woensdag 14 maart 2018

Slordigheid of integriteit? (2)

Ik ga nog even door met snuffelen aan en bladeren in de Lucebert-biografie van Wim Hazeu en stuit in het register op de naam Oskar Pastior (1927-2006). Pastior past goed bij Günter Grass, over wie ik het de vorige keer had, al was het maar omdat ze ongeveer even oud waren: Pastior – ik mocht Oskar zeggen – was vier dagen jonger dan Grass, die ik Günter mocht noemen. Ze hadden veel gemeen: allebei kwamen ze van de randgebieden van de Duitse taal en beider biografieën werden bepaald door hun geografische herkomst én door de Tweede Wereldoorlog.
Bron: http://www.knack.be/nieuws/boeken/beste-vriend-nobelprijswinnares-herta-muller-was-informant/article-normal-10611.html
Waarom komt Pastior in de Lucebert-biografie van Hazeu voor, hoewel hij in de biografie van Lucebert geen rol speelt? Omdat Lucebert Pastior aardig vond, en dat had Lucebert gemeen met iedereen die Oskar kende. Ze leerden elkaar, moet ik concluderen, in april 1986 kennen, toen Lucebert, hij en Wiel Kusters gedichten voorlazen tijdens een – moet ik weer concluderen, gegevens ontbreken (het zal slordigheid zijn) – congres van literatuurwetenschappers in het Literarisches Colloquium in Berlijn. Lucebert schrijft er over aan zijn vriend Kees Groenendijk, hij noemt Pastior een ‘bijzonder simpathieke duitse dichter’, die lak had aan de hem en Lucebert omringende geleerdheid tijdens de bijeenkomst. Lucebert vond Pastior ‘echt’: ‘dichters blijken overal, àls ze echt zijn, veel te serieus om diepzinnig te zijn.’ Mooi citaat, maar een precieze vermelding van de vindplaats ontbreekt. Ja, ik weet het, beste lezer: op p. 792 van de biografie wordt een aantal vindplaatsen opgesomd die ‘niet bij herhaling vermeld’ worden, en de brieven aan Groenendijk horen daar ook bij. Maar in die lijst staan ook de brieven van Lucebert aan Cas de Quai, en die worden op dezelfde voetnotenpagina wél een paar keer vermeld. Het zal slordigheid zijn.

Hazeu legt aan de lezer van de biografie uit wie Oskar Pastior is: een ‘uit Roemenië naar het Westen “gevluchte” dichter’, voorlopig zonder uitleg over die aanhalingstekens. Hazeu laat na – het zal slordigheid zijn – de lezer, van wie je niet kunt verwachten dat hij zulke dingen weet, te vertellen dat Pastior een Duitstalige dichter was, geboren en opgegroeid in een van de Duitstalige gebieden in het huidige Roemenië, dat hij als jongeman in Russische werkkampen zat en misschien ook dat de Roemeens-Duitse Nobelprijswinnares Herta Müller met zijn levensverhaal als basis in 2009 een prachtig boek publiceerde: Atemschaukel (Ademschommel in het Nederlands van Ria van Hengel, ook uit 2009). Maar dat staat er allemaal niet.
Bron: http://erikdegraaf.blogspot.nl/2015/06/herta-muller-en-oskar-pastior.html
Wat er wel staat, een paar regels verder, is een soort uitleg van de net genoemde aanhalingstekens. Daar staat: ‘Dat de dichter allesbehalve “echt” was konden Lucebert en Kusters niet weten. Pastior is later ontmaskerd als informant van de Roemeense geheime dienst.’ Dat is waar, en daar zou veel over te vertellen zijn, maar in combinatie met dat “gevluchte” tussen aanhalingstekens zou de indruk kunnen ontstaan dat Pastior door de Roemeense geheime dienst in 1968 naar Duitsland is gestuurd om daar tegen betaling informantje te spelen. En dat is volgens mij niet waar. Waar Hazeu zijn informatie vandaan haalt is bij gebrek aan bron – het zal slordigheid zijn – onduidelijk. Niet van de in dit soort gevallen voor de hand liggende bron Wikipedia, want daar staat het (in de Duitse versie) allemaal heel erg genuanceerd: Pastior vluchtte wel degelijk in 1968 naar Duitsland, er staat niets over werk voor de Securitate na zijn vertrek uit Roemenië. Vast staat in elk geval dat Pastior door de geheime dienst werd gechanteerd met zijn homoseksualiteit. En vast staat ook – hoewel dat niet op Wikipedia staat – dat Oskar Pastior een van de aardigste mensen was die ik ooit heb ontmoet.

De overeenkomst van Pastior met Grass en Lucebert is dat ook Pastior nooit iets over deze problematische episode in zijn leven vertelde: zijn werk voor de Securitate werd zelfs pas na zijn dood in zijn volle omvang bekend. Het is goed mogelijk dat Hazeu Pastior vanwege de overeenkomst met Lucebert in de biografie laat langskomen, maar dan is het a) goed om dat even te thematiseren en b) om te werken met goede informatie en niet met malicieuze verdachtmakingen. Het zou natuurlijk kunnen dat ik me vergis en allerlei berichtgeving over Pastior heb gemist, maar die had ik dan wel graag in een voetnoot in de biografie zien staan. Want daar zijn voetnoten voor: mij en iedereen vertellen wat ik eventueel nog niet weet.

Het verhaal van de ontmoeting tussen Lucebert en Pastior is in de biografie ongeveer een pagina lang, en er staan slechts twee voetnoten bij – veel te weinig, zoals we al zagen. De twee voetnoten die er wel staan verstrekken allebei niet de  informatie die je zou willen krijgen. De eerste citeert uit het dagboek van Wiel Kusters, maar het citaat gaat niet echt over de ontmoeting tussen Lucebert en Pastior. De andere voetnoot lijkt iets te vertellen over een Duits versje dat Lucebert uit zijn jeugd had onthouden, hem wellicht aan de hand gedaan door een leraar Duits die  bij hem belangstelling voor Duitse poëzie had gewekt. Over dat versje (‘ne Gabel und ein Messer, / die hatten sich gezankt’) had ik graag geweten waar het vandaan komt, want het is blijkbaar iets dat leraren Duits op de ulo in de jaren dertig behandelden – alleen: ik ken het niet, wat ongetwijfeld een Bildungslücke is voor een germanist. Wat Hazeu wel vertelt is hetzelfde wat ik ook na een paar seconden googelen vond: dat het versje in 2015 de basis was voor een Duits kinderboek. Het probleem is dat dat boek met Lucebert helemaal niets te maken heeft, en toch geeft Hazeu ons de namen van de auteurs en de titel; om het boek vervolgens niet in de literatuurlijst op te nemen – maar dat zal slordigheid zijn. Wel van belang is de mededeling in dezelfde noot dat Wiel Kusters het versje gebruikte als motto voor een in-memoriamgedicht voor Lucebert, met, en nu is dat wel van belang, de titel van het gedicht en de bundel waarin het werd gepubliceerd. Maar als we dan die bundel in de literatuurlijst zoeken, is ook die daar niet te vinden. Er zit dus wel systeem in de slordigheid.

Bronvermeldingen, literatuurlijsten – zodra ik het daarover ga hebben, gaan de lezers geeuwen, ik weet het. En ik zal er ook over ophouden zodra iemand mij met argumenten uitlegt dat ik het met wat ik hierboven vertel niet bij het rechte eind heb. Want dat zou erg slordig zijn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.