donderdag 8 maart 2018

Slordigheid of integriteit?

Ik las dat Wim Hazeu, seriebiograaf, in 2005 boos werd op Elsbeth Etty omdat die vraagtekens zette bij de verantwoording van diens bronnen voor zijn biografie van Simon Vestdijk. Hazeu vond dat Etty zijn integriteit in twijfel trok. Nu, in 2018, ziet Etty zich genoodzaakt eerst te verklaren dat ze zijn integriteit niet in twijfel trekt nu ze in de Groene vraagtekens zet bij de verantwoording van zijn bronnen voor de Lucebert-biografie.
Dat beroep op de integriteit is interessant, het was me indertijd ontgaan. Nu vergrootte het mijn waakzaamheid bij het lezen van Lucebert. Biografie alleen maar. Ik heb eerder meegemaakt dat biografen heel boos worden wanneer je vragen stelt. Lezen is overigens voorlopig een groot woord: ik ben wat aan het bladeren en het snuffelen. Ik begon, zoals gewoonlijk bij  dit soort boeken, achterin, bij het apparaat, ik bekeek de plaatjes etc. Een van die plaatjes is een foto van Lucebert tijdens zijn optreden op Poetry International in 1989. Daar was ik bij en ik was zeer onder de indruk. Henny Vrienten zat naast me, toevallig hoor, hij had een blocnote op zijn schoot en maakte aantekeningen.

Ik keek ook of er iets in Hazeu’s boek staat over de keramiek van Lucebert, want ik heb zo’n stuk, en dat is onderop op 16 februari 1994 gedateerd, drie maanden voor zijn dood. Een paar dagen eerder was Lucebert, zo lezen we in de biografie op p. 772, vanuit Bergen naar Berlijn gereisd, waar hij een atelier ter beschikking had en waar hij in die periode veel keramiek maakte: ‘resultaat: 18 poppetjes waaronder kattekop, macho en zwangere vrouw’ (citaat uit een brief). Mijn ding is dus een poppetje, en zo zal ik het dan voortaan maar noemen. Hoe ik eraan kom, vertel ik in mijn memoires.

Natuurlijk interesseren me de Duitse periodes van Lucebert in het bijzonder, en dus kijk naar de Duitse namen in het register. Ik stuit op iemand over wie ik wel het een en ander weet: Günter Grass, wiens boeken Lucebert las. Ze hebben elkaar – voor zover ik weet, en de biografie zegt er ook niets over – niet persoonlijk gekend. Hazeu haalt Grass erbij zoals die de afgelopen tijd wel vaker bij het geval-Lucebert is betrokken: als iemand die ook zijn ‘oorlogsverleden’  lang verzweeg. Ik schrijf oorlogsverleden tussen aanhalingstekens, want Grass, drie jaar jonger dan Lucebert, heeft nooit, zoals Lucebert wel, antisemitische brieven of andere kwalijke teksten geschreven en hij heeft als kindsoldaat, ook al was hij bij de Waffen-SS, nooit oorlogsmisdaden begaan.

Hazeu toont begrip voor Grass, misschien wel om de lezer een handreiking te geven voor een beoordeling van Lucebert. Hij citeert uit de Nederlandse vertaling van het boek waarin Grass zijn lidmaatschap van de Waffen-SS: De rokken van de ui. Maar dat is geen roman, zoals Hazeu schrijft, het zijn memoires met deels fictionele middelen, zoals de romans van Grass fictie zijn met deels autobiografische ‘middelen’. Wat Hazeu niet netjes doet, en dan zijn we bij de verantwoording van bronnen, is de herkomst van deze citaten aangeven. Er is geen voetnoot met een bibliografische verwijzing, er is geen vermelding van het boek in de literatuurlijst. En dat is helaas, zoals ik intussen al bladerend zag, niet de enige keer.

Slordigheid  dat woord valt al snel in dit soort gevallen. Bij hoeveel van die slordigheidjes begint eigenlijk de integriteit in het gedrang te komen? Jaren geleden – het hele verhaal komt ook ooit in mijn memoires – vroeg ik aan een van mijn bazen van een van mijn voormalige instituten hoeveel fouten er eigenlijk op één pagina van een literatuurlijst bij een uitgave van het betreffende instituut mochten staan. Tot mijn verbijstering zei hij ‘tien’ in plaats van ‘geen’. Het waren er – ik had die vraag niet gesteld als ik niet al had geteld – een stuk of dertig. De medewerker van die dertig fouten op een pagina werkte nog lang na mijn vertrek op dat instituut, de betreffende baas ook.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.