maandag 8 mei 2017

Dan heb ik zelfs deze woorden niet geschreven


Je zou denken dat een wetenschapper die diverse malen te horen heeft gekregen dat zijn omgang met bronnen te wensen overlaat voorzichtig wordt. Vier jaar na het begin van de ellende met zijn Hermans-biografie lijkt het er niet op dat dat bij Willem Otterspeer het geval is. De uitgever van die biografie, De Bezige Bij, denkt nog steeds dat Otterspeer een geschikt iemand is om Hermans aan de man te brengen, en nu laten ze hem opnieuw aan het woord in een folder die voor de nog te verschijnen delen van de Volledige Werken van Hermans moet werven, terwijl het Huygens ING, dat voor de bezorging van die editie verantwoordelijk is, nergens als zodanig wordt vermeld.
De manier waarop bronnen, gedrukte en ongepubliceerde, geciteerd worden was een van de vele problemen van de Hermans-biografie. Die slordige, onnauwkeurige, soms weglatingen niet vermeldende, moderniserende en op andere manieren de gebruikte teksten verminkende wijze van citeren maakt, zo heb ik al een paar keer betoogd, dat de biografie niet als bron voor citaten gebruikt kan worden. De kans dat er in de geciteerde tekst in feite iets anders staat dan in de biografie is groot. (En als je een citaat zou willen controleren of in zijn originele omgeving bekijken, ontbreekt onthutsend vaak de bronvermelding.)

Hoe dat zit met die nauwkeurigheid van citeren door de biograaf is goed aan te tonen met Otterspeers bijdrage aan de zojuist verschenen folder met de titel ‘De onbekende Willem Frederik Hermans’. Daarin staan zeven citaten, en met zes van de zeven is iets mis. Het stuk begint met een citaat uit een gedicht van Cees Nooteboom. In de folder begint dat citaat met: ‘In dit getij leer ik mezelf kennen’, maar in mijn boekenkast staat Nootebooms verzamelbundel Vuurtijd, ijstijd. Gedichten 1955-1983 uit 1984, en daarin lees ik op p. 86: ‘In dit getij leer ik mijzelf kennen’. Het scheelt niet veel, maar het is toch anders. En waarom zou je de moeite nemen iets anders te citeren dan wat er staat, vraag ik maar eens aan de lezer die nu zijn schouders ophaalt en denkt: waar maakt die vent zich druk om? Ik maak me druk om de schouderophalende onverschilligheid waarmee wordt omgesprongen met wat toch de basis van je analyses en je betoog zou moeten zijn, en ook om het structurele karakter van deze omgang met bronnen, want dit gebeurt niet een paar keer en toevallig (want dat overkomt ons allemaal), maar permanent. Dat is op zijn minst een bewijs van incompetentie.

Het tweede citaat is uit een brief aan Gerard Reve. In de folder staat dit: ‘De “boodschap” uit mijn boeken is nu eenmaal de nietigheid van alles – dat zou niet zo zijn als ikzelf deze nietigheid niet onderging.’ In de Hermans-biografie is het anders: daar staat ‘dat zou niet zo wezen [etc.].’ Zoals ik hier boven als zei: het scheelt niet veel, maar het is toch anders. 

Citaat nummer 4 – nummer 3 komt straks aan de beurt – is een speciaal geval. Otterspeer leidt het zo in: ‘Onverlet de minstens duizend andere aanstrepingen die mijn werkexemplaar bevat, invallen en suggesties, vooruit- en terugverwijzingen, kwam ik steeds bij dit ene citaat terug’. Je zou dan denken dat die zin van belang was voor het verhaal van De tranen der acacia’s in de biografie, maar dat is niet het geval. De betreffende zin (‘Een paar maal had hij bijna een superieur in zijn gezicht geslagen, alleen om te beleven wat er dan zou gebeuren.’) komt in de biografie niet aan de orde – en u vindt het toch niet erg dat ik dat curieus vind. Maar correct geciteerd is de zin wel, net als citaat nummer 5, dat ik hier dan ook achterwege kan laten.

Citaat nummer 6 is wat langer: ‘Iemand zei tegen mij: “Als je naar me kijkt, heb ik het gevoel dat je mij bestudeert. Ik geloof dat je mij alleen maar voor den gek houdt, dat je mij alleen maar als een soort proefkonijn beschouwt.” Het was in zekere zin een treffend juiste opmerking, hoewel men dat in dergelijke gevallen onmogelijk toe kan geven. Ik zou als eenige verontschuldiging kunnen aanvoeren, dat ikzelf nog altijd mijn voornaamste proefkonijn ben. Van de Röntgenstralen (zooals u het zoo treffend noemde) worden de doktoren die ermee omgaan op den duur zelf de dupe. In hoeverre dat een verontschuldiging is, blijft de vraag, aangezien zij het aan zichzelf te danken hebben.’ Er staan vier afwijkingen ten opzichte van de biografie in deze ruim honderd woorden. In de biografie staat nog ‘Als je naar mij kijkt’ en ‘voor de gek houdt’, ‘in zekere zin’ staat tussen komma’s en er staat ‘enige verontschuldiging’. In de biografie zijn bovendien de woorden tussen haakjes midden in het citaat weggelaten, anders hadden daar ook nog eens twee afwijkingen gestaan, want het gaat hier om het terugdraaien van moderniseringen. In een folder wordt dus fatsoenlijker met een citaat omgegaan dan in een wetenschappelijke biografie – en u vindt het toch niet gek dat ik ook dat curieus vindt.

Citaat 7 ziet er in de folder zo uit: ‘Ik heb nu zoiets raars verzonnen, ik begrijp zelf niet hoe ik eraan kom.’ In de biografie is het nog ‘zo iets raars’. En zoals ik hier boven als zei: het scheelt niet veel, maar het is toch anders.

Citaat nummer 3 dan. Ik geef het weer in de omgeving van de folder: ‘Trefzekerheid is door Hermans zelf ooit “het onnavolgbare gebaar van de totale sprinkhanenvanger” genoemd. Hij omschreef het als “de wijze waarop je een speertje in een werpbord plaatst, met een hand die zegt: Daar ga je speertje, de beste wensen van Wim.” […]’. Het verontrustende aan deze alinea is niet alleen het merkwaardige vervolg (u gaat zelf maar op zoek naar dit stukje autobiografie van Otterspeer) maar het feit dat in de biografie het citaat met een andere eigennaam eindigt, namelijk met ‘de beste wensen van Gust’. Het gaat om een citaat uit een brief van Hermans aan Gust Gils. Wat we ons nu moeten afvragen is: wat staat er in die brief, dat wat er in de folder staat, of dat wat er in de brief staat? Wat we in dit geval in elk geval weten is dat Otterspeer in de biografie of in de folder een citaat vervalst. Het is zo’n beetje de essentie van het probleem van de Hermans-biografie van Otterspeer: staat dat wat er in de biografie staat, ook in de bron die de biografie citeert? En is die weergave dan correct, wijkt ze door slordigheid een beetje af, of is het een gemanipuleerde weergave? Lees mijn artikelen voor deze en andere ellende.

In de derde strofe van het hierboven genoemde gedicht van Cees Nooteboom staan een paar regels die een overleden schrijver zou kunnen uitspreken die met een biografie wordt geconfronteerd waarin lichtvaardig met zijn teksten wordt omgesprongen: ‘Dan heb ik zelfs deze woorden niet geschreven. / Hoe komt het dan dat jij ze kunt lezen?’ Het antwoord moet zijn: omdat Otterspeer zijn gang mocht en mag gaan.

*
Mijn artikelen over de Hermans-biografie van Willem Otterspeer:

(met Peter Kegel), ‘Een “met zorg geschreven boek”? Over De mislukkingskunstenaar van Willem Otterspeer’, op 13 maart 2014 gepubliceerd op: http://www.wfhermansvolledigewerken.nl/?p=1576

‘De geheime relatie van Willem Frederik Hermans en Gerard van het Reve. Over vertrouwelijkheid en het gebruik van historische bronnen’. In: Jos Gabriëls e.a. (red.), In vriendschap en vertrouwen. Cultuurhistorische essays over confidentialiteit. Hilversum: Verloren, 2014, p. 64-71; ook hier: http://jangielkens.blogspot.nl/2016/11/degeheime-relatie-van-willem-frederik.html

‘“Het staat er echt.” Over biografieën, bronnen en boerenbedrog’. In: Max Pam, Hans Renders, Piet Schreuders (red.), Het motorzijspan van Willem Frederik Hermans. Amsterdam: Mokken Boeken, 2015, p. 162-185; ook hier: http://jangielkens.blogspot.nl/2017/03/het-staat-er-echt.html.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.