de beurs welke anders niet is dan dat vleeschachtig gezwel

de losmaking

de twijgsnijding

de breking

de oogwegsnijding

de insneden

de inkervingen

de bijeenbrenging

de afkorting

de afhouting

de opleiding

de wortelsnoei

de sleuning

verborgen oogen

die geene aantrekkingskracht genoeg hebben

nijping

zomerbreking

omwringing

afschorsingen

vruchtdunning


*Bewaard in het archief-Gils in het Letterenhuis in Antwerpen, afgebeeld in Jan Gielkens, ‘“Heb jij ooit Lampo op H2 SO4 gezet?” De vriendschap tussen Gust Gils en Willem Frederik Hermans’. In: Matthias Velle [e.a.] (red.), Gust Gils in zijn experiment. Gent: Academia Press, 2015, pp. 251-267, afbeelding p. 259, herplaatst op: https://jangielkens.blogspot.com/2019/01/heb-jij-ooit-lampo-op-h2-s04-gezet-de.html.

zondag 2 november 2025

Zomaar een herdruk [2010]

Onlangs verscheen in de Perpetua-reeks van Athenaeum-Polak & Van Gennep de, zo staat het tenminste in het boek, vijfde druk van Verzen. De editie van 1890. De indruk zou kunnen ontstaan dat het hier gaat om de vijfde druk van de bundel Verzen van Herman Gorter, die in 1890 verscheen, maar dat is niet zo.

Nog niet zo lang geleden zei een neerlandica op een congres dat een wetenschappelijke editie een authentieke leeservaring moet overbrengen, want ‘de lezer’ wilde graag het gevoel hebben dat hij een eerste of een tweede druk van bijvoorbeeld Verzen van Herman Gorter uit 1890 las. Maar, zo was het commentaar daarop van iemand die er wel een beetje kijk op heeft, bij Gorter doet zich het interessante geval voor dat die tweede druk van Verzen uit 1890 nu juist een wetenschappelijke editie is. Gorter was een groot reshuffeler van zijn werk: hij husselde bundels door elkaar, schrapte, wijzigde, en dan publiceerde hij weer een bundel met dezelfde of een andere titel.
‘Verzen 1890’, zoals de bundel in de neerlandistieke wandeling heet omdat er ook nog een Verzen uit 1903 en een Verzen uit 1916 en een Verzen uit 1928 is, werd tijdens Gorters leven nooit in de vorm van de eerste druk herdrukt. Maar de Verzen-bundel uit 1890 werd wel weer voor het grootste gedeelte overgenomen in Gorters volgende, De school der poëzie uit 1897.

Een zeer veel uitgebreide, driedelige herdruk van deze bundel verscheen in 1905. Deel I daarvan bevat weer de gedichten uit Verzen (1890) in de versie van 1897, en dit deel I krijgt dan ook de toevoeging ‘derde druk’. De school der poëzie werd tijdens het leven van Gorter nog een keer herdrukt, namelijk in 1925, en daar was de toevoeging verrassenderwijs ‘vijfde druk’. Dat kwam omdat intussen, in het kader van een soort verzameld werk in vier delen dat Gorter in 1916 samenstelde en publiceerde, het tweede en het derde deel Verzen. Eerste deel resp. Verzen. Tweede deel heetten, die weer Gorters poëzie tot 1906 bevatten, en dus ook Verzen (1890). Maar een aanduiding ‘vierde druk’ ontbrak hier. Wel had, om de verwarring te vergroten, Verzen. Eerste deel twee sterretjes op de rug en Verzen. Tweede deel drie.

Na de dood van Gorter verschenen de gedichten uit Verzen (1890) weer als onderdeel van De school der poëzie, en die verzameling vormde deel 2 van Gorters Verzamelde werken, die Garmt Stuiveling tussen 1948 en 1952 bezorgde. En nog weer later, in 1966, gaf Stuiveling samen met Enno Endt Gorters Verzamelde lyriek tot 1905 uit, met daarin natuurlijk ook weer de Verzen uit 1890. Van deze editie verschenen in 1977 en 1978 herdrukken.
‘Kijk, mijn specialisme is Moderne Nederlandse Letterkunde en dat houdt in van 1830 tot nu. Maar eigenlijk ben ik alleen in de periode van de Tachtigers echt geïnteresseerd. En dan nog niet eens Van Eeden, Kloos, Hein Boeken en zo, maar binnen Tachtig toch in de eerste plaats Herman Gorter. Nou ja, dat is ook nog overdreven; wat mij in het bijzonder bezighoudt zijn toch vooral de Verzen 1890, de sensitieve verzen, en dan met name natuurlijk, “In de zwarte nacht is een mensch aangetreden”.’

Zo citeerde Hans van den Bergh Enno Endt tijdens de uitvaartdienst van de laatste.* Dat Endt ooit een editie zou maken van Gorters debuutbundel lag voor de hand. Dat deed hij in 1977, en met die editie zorgde hij voor een soort tweede druk van Verzen in de oorspronkelijke samenstelling. Hij liet de teksten vergezeld liet gaan van een essay, een verantwoording, aantekeningen en wat verder bij een wetenschappelijke editie hoort. De titel van Gorters bundel veranderde met deze editie in: Verzen. De editie van 1890. Endt gebruikte het woord ‘editie’ hier overigens niet voor het resultaat van zijn wetenschappelijke activitit vean de presentatie van teksten, maar in de betekenis van ‘uitgave’, en dat woord had hij dus ook beter kunnen gebruiken voor zijn editie, want dat was het natuurlijk wel.

Van de editie van Endt verscheen een jaar later, in 1978, een ongewijzigde herdruk. In 1987 kwam er een wel gewijzigde herdruk, nog steeds met het wetenschappelijk apparaat. Opvallend is, dat de inhoudsopgave van de editie naar voren is verplaatst, ze staat nu na de titelpagina, en daar wekt ze verwarring, want zo’n inhoudsopgave had de oorspronkelijke uitgave van 1890 natuurlijk niet. Maar deze vierde druk van de Verzen van 1890 is nog steeds een wetenschappelijke editie, en wel de derde druk van de editie van 1977. En ook de voorlopig laatste, want in een boek dat als vierde druk van Verzen. De editie van 1890 wordt aangeduid is alle commentaar van Enno Endt verwijderd.

Eigenlijk is het nu dus geen wetenschappelijke editie meer en zou de telling dus opnieuw moeten beginnen, of rekening houden met alle drukken en zich dus de, eh, zoveelste noemen. In het colofon van de ‘vierde’ druk staat nog wel: ‘De eerste drie drukken zijn voorzien van aantekeningen en een nawoord door Enno Endt.’ Nieuw zijn de foto van de auteur na de titelpagina en een foto van twee blote benen met een plantje op het voorplat. Misschien van het internet geplukt, waar we ook al terecht kunnen voor de teksten uit Verzen (1890). De hele bundel staat in de digitale versie van de derde druk van de editie van Endt, die op dbnl.nl te vinden is. Ook op nl.wikisource.org staat de bundel, maar dan kaal, zonder enige toevoeging behalve de bron, en dat is er een uit de begindagen van het internet: het Laurens Jansz. Coster-project van de Universiteit van Amsterdam (http://cf.hum.uva.nl/dsp/ljc/gorter/verzen/verzen.html).
En nu is er dus een zogenaamde vijfde druk van de zo genoemde bundel Verzen. De editie van 1890, die dus in werkelijkheid de tweede druk is van de uitgeklede uitgave naar de derde druk van Verzen. De editie van 1890, die weer de tweede druk is van de bundel Verzen van Herman Gorter uit 1890. De nu gepubliceerde uitgave van Verzen (1890) is prachtig verzorgd, zoals de hele Perpetua-reeks: zwart linnen, mooie typografie, mooi stofomslag, leeslintje. Maar de aftakeling van wat ooit een editie was gaat door. De naam van Enno Endt komt alleen nog in het nawoord van Kees ’t Hart voor, en dat nawoord had wat mij betreft best kunnen wegblijven. Wat een rare gedachte is dat: dat klassieke boeken een opkontje nodig hebben van bekende schrijvers (hoewel ik veronderstel dat de bijna vijfentachtig jaar geleden overleden Herman Gorter zelfs nu nog een bekendere schrijver is dan de levende Kees ’t Hart). Zou de volgende uitgave van Verzen (1890) er een in simpel Nederlands zijn?

*Ter herinnering aan Enno Endt. Enschede, 3 december 1923. Amsterdam, 21 april 2007. Edam 2007, het citaat staat op p. 19.

Deze tekst verscheen voor het eerst op 1 maart 2010 op de intussen nog bestaande maar niet meer onderhouden want door de directie van het Huygens Instituut vakkundig om zeep geholpen website textualscholarship.nl. Ik heb de tekst licht en vooral redactioneel gewijzigd, de deels niet meer kloppende of bestaande links heb ik verwijderd.

zondag 27 juli 2025

ARTHUR LEHNING, COLLEGA

Wim Berkelaar schreef een mooi portret van de anarchist Arthur Lehning (1899-2000), die vanaf de oprichting in 1935 tot ver in de jaren 1980 betrokken was bij het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam, waar ik van 1978 tot 2000 ook werkzaam was. Desondanks heb ik hem daar maar één keer ontmoet, tamelijk in het begin, toen ik door zijn medewerkster en levensgezellin Maria Hunink (1924-1988) werd gevraagd een congresbijdrage van Lehning voor de Internationale Tagung der Historiker der Arbeiterbewegung in Linz in het Duits te vertalen. Lehning deed dat niet zelf, want hij werkte niet op het IISG, hij hield kantoor aan huis en kwam zelden op het IISG. Hunink pendelde heen en weer met boeken, kantoormiddelen en – vreemd genoeg - ook archiefmateriaal; als ik het me goed herinner, kreeg hij zijn kantoorruimte door het IISG vergoed.
Arthur Lehning, portret door Jan Goeting, van de website van het Literatuurmuseum.

Van de congresbijdrage heb ik nooit een gedrukte versie gezien, en ik kan er online ook niet zo snel gegevens over vinden, maar het was in elk geval een waarschijnlijk door Hunink in elkaar geknutselde verzameling uit andere, eerder gebruikte teksten in het Nederlands, Duits, Frans en Engels, waar ik vervolgens een Duits geheel van moest maken. Toen ik klaar was met mijn klus kwam Lehning me, meegetroond door Hunink, bedanken in mijn piepkleine kamertje aan de achterkant van de derde – of was het de tweede? – verdieping van het IISG op de Herengracht. Ik weet nog dat hij, met zijn licht Duits accent, een opmerking maakte over een boekje dat ik op mijn bureau had liggen: de brochure Op bezoek bij Albert Vigoleis Thelen die Adriaan Morriën in 1953 had gepubliceerd. ‘Die heb ik nog gekend’ was de opmerking van Lehning – hij zal Thelen bedoeld hebben, die op dat moment overigens nog leefde.

Ik heb Lehning nog twee keer meegemaakt: één keer in 1980 tijdens Poetry International in Rotterdam, waar Lehning een discussie met dichters leidde over Walter Benjamins stelling ‘Seit Bakunin hat es in Europa keinen radikalen Begriff von Freiheit mehr gegeben’. Lehning had die uitspraak ongetwijfeld al vaak geciteerd, maar bij de introductie ervan tijdens het poëziefestival ging het niet goed, want hij probeerde stotterend een aantal versies voordat hij, door omstanders geholpen, de goede vond – zo zit dit tafereel in mijn herinnering.

Lehning werkte al tientallen jaren aan de 
Archives Bakounine’, een editie van het werk van de negentiende-eeuwse Russische anarchist Michail Bakoenin (1814-1876) die om de zoveel jaar een indrukwekkend deel opleverde, over de kwaliteit waarvan ik geen oordeel heb, omdat ik de delen nooit echt heb bekeken. Lehning maakte de editie nooit af vanwege een conflict dat tussen hem en medewerkers aan de editie, waarvan er een later nog directeur van het IISG werd en de ander werd ontslagen omdat ze tegen de ingevoerde prikklok was en die onklaar had gemaakt. Lang na Lehnings vertrek, in 2000, zou er een cd-rom verschijnen waarop de volledige werken van Bakoenin digitaal werden gepresenteerd. Ook over de kwaliteit van deze uitgave, waarvan ik niet eens weet of het een editie genoemd kan worden, kan ik niets zeggen. Haar nu nog gaan bekijken zou best gecompliceerd zijn, want volgens de catalogus van het IISG is de cd-rom alleen te lezen ‘on systems up and until Windows-XP’ en bovendien kan het ding ‘[v]anwege een langdurig digitaliseringsproject […] niet worden aangevraagd.’ Ik herinner me wel nog dat het project in aanbouw – dat werd verricht door aankomende wetenschappers die wel, in tegenstelling tot Lehning, het Russisch beheersten maar geen sjoege hadden van edities – niet mocht worden ingezien door mensen met zicht op de materie; toen een van mijn collega’s daar toch in slaagde, sloeg hij meteen alarm, maar er werd niets mee gedaan. Ik was nog net – ik was al aan het vertrekken van het IISG – aanwezig bij de presentatie van de cd-rom, die in een aantal van wel 10 exemplaren werd vervaardigd en die 1000 gulden kostte. Om de toehoorders van de wetenschappelijke kwaliteit te overtuigen werd de zoekfunctie gedemonstreerd door termen in te voeren die met kledingstukken te maken hadden. En warempel: dat leverde hits op. Het feest was compleet toen de makers van de cd-rom en hun leidinggevenden t-shirts bleken te dragen met het portret van Bakoenin.
Gevonden op eBay, want mijn eigen exemplaar kan ik niet vinden.

Maar ik dwaal af. De laatste keer dat ik Lehning zag was bij de begrafenis van Maria Hunink, die in maart 1988 plotseling overleed. Omdat ik het goed met haar kon vinden was ik met een aantal collega’s daar aanwezig, op de koude en natte rooms-katholieke begraafplaats van Huninks geboorteplaats Wijhe, langs de spoorlijn van Deventer maar Zwolle. Arthur Lehning hield er een toespraak, wie er nog meer spraken en waren herinner ik me niet meer, ook niet of er nog gecondoleerd werd achteraf.

Ergens in de jaren erna schreef ik nog wel een brief aan Lehning met de vraag of hij archiefmateriaal bezat dat met Walter Benjamin en diens publicatie uit 1927 in Lehnings vermaarde tijdschrift i10 te maken had. Ik was bezig met een bibliografie van Nederlandse vertalingen van werk van Benjamin voor een Duits boek, dat in 1995 zou verschijnen. Antwoord kreeg ik van Lehnings nieuwe levensgezellin Toke van Helmond, die mij meedeelde dat Arthur Lehning van vóór 1940 helemaal niets had bewaard. Dat kon ik toen al moeilijk geloven.

woensdag 28 mei 2025

MISLUKKINGSKUNSTEN EN ANDERE TWEELATTE BIOGRAFIETS

Het kan geen kwaad elke dag een kwartiertje of zo te besteden aan het bevragen van Google, zeker nu we gratis en voor niks ‘AI’-teksten bovenaan onze zoekresultatenlijst krijgen. Vragen stellen waarop je het antwoord al weet heeft de voorkeur, want dan weet je ook wat je te wachten staat wanneer je vraagt naar iets waarvan je geen verstand hebt. Ik vroeg dus, want u kent mij: ‘Wat is de slechtste biografie over Willem Frederik Hermans’. ‘AI’ doet even heel genuanceerd en verstandig:

‘Het is moeilijk te zeggen welke biografie van Willem Frederik Hermans de "slechtste" is, omdat de kwaliteit van een biografie afhangt van de persoonlijke interpretatie en voorkeur. Er zijn
echter enkele die meer controversieel of kritisch zijn beoordeeld.’

Maar dan komt dit:

‘Enkele biografieën die wellicht kritischer bekeken worden:
W.F. Hermans: Een Biografie, door Anneke Wouterse: Hoewel een uitgebreide en grondige biografie, wordt deze soms kritisch beoordeeld vanwege de mogelijk overmatige nadruk op Hermans' negatieve aspecten en zijn soms harde en onbeschouwende manier van communiceren.
Willem Frederik Hermans: De man achter de schrijver, door Oek de Jong: Deze biografie, die meer een analyse van Hermans’ werk is dan een traditionele biografie, wordt door sommigen gezien als te beperkt en minder volledig dan andere biografieën.’

Wanneer je de dezelfde vraag op een ander moment van de dag stelt, krijg je dit als antwoord:

‘Er zijn meerdere biografieën van Willem Frederik Hermans, en welke als “slechtst” wordt beschouwd is subjectief en afhankelijk van de individuele lezer. Sommigen vinden bijvoorbeeld de biografie van Bert Boeren (Willem Frederik Hermans: Een biografie, 2011) te veel gericht op Hermans’ privéleven en te weinig op zijn werk, terwijl anderen het vinden als een gedetailleerde en interessante benadering. Andere, minder uitvoerige biografieën, zoals die van Peter van den Broek, kunnen voor sommige lezers juist te summier zijn.’

Links bij de namen suggereren wellicht dat ja daar die biografieën kunt bestellen. Probeer het maar.

Zelfde vraag, even later:

‘Er zijn meerdere biografieën van Willem Frederik Hermans, en welke als "slechtst" wordt beschouwd is subjectief en afhankelijk van de criteria die je hanteert. Er is geen consensus over een specifieke biografie die als het meest mislukt wordt beschouwd. Hieronder staan enkele biografieën van W.F. Hermans die in de literatuur bekend zijn, en de redenen waarom ze wellicht als "niet zo goed" kunnen worden beschouwd: Hermans die in de literatuur bekend zijn, en de redenen waarom ze wellicht als "niet zo goed" kunnen worden beschouwd:
Oek de Jong, Willem Frederik Hermans: Een biografie:
Dit is een uitgebreide biografie die vaak als de meest gedegen beschouwd wordt. Oek de Jong maakt gebruik van een grote hoeveelheid archiefmateriaal, waaronder brieven en manuscripten, en komt met een genuanceerde en kritische blik op Hermans' leven en werk.
Various, Willem Frederik Hermans: Biografie:
Er zijn ook minder gedegen biografieën, die vaak in korte tijd geschreven zijn en minder diepgaand onderzoek doen. Deze biografieën kunnen bijvoorbeeld meer nadruk leggen op de controverse rond Hermans' werk, en zijn persoonlijkheid.’

Het word ‘beroerd’ schoot me te binnen in verband met een bepaalde Hermans-biografie, en daarom vroeg ik: ‘Wat is de beroerdste biografie over Willem Frederik Hermans’. Het antwoord begint weer verstandig begint en gaat dan los:

‘Er is geen biografie over Willem Frederik Hermans die algemeen als de “beroerdste” wordt beschouwd. De beoordeling van biografieën is subjectief en hangt af van de persoonlijke voorkeur en
verwachtingen van de lezer. Sommige mensen kunnen de ene biografie beter vinden dan de andere, maar er is geen consensus over welke biografie de “beroerdste” is.
Hieronder volgt wat algemene informatie over biografieën over Willem Frederik Hermans en wat je kunt verwachten:
Nieuwe biografie: Er verscheen een nieuwe biografie over Hermans in 2018, geschreven door Hein van Oorschot. Dit boek is een van de meest recente biografieën en bevat uitgebreid onderzoek en nieuwe inzichten.
Andere opties: Naast de biografie van Van Oorschot zijn er ook andere biografieën over Hermans, zoals die van John A.A. van der Griend en die van Henk Van Dijk.’

Maar ik ben de beroerdste niet en vraag: ‘Wat is de beste biografie van W.F. Hermans’. ‘AI’ zegt:

‘De meest volledige en grondige biografie van W.F. Hermans is waarschijnlijk de tweedelige biografie van Hans Otterspeer. Deze biografie is uitgebreid en biedt een diepgaande analyse van zowel Hermans’ leven als werk.’

Op dezelfde vraag even later:

‘De biografie van W.F. Hermans die als de beste wordt beschouwd, is de tweedelige biografie van M. Otterspeer, die in twee delen is verschenen: “De dierlijkste van de Grote Drie” en “De donkere kamer van Damocles”. Deze biografie is uitgebreid en gedetailleerd en biedt een diepgaand inzicht in het leven en werk van Hermans.’

En weer even later:

‘De meest uitgebreide en gedetailleerde biografie over Willem Frederik Hermans is de tweelatte biografiet van Willem Otterspeer. De biografie werd in 2013 en 2015 gepubliceerd.
Eerste deel: Het eerste deel, met de titel “De donkere kamer van Damokles”, behandelt de eerste helft van Hermans’ leven, van zijn geboorte tot en met zijn doorbraak als schrijver.’

Om het een paar minuten later weer eens te proberen met dezelfde vraag:

‘Er is geen officieel “beste” biografie van Willem Frederik Hermans, maar veel literaire experts en critici hebben verschillende werken geprezen. Een veelbesproken biografie is “Willem Frederik
Hermans, 1921-1995” van Martien J.G. de Jong, die ook een onvoltooide autobiografie van Hermans publiceerde. Andere belangrijke bijdragen zijn “Hermans. Zijn tijd, zijn werk, zijn leven” van Hans van Straten en “Het aardigste volk ter wereld: Willem Frederik Hermans in Brussel” van Jeroen Brouwers.’

Zullen we het met dezelfde vraag nog eens proberen?

‘De meest uitgebreide en veelzijdige biografie van Willem Frederik Hermans is waarschijnlijk de tweedelige biografie van Willem Otterspeer, die onder de titel ‘W.F. Hermans’ (1995-1999) verscheen.
Deze biografie wordt gekenmerkt door een grondige studie van Hermans' leven, werk en gedachten, en wordt door veel critici beschouwd als de meest volledige biografie.’

Of deze:

‘De meest uitgebreide en gedegen biografie van Willem Frederik Hermans is waarschijnlijk de tweeliggende biografie van Willem Otterspeer. Deze biografie is bekend om zijn grondige onderzoek en de persoonlijke inslag die Otterspeer brengt in zijn analyse van Hermans' leven en werk.’

En deze:

‘De meest uitgebreide en veelgeprezen biografie van W.F. Hermans is “De mislukkingskunsten” van Willem Otterspeer. Dit tweeluik, die jarenlang aan de biografie werd gewerkt, is een diepgaande
studie van Hermans' leven en werk. Een andere, meer persoonlijke, biografie is “De aardigste man ter wereld” van Freddy de Vree, die de lange vriendschap tussen de auteur en Hermans beschrijft.’

Ik ga binnenkort op vakantie, met het vliegtuig. Ik heb begrepen dat internationale vluchtschema’s tegenwoordig ook door ‘AI’ worden ondersteund. Ik laat u wel weten waar ik terecht ben gekomen.



donderdag 1 mei 2025

1 Mei 1978

Vandaag 47 jaar geleden was ik in Berlijn. Niet om 1 Mei te vieren (want dat heb ik nooit gedaan), maar gewoon, als een van de vele bezoeken aan Berlijn sinds 1973. Ik werkte net een kleine zes maanden als assistent van het Kabinet Duitsland van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam. Ik was nog niet beroepshalve met de geschiedenis van 1 Mei bezig, dat begon ergens midden jaren 1980. Waar we logeerden kan ik niet meer achterhalen, bij vrienden van kennissen waarschijnlijk, of andersom. Maar we hadden toevallig wel uitzicht op het opstellen van een 1 Mei-optocht. Van welke partij of groepering dat was zou ik niet meer weten, als ik het al geweten heb, de deelnemers werden in elk geval erg nerveus toen ik vanuit het raam foto’s maakte. Ik moest plechtig beloven dat ik niet van de geheime dienst was.

Had ik toen geweten, wat ik later allemaal zou leren, had ik nu wellicht kunnen vertellen dat het om de KPD/ML ging, of om de KPD/ML-Zentralkomitee dan wel de KPD/ML-Revolutionärer Weg of de KPD/ML-Neue Einheit. De KPD was de afkorting van de traditionele Moskou-vriendelijke communistische partij van Duitsland, maar die afkorting was in de jaren 1950 verboden. Dat verbod duurde tot 1980, toen ging de KPD/ML gewoon weer KPD heten. Die vele KPD-afsplitsingen waren juist niet Moskou-vriendelijk, maar zochten hun heil in China of Albanië. De DKP was van Moskou, het filiaal de de Oost-Duitse SED. Lees het maar na in het Duitse Wikpedia-lemma dat aan de KPD/ML etc. is gewijd. In de jaren 1980 en 1990 ordende ik de Duitse pamflettencollectie van het IISG, ik kon daardoor en daarna de leuzen en de typografieën van de diverse clubs – het zijn er nog tientallen meer –dromen. Ik was wel, in oktober 1978, al brutaal genoeg om in een ingezonden brief de Volkskrant te wijzen op het door elkaar halen van DKP en KPD. Schande!

We staken later die ochtend de grens over naar Oost-Berlijn, want er was een schrijvers- en kunstenaarsmarkt ergens in een gebouw aan het Alexanderplatz, bij de televisietoren. Rond die televisietoren was ook de 1 Mei-parade geweest, maar de tribunes werden alweer afgebroken toen wij arriveerden. Ook een tekenwedstrijd voor kinderen was afgelopen. Ze hadden grote vlakken asfalt met kleurkrijt gevuld, maar er was niet heel veel meer van over: de brandweer stond het plein schoon te spuiten.


We hadden netjes aan de grens het verplichte bedrag van 25 D-mark omgewisseld in Mark der DDR. De DDR had geld uit het Westen nodig om daar dingen te kopen die in het Oostblok niet voorhanden waren. En wij gebruikten onze DDR-marken weer om boeken te kopen die in het Westen niet altijd gemakkelijk te krijgen waren. Zoals de roman Leben und Abenteuer de Trobadora Beatrix nach Zeugnissen ihrer Spielfrau Laura. Roman in dreizehn Büchern und sieben Intermezzos (1974) van Irmtraud Morgner (1933-1990) en de verhalenbundel Berliner Traum. Fünf Geschichten (1977) van Klaus Schlesinger (1937-2001). Allebei, als ik het goed zie, nooit in boekvorm in het Nederlands verschenen. Een argument om deze boeken te kopen was ook het feit dat de beide auteurs aanwezig waren en hun boeken signeerden. Ik herinner me gezellige gespreken. Samen kostten de boeken 18,80 Mark der DDR, en toen bleef er nog 6,20 over, net genoeg voor wat proviand.


Ik had natuurlijk meer geld kunnen omwisselen, maar dat deed je gewoon niet om die foute staatskas niet te spekken. Dat is jammer, want een handtekening van Fritz Rudolf Fries (1935-2014) in een van zijn boeken was aardig geweest. En Ernst Busch (1900-1980) was er ook, dat van hem geen handtekening heb gescoord is natuurlijk vreemd. Toch kocht ik nog iets: een grafisch werk van Dieter Goltzsche (geboren in 1934, in december j.l. 90 geworden). Bij een vorig bezoek aan Berlijn hadden we hem in zijn atelier in Köpenick bezocht, maar daar hadden we niets gekocht. Omdat hij, toen we hem aan ons bezoek herinnerden, de indruk wekte dat hij het leuk zou vinden als we iets kochten, deed ik dat. Het was niet duur, maar wel te duur om met die kleine DDR-bankbiljetjes en dat blikken geld te kopen. Er werd iets geregeld. Als ik die meneer daar even volgde naar die kamer daar, zou hij het benodigde bedrag omwisselen, zonder administratie. Hij blij, de kunstenaar blij, wij blij op de Feestdag van de Arbeid.

maandag 31 maart 2025

 C 11

Er staan veel mooie auto’s in automuseum annex autohandel annex privé-verzameling Metropole in Druten, maar bij deze Voisin C 11 uit 1927 moest ik toch wat langer blijven stilstaan. Gabriel Voisin was een Franse vliegtuigbouwer die op een gegeven moment overstapte op auto’s. Het merk van de machines – zie de foto van het bijzonder, ook door Voisin ontworpen radiatorornament – bleef Avions Voisin.
Voisin en zijn auto’s waren een belangrijk onderwerp in de correspondentie tussen Willem Frederik Hermans en Rudy Kousbroek, toen die twee nog brieven aan elkaar schreven en plannen maakten voor een boek over auto’s en stroomlijn dat Machines in bikini moest gaan heten. Dat boek kwam er ook, maar het was een boekje en het werd gevuld door Hermans alleen en had niet veel te maken met de oorspronkelijke plannen.
Bij de correspondentie tussen de twee autoliefhebbers – in elk geval in het archief-Hermans, dat van Kousbroek ken ik niet – zaten veel bijlagen: plaatjes van en artikelen over auto’s, en ook een prachtige en uiterst zeldzame Voisin-prospectus. In de uitgegeven en door een prutser bezorgde briefwisseling is van al dat moois niets terug te vinden.
Wat zou het mooi zijn in elk geval dat Machines in bikini-gedeelte van de correspondentie over te doen, met veel afbeeldingen, misschien ook aangevuld met wat Kousbroek - zijn zoon heet niet voor niets Gabriël - over Voisin en diens en andere auto’s schreef. Zoals het boekje De archeologie van de auto uit 1989 (dat de bezorger-knurft niet eens noemt) met een foto van Kousbroek met Voisin en een van diens auto’s.


donderdag 23 januari 2025

Max


Natuurlijk ben ook ik meteen in de cabr-database gaan zoeken. Ik begon niet met mijn eigen achternaam maar met die van onze buurman van een aantal adressen geleden. Veel herinneringen heb ik niet aan die buurman en zijn vrouw. Ze woonden naast ons, waren gepensioneerd en deden niet veel anders dan voor het raam zitten. We kregen één keer een vakantiekaartje uit Oostenrijk, De hele tekst aan de linkerkant van de adreszijde bestond uit vier letters. ‘H.G.’ moest wel, concludeerden wij na een tijdje, ‘hartelijke groeten’ betekenen, daaronder stonden nog twee letters, die van de samengestelde achternaam van de buren. Ze kwamen ook één keer op visite, toen onze zoon geboren werd namelijk. Nog vóór de muisjes kreeg de buurvrouw een hartverzakking toen ze constateerde dat ik de baby overnam van zijn moeder – aan haar gezicht was te zien dat ze dat niet goedkeurde. Tijdens de beschuiten vroeg ze nog of er nog meer kinderen kwamen.


Jaren later, de buurman was al overleden of wij waren verhuisd, meende ik de buurman te herkennen op een foto in een van de delen van Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog van Loe de Jong, met een paar kameraden in zwart uniform stond hij voor het hoofdkwartier van de nsb aan de Maliebaan in Utrecht. Of niet natuurlijk, want misschien was het hem wel helemaal niet. Er zitten heel wat dossiers met de achternaam van mijn voormalige buurman in het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging, een aantal daarvan zouden best over hem kunnen gaan. Maar ik ga ze niet bekijken.


Ook niet dat van een andere voormalige buurman, een overbuur schuin tegenover. Van hem weet ik waarom hij drie dossiers heeft, maar ook die ga ik niet bekijken. Wel die van een aangetrouwde oudoom, over wie ik in het kader van de familiegeschiedenis eindelijk eens iets meer wil weten. Hij liet, net als de Philipsen in Eindhoven, zijn bedrijf voor de bezetter werken om zijn personeel aan het werk te houden en te beschermen.
Mijn eigen achternaam levert drie hits op, maar familieleden zitten daar niet bij, wel, vermoed ik, als ik op de meisjesnaam van mijn moeder zoek. Dat zullen neven of nichten van mijn opa zijn, maar dat moet ik nog eens uitzoeken. Maar of ik hun dossiers ga lezen?

Toch zou ik het interessant vinden als er ergens een dossier over mijn vader was. Niet omdat hij fout was tijdens de Duitse bezetting, maar hij werkte wel in Duitsland in de eerste helft van de jaren 1940 – zo heb ik het tenminste altijd begrepen. Dat zat zo: mijn vader, geboren in 1915, was, net als zijn vader en verdere voorvaderen, slager in Zuid-Limburg. Na de dood van zijn vader in 1949 was de slagerij aan de Pannesheiderstraat in Kerkrade, in de wijk Bleijerheide, ook een aantal jaren die van mijn ouders. Ze woonden boven, waar twee van de drie kinderen werden geboren, het tweede, in 1952, was ik. Duitsland was niet ver, achter de slagerij lag de grens enkele tientallen meters verderop, en als je met je rug naar het pand stond en je keek naar rechts kon je bijna de grensovergang zien, zeshonderd meter is de afstand zegt Google Maps. Die kant liep of fietste mijn vader op om ergens aan de andere kant van de grens bij een slagerij of een slachthuis te gaan werken. Meer heeft hij ons kinderen nooit verteld. Gebeurde dat werken in het kader van de Arbeitseinsatz? Zou dat ergens te vinden zijn? In elk geval niet in het uiterst zuinige familiearchief, waar eigenlijk alleen het diploma ‘Vakbekwaamheid als runder-, varkens- en lamsslager’ bewaard is dat mijn vader eind 1941 behaalde.


Het enige document in het familiearchief dat potentieel betrekking heeft op werken voor de Duitse bezetter is een Identiteitskaart op naam van Max, geboren in 1927, een Belg zegt de kaart, en ook dat Max een ruin was en een trekpaard. Max was de werkknol van mijn opa van moederskant, die een café en een depot van de Gulpener Bierbrouwerij runde. De identiteitskaart werd op 4 januari 1944 uitgereikt door de Provinciale Voedselcommissie voor Limburg namens het Bedrijfschap voor Vee en Vleesch, ze vermeldt ook nog dat Max was opgenomen in de registratie van de Duitse Wehrmacht. Of Max in dat verband nog actief geworden is moet nog nader worden onderzocht.