Een diksap van verkenspis. Over een raadselachtig boek
Willem Frederik Hermans (1921-1995)
stuurde ooit, wanneer precies is niet bekend, een gestempelde tekst met de
titel ‘GEDICHT’* aan zijn Vlaamse collega Gust Gils (1924-2002):
Het zal een bijlage bij een brief
zijn geweest, want Hermans en Gils wisselden tussen 1955 en 1984 een groot
aantal brieven, die een uitgave meer dan verdienen. Onder de titel ‘GEDICHT’ typte Hermans: ‘(is het eerder gedaan?)’. Ik persoonlijk vermoed van
wel: het wachtten is op een standaardwerk over dit soort literaire teksten.
Ik vond een soortgelijke gestempelde
tekst, veel langer, vijfenzestig regels namelijk, die, daar wijst alles op, van
later datum is dan de tekst van Hermans. Of de tekst van een literaire auteur
is weten we niet, maar het is wel, met permissie, een tekst met wat meer
literaire ambitie en kwaliteit dan die van Hermans. Hieronder zal ik de tekst
in zijn geheel citeren, maar eerst moeten we de bron bekijken en zien of we
iets meer te weten kunnen komen.
Die bron is een boek uit een doos
met ongesorteerd drukwerk zoals ze bij sommigen van ons af en toe terechtkomen.
Aan de blinde band met gemarmerde platten is te zien dat hier geen meesterbinder
aan het werk was. De titelpagina vertelt ons dat we hebben te maken met de
vierde druk van het De boomteelt of gids bij de openbare leergangen van
boomsnoei en dat we, behalve met de vierde druk, te maken hebben met een
‘Gansch omgewerkte nieuwe uitgave’ die ‘met bijzondere zorg [is] opgesteld voor
het Lager Onderwijs’ door H.J. Van
Hulle, die ’s Rijks hortolanus is ten tijde van het verschijnen van het boek in
1870, en wel bij de uitgeverijen J.B.D. Hemelsoet in Gent en Noordendorp in
Amsterdam. Zoeken naar verdere gegevens over uitgevers, drukken etc. laat ik
achterwege, ze zijn hier minder relevant.
Tegenover de titelpagina staat de
handtekening van de schrijver, een Gentenaar die voluit Hubert Jean van Hulle
heette en leefde van 1827 tot 1900. Die handtekening bekrachtigt de gedrukte
regel erboven: ‘Geene afdruksels zullen voor echt erkend worden, dan degene die
de naamtekening des schrijvers dragen.’ Mijn exemplaar is honderdvijfentwintig
jaar na verschijnen ook nog door iemand anders gesigneerd, zij het met een
stempel: ‘M. Schoenmakers’. Met dezelfde stempelset dateerde hij of zij haar of
zijn activeit ook op het schutblad voorin: ’23 sep 1994’ – ruim na Hermans dus,
want die schreef in 1984 zijn laatste brief aan Gust Gils.
De datering van M. Schoenmakers
staat onder het eveneens, maar met een andere stempelset, gefabriceerde woord
‘Queekhoven’. We zouden kunnen denken dat we dichter bij een oplossing komen,
maar dat is niet zo. Ik leer van Wikipedia dat Queekhoven een buitenplaats uit
de zeventiende eeuw in Breukelen aan de Utrechtse Vecht is, die onder andere
gebruikt is als jongenskostschool. Van 1963 tot 1983 was de Eduard van Beinum
Stichting in het kasteel gevestigd, er werd muziek gemaakt, onderwezen en
bestudeerd. Op een zeker moment verliet ons exemplaar van Boomteelt
Queekhoven.
Wat heeft M. Schoenmakers precies met het boek gedaan? Hij stempelde met de letters waarmee zij ook ‘Queekhoven’ voorin zette op 37 bladzijden van Boomteelt woorden die hij niet zelf bedacht maar die zij uit het boek haalde. Pagina 133 is de laatste van de 288 pagina’s van dit – incomplete, 4 pagina’s achterin missende – exemplaar die hij bestempelde. Opvallend is dat M. Schoenmakers zo netjes werkte. De letters en woorden zijn erg schoon en zonder uitloop gestempeld en na elke stempelgang moet hij of zij de pagina eerst hebben laten drogen voordat de volgende pagina aan de beurt was, want er zijn geen afdrukken op er tegenover liggende bladzijden. Met welke focus en met welke gemoedsinstelling M. Schoenmaker Boomteelt verfraaide mag de lezer zelf bedenken.
Queekhoven
voorttelende zintuigen
een stofbeursje welk zich ten
bekwamen tijde opent
met de buitenlucht in gemeenschap
gebracht
opgeslorpte zelfstandigheden
in het donker doen de zaken zich
geheel anders voor
vernielende invloeden die nooit
ophouden te worstelen tegen alle zintuiglijke wezens
neiging om tot in het oneindige te
blijven spelen
wildelingen
voetoogen voorhanden
dit dalend sap traant er uit
schorslippen
voorwaarden tot wellukken
huwelingsgriffel
diepgronding
alleenlijk kan men niet altijd zoo
lang naar zijn land wachten
wat de boomen langs openbare wegen
ook grootelijks verhindert, zijn zonneslagen, wonden, stooten en stampen aan
welke zij daar zijn blootgesteld
smoorhoop
doordringbare zelfstandigheden
enkel langs openbare wegen plant
men wat op het diepst
besloten stedelucht
soms spant men enkel doeken over de
boomen
beschaduwen
want vergeten wij niet dat de
vruchten zeer uitputtende organen zijn
gedraagzaam
kunstmatige vruchtplukkers
zachte schavelingen
als hun vleesch weeker wordt
het zweeten der vruchten
verneutelde
aangedaane deelen
misbloeiing
aangedane boomen
wollige kusjes
stinkende zelfstandigheden
in welke zij komen verdrinken
een diksap van verkenspis gemengd
met tabakssap solfer kalk en ossegal
schrijfworm
weldoende diertjes
zijoogen
kroonogen
voetoogen
slapende oogen
toevallige oogen
tweesoortige oogen
worteloogen
de beurs welke anders niet is dan
dat vleeschachtig gezwel
de losmaking
de twijgsnijding
de breking
de oogwegsnijding
de insneden
de inkervingen
de bijeenbrenging
de afkorting
de afhouting
de opleiding
de wortelsnoei
de sleuning
verborgen oogen
die geene aantrekkingskracht genoeg
hebben
nijping
zomerbreking
omwringing
afschorsingen
vruchtdunning
*Bewaard in het
archief-Gils in het Letterenhuis in Antwerpen, afgebeeld in Jan Gielkens, ‘“Heb
jij ooit Lampo op H2 SO4 gezet?” De vriendschap tussen Gust Gils en Willem
Frederik Hermans’. In: Matthias Velle [e.a.] (red.), Gust Gils in zijn
experiment. Gent: Academia Press, 2015, pp. 251-267, afbeelding p. 259,
herplaatst op: https://jangielkens.blogspot.com/2019/01/heb-jij-ooit-lampo-op-h2-s04-gezet-de.html.

.png)
.png)
.png)

















