Dan heb ik zelfs deze woorden niet geschreven
Je zou denken dat een wetenschapper die
diverse malen te horen heeft gekregen dat zijn omgang met bronnen te wensen
overlaat voorzichtig wordt. Vier jaar na
het begin van de ellende met zijn Hermans-biografie lijkt het er niet op dat dat
bij Willem Otterspeer het geval is. De uitgever van die biografie, De Bezige
Bij, denkt nog steeds dat Otterspeer een geschikt iemand is om Hermans aan de
man te brengen, en nu laten ze hem opnieuw aan het woord in een folder die voor de nog te verschijnen
delen van de Volledige Werken van
Hermans moet werven, terwijl het Huygens ING, dat voor de bezorging van die
editie verantwoordelijk is, nergens als zodanig wordt vermeld.
De manier waarop
bronnen, gedrukte en ongepubliceerde, geciteerd worden was een van de vele
problemen van de Hermans-biografie. Die slordige, onnauwkeurige, soms
weglatingen niet vermeldende, moderniserende en op andere manieren de gebruikte
teksten verminkende wijze van citeren maakt, zo heb ik al een paar keer
betoogd, dat de biografie niet als bron voor citaten gebruikt kan worden. De
kans dat er in de geciteerde tekst in feite iets anders staat dan in de biografie is groot.
(En als je een citaat zou willen controleren of in zijn originele omgeving
bekijken, ontbreekt onthutsend vaak de bronvermelding.)
Hoe dat zit met
die nauwkeurigheid van citeren door de biograaf is goed aan te tonen met Otterspeers bijdrage aan de zojuist verschenen folder met de titel ‘De onbekende Willem Frederik Hermans’. Daarin staan zeven
citaten, en met zes van de zeven is iets mis. Het stuk begint met een citaat
uit een gedicht van Cees Nooteboom. In de folder begint dat citaat met: ‘In dit
getij leer ik mezelf kennen’, maar in mijn boekenkast staat Nootebooms
verzamelbundel Vuurtijd, ijstijd.
Gedichten 1955-1983 uit 1984, en daarin lees ik op p. 86: ‘In dit getij
leer ik mijzelf kennen’. Het scheelt niet veel, maar het is toch anders. En
waarom zou je de moeite nemen iets anders te citeren dan wat er staat, vraag ik
maar eens aan de lezer die nu zijn schouders ophaalt en denkt: waar maakt die
vent zich druk om? Ik maak me druk om de schouderophalende
onverschilligheid waarmee wordt omgesprongen met wat toch de basis van je analyses en je betoog zou moeten zijn, en ook om het structurele karakter van deze omgang met bronnen, want dit gebeurt niet een paar keer en toevallig (want
dat overkomt ons allemaal), maar permanent. Dat is op zijn minst een bewijs van incompetentie.
Het tweede
citaat is uit een brief aan Gerard Reve. In de folder staat dit: ‘De
“boodschap” uit mijn boeken is nu eenmaal de nietigheid van alles – dat zou
niet zo zijn als ikzelf deze nietigheid niet onderging.’ In de
Hermans-biografie is het anders: daar staat ‘dat zou niet zo wezen [etc.].’ Zoals ik hier boven als zei: het scheelt niet veel, maar het is toch anders.
Citaat nummer 4 – nummer 3 komt straks aan de beurt – is een
speciaal geval. Otterspeer leidt het zo in: ‘Onverlet de minstens duizend
andere aanstrepingen die mijn werkexemplaar bevat, invallen en suggesties,
vooruit- en terugverwijzingen, kwam ik steeds bij dit ene citaat terug’. Je zou
dan denken dat die zin van belang was voor het verhaal van De tranen der acacia’s in de biografie, maar dat is niet het geval.
De betreffende zin (‘Een paar maal had hij bijna een superieur in zijn gezicht
geslagen, alleen om te beleven wat er dan zou gebeuren.’) komt in de biografie
niet aan de orde – en u vindt het toch niet erg dat ik dat curieus vind. Maar
correct geciteerd is de zin wel, net als citaat nummer 5, dat ik hier dan ook
achterwege kan laten.
Citaat nummer 6
is wat langer: ‘Iemand zei tegen mij: “Als je naar me kijkt, heb ik het gevoel
dat je mij bestudeert. Ik geloof dat je mij alleen maar voor den gek houdt, dat
je mij alleen maar als een soort proefkonijn beschouwt.” Het was in zekere zin
een treffend juiste opmerking, hoewel men dat in dergelijke gevallen onmogelijk
toe kan geven. Ik zou als eenige verontschuldiging kunnen aanvoeren, dat ikzelf
nog altijd mijn voornaamste proefkonijn ben. Van de Röntgenstralen (zooals u het
zoo treffend noemde) worden de doktoren die ermee omgaan op den duur zelf de
dupe. In hoeverre dat een verontschuldiging is, blijft de vraag, aangezien zij
het aan zichzelf te danken hebben.’ Er staan vier afwijkingen ten opzichte van
de biografie in deze ruim honderd woorden. In de biografie staat nog ‘Als je
naar mij kijkt’ en ‘voor de gek houdt’, ‘in zekere zin’ staat tussen komma’s en
er staat ‘enige verontschuldiging’. In de biografie zijn bovendien de woorden
tussen haakjes midden in het citaat weggelaten, anders hadden daar ook nog eens
twee afwijkingen gestaan, want het gaat hier om het terugdraaien van moderniseringen.
In een folder wordt dus fatsoenlijker met een citaat omgegaan dan in een wetenschappelijke
biografie – en u vindt het toch niet gek dat ik ook dat curieus vindt.
Citaat 7 ziet er
in de folder zo uit: ‘Ik heb nu zoiets raars verzonnen, ik begrijp zelf niet
hoe ik eraan kom.’ In de biografie is het nog ‘zo iets raars’. En zoals ik hier boven als zei: het scheelt niet veel, maar het is toch anders.
Citaat nummer 3 dan. Ik geef het weer in de omgeving van de
folder: ‘Trefzekerheid
is door Hermans zelf ooit “het onnavolgbare gebaar van de totale
sprinkhanenvanger” genoemd. Hij omschreef het als “de wijze waarop je een
speertje in een werpbord plaatst, met een hand die zegt: Daar ga je speertje,
de beste wensen van Wim.” […]’. Het verontrustende aan deze alinea is niet
alleen het merkwaardige vervolg (u gaat zelf maar op zoek naar dit stukje
autobiografie van Otterspeer) maar het feit dat in de biografie het citaat met
een andere eigennaam eindigt, namelijk met ‘de beste wensen van Gust’. Het gaat
om een citaat uit een brief van Hermans aan Gust Gils. Wat we ons nu moeten
afvragen is: wat staat er in die brief, dat wat er in de folder staat, of dat
wat er in de brief staat? Wat we in dit geval in elk geval weten is dat
Otterspeer in de biografie of in de folder een citaat vervalst. Het is zo’n
beetje de essentie van het probleem van de Hermans-biografie van Otterspeer:
staat dat wat er in de biografie staat, ook in de bron die de biografie
citeert? En is die weergave dan correct, wijkt ze door slordigheid een beetje
af, of is het een gemanipuleerde weergave? Lees mijn artikelen voor deze en
andere ellende.
In de derde
strofe van het hierboven genoemde gedicht van Cees Nooteboom staan een paar
regels die een overleden schrijver zou kunnen uitspreken die met een biografie
wordt geconfronteerd waarin lichtvaardig met zijn teksten wordt omgesprongen:
‘Dan heb ik zelfs deze woorden niet geschreven. / Hoe komt het dan dat jij ze
kunt lezen?’ Het antwoord moet zijn: omdat Otterspeer zijn gang mocht en mag gaan.
*
Mijn artikelen over de Hermans-biografie
van Willem Otterspeer:
(met Peter Kegel), ‘Een “met zorg geschreven boek”?
Over De mislukkingskunstenaar van Willem Otterspeer’, op 13 maart 2014
gepubliceerd op: http://www.wfhermansvolledigewerken.nl/?p=1576
‘De geheime relatie van
Willem Frederik Hermans en Gerard van het Reve. Over vertrouwelijkheid en het
gebruik van historische bronnen’. In: Jos Gabriëls e.a. (red.), In
vriendschap en vertrouwen. Cultuurhistorische essays over confidentialiteit.
Hilversum: Verloren, 2014, p. 64-71; ook hier: http://jangielkens.blogspot.nl/2016/11/degeheime-relatie-van-willem-frederik.html
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.