Hillering Lotgebrand. Over de brieven van Annie M.G. Schmidt [2011]
Stel: uw blindedarm moet eruit. U gaat naar het
ziekenhuis en neemt plaats op de operatietafel. De chirurg zegt tegen u: deze
ingreep heeft geen geneeskundige pretenties. U zet het natuurlijk op een lopen
en gaat naar een echte dokter. Maar wat doet u als u in een boek met
historische documenten van een literator leest: dit boek heeft geen
literair-historische pretenties? Hard weglopen misschien niet, maar mijn advies
zou zijn: kritisch lezen en voorzichtig gebruiken.
Het boek waarover ik het wil hebben is Liefs van Annie. De mooiste brieven van Annie M.G. Schmidt, verschenen bij uitgeverij Querido ter
gelegenheid van de honderdste verjaring van de geboortedag van de schrijfster,
die leefde van 1911 tot 1995. In de inleiding van Schmidt-biografe Annejet van
der Zijl staat het: ‘hoewel geprobeerd is Liefs
van Annie zo zorgvuldig
mogelijk samen te stellen, heeft deze bundel geen wetenschappelijke of
literair-historisch pretentie. Het doel was de lezer nog een keer te verrassen,
te amuseren en te ontroeren met het veelzijdige talent en de unieke
persoonlijkheid van een van Nederlands grootste schrijvers.’ Dat ‘nog een keer’
snap ik niet, want ik geloof niet dat er eerder zo’n brievenboek is verschenen,
maar het klopt wel dat het boek veel prachtige en interessante brieven en leuke
foto’s bevat, en bovendien facsimile’s van brieven.
Een afbeelding is er bijvoorbeeld van een op 11 december
1955 geschreven briefje aan Liesbeth en Otto Montagne. We zien een, neem ik
aan, verkleinde afbeelding van een vel kladpapier, waarvan een deel is
afgescheurd. De brief is met de schrijfmachine geschreven en door Schmidt met
een pen ondertekend. De hoofdletter O springt. We zien dat de briefschrijfster
vaak voor en na komma’s, punten en andere leestekens een aantal spaties zet.
Annie schrijft ook een beetje ouderwets, naar huidige maatstaven gerekend
tenminste. De brief gaat over de aanstaande kerstvisite van de ontvangers van
het briefje: ‘Komen jullie dus Zaterdag? Daar rekenen we op, tenzij jullie het
te lang vindt en bang bent dat je Zondagmorgen al tegen het plafond vliegt van
ellende en verveling.’ We zien dus ook dat Schmidt de dagen van de week met een
hoofdletter schrijft, en dat kon nog net, want de nieuwe spelling, waardoor dat
niet meer moest, werd eind 1955 ingevoerd. Maar ze schrijft vooral leuke
zinnen, en dat is wat deze brieven zo aantrekkelijk maakt: ‘Als jullie met de
trein komen, zal Dick je met de Citroen komen halen. Als je met de helicopter
komt ook.’
Van deze brief hebben we dus een facsimile, maar ook een
gedrukte tekst. Hierboven citeerde ik uit de afbeelding, maar in de gedrukte
tekst ziet de zin na ‘Komen jullie dus Zaterdag?’ er als volgt uit: ‘Daar
rekenen we op, tenzij jullie het te lang vinden en bang zijn dat je
zondagmorgen al tegen het plafond vliegen van ellende en verveling.’ Weg dus de
karakteristieken die deze brief tot een document van Annie M.G. Schmidt uit de
jaren vijftig maken. Ook de ‘helicopter’ moest er aan geloven: die is gemoderniseerd
tot ‘helikopter’. Omdat de ‘Citroen’ waar Schmidt het over heeft ongetwijfeld
een Citroën is, wordt ons een grapje, hoe flauw ook, onthouden.
Waarom gebeurt dit? De ‘Verantwoording’ achterin het boek
legt niet uit waarom er zo fors moest worden ingegrepen. Er staat alleen:
‘Gekozen is de brieven aan de huidige spelling aan te passen.’ Maar ‘jullie het
te lang vindt’ veranderen in ‘jullie het te lang vinden’ heeft niets met
spelling te maken. ‘In de tekst is zo min mogelijk ingegrepen’ noemt de verantwoording
dat en gaat vrolijk verder: ‘De opmaak is geüniformeerd, de interpunctie is
gecorrigeerd en aangevuld waar nodig (bijvoorbeeld bij het ontbreken van een
punt aan het eind van een zin, en het toevoegen van komma’s). De
alinea-indeling is zoveel mogelijk gehandhaafd. Schrijf- en typefouten zijn
verbeterd, evidente spelfouten zijn gecorrigeerd. De spelling van namen is
gelijkgetrokken.’ Zo min mogelijk ingrepen? Maar nog altijd
vele malen meer dan een uitgave met
literair-historische pretenties zou doen. Want dat doet een wetenschappelijke
editie: die gaat behoedzaam om met de teksten van een auteur.
Ingrijpen had een redacteur overigens wel moeten doen in
de kromme zinnen in de ‘Verantwoording’, zoals die tussen haakjes in het citaat
hiervoor. Nog meer kroms. De manier van annoteren in dit brievenboek wordt met
deze zin verklaard: ‘In de noten worden waar dat relevant geacht wordt namen
van personen en hun eventuele onderlinge relaties toegelicht, alsmede namen van
periodieken, gezelschappen of instanties; persoonlijke en historische
gebeurtenissen.’ Wat is de functie van die puntkomma? Een duidelijk
verantwoordelijke voor deze rare zinnen is overigens niet aan te wijzen.
Inleidster Annejet van der Zijl heeft, zoals uit haar voorwoord blijkt, wel een
hand gehad in de keuze van de brieven, maar ‘Eindselectie en annotatie waren in
handen van uitgeverij Querido, samen met Flip van Duijn.’ Van Duijn is de zoon
van Annie M.G. Schmidt.
Over die annotatie valt het een en ander op te merken.
Prettig zijn de vele verhelderende citaten uit brieven die de selectie niet
hebben gehaald. Voor een aantal voetnoten is serieus informatie gezocht, voor
weer een aantal minder serieus, en voor een ander deel is er met de pet naar
gegooid. Minder serieus noem ik de voetnoten die min of meer letterlijk van
Wikipedia zijn overgenomen. Op p. 299 van het boek komt ‘professor Sickbock’
voor. De voetnoot hierbij in het boek: ‘Professor Joachim Sickbock is een
personage uit Tom Poes, geschreven en getekend door Marten Toonder. Hij is een
kwaadaardige professor en een geit.’ Wikipedia zegt: ‘Professor Joachim
Sickbock is een stripfiguur uit de Nederlandse stripreeks Tom Poes, […]
geschreven en getekend door Marten Toonder. Hij is een kwaadaardige professor
en als dierensoort een geit.’ Behalve overgeschreven is dit feitelijk onjuist:
Marten Toonder was geen geit.
Op p. 308 wordt het woord ‘hillbilly’ uitgelegd: ‘Met
Hillbilly’s werden in de VS armere en lager opgeleide personen uit
heuvelachtige plattelandsgebieden aangeduid.’ Wikipedia zegt: ‘Hillbilly is een
pejoratieve term waarmee in de Verenigde Staten armere en lager opgeleide
personen uit het Appalachengebied werden aangeduid. Later verspreidde de term
zich naar een meer algemene aanduiding van arme laag opgeleide personen uit heuvelachtige
plattelandsgebieden.’ Op p. 208 wordt Erich Kästner een ‘Duitse schrijver,
dichter en cabaretier’ genoemd, net als op de Nederlandse Wikipedia. De Duitse
versie daarvan maakt duidelijk dat de informatie daar door de Nederlandstalige
wikivuller verkeerd is begrepen: Kästner schreef voor het cabaret. Wat dit soort
overschrijverij aangaat: Duitse ministers worden voor dergelijke bronloze
overnames de laan uitgestuurd.
Bij veel annotaties in dit boek vraag ik me af: voor wie
zijn ze eigenlijk geschreven? Wil ik uitgelegd krijgen dat Schmidt met
‘pliessiegent’ politieagent bedoelt? Voor wie is de voetnoot bedoeld dat de nsb een ‘omstreden rechtse’ organisatie
was, die ‘in deze crisisjaren grote aanhang verwierf’? En wat moeten we, ook in
de categorie nationaalsocialisme, met de mededeling dat een kennis van Schmidt
Adolf Hitler beschouwde ‘als de verpersoonlijking van het fascisme dat Europa
in de jaren in zijn greep kreeg’? Hebben we hier te maken met de – zelden zo
toepasselijke – Jip en Janneke-toon? Denken de voetnotenmakers dat deze brieven
én hun voetnoten worden gelezen door de lezertjes van Pluk van de Petteflet? Maar
dan moet je die lezertjes ook uitleggen wat ‘mazout’ is en ‘double bill’ en
‘brouille’ – en dat gebeurt niet.
De voetnotenmakers vinden het relevant ons te vertellen
dat Louis Davids in 1936 ‘als spil van het Nederlands amusement [gold]’, Simon
Carmiggelt ‘gold destijds als een van de populairste schrijvers van Nederland’,
Wim Kan en Corrie Vonk waren een ‘[i]n die jaren al heel bekende cabaretier en
zijn vrouw’, Piet Muller ‘genoot enige bekendheid als redacteur van Opwaartsche Wegen’ en Adriaan
Roland Holst was een ‘bekende dichter’. Bij de meeste andere mensen moet de
lezer zelf uitzoeken of ze bekendheid genoten of niet. Wanneer Schmidt in
Frankrijk een paardenrace bezoekt lopen daarin twee dieren van ‘Ali Khan’ mee.
In de voetnoot krijgen we wel een gecorrigeerde spelling van deze Prins Aly Aga
Khan geboden en het feit dat hij getrouwd was met de filmster Rita Hayworth,
maar waardoor hij zelf enige bekendheid genoot wordt niet meegedeeld.
Er staan ook voetnoten in dit boek die meer vragen
oproepen dan beantwoorden. Die over Els Hendrix bijvoorbeeld. Op p. 66 staat
deze voetnoot: ‘Els Hendrix was een collega […]. Met haar en haar toekomstige
man Dick van Dien zou Annie levenslang bevriend blijven.’ Maar op p. 189 staat:
‘Els en Dick van Dien behoorden nog steeds tot de beste vrienden van Annie’.
Dat ‘nog steeds’ maakt me nieuwsgierig: wat is er dan gebeurd, en kwam het
desondanks weer goed? Maar dat wordt ons niet verteld. Nog zo’n verwarrende
voetnoot: in een brief aan tekenares Fiep Westendorp wordt gerefereerd aan
‘narigheid in Laren’. De uitleg is deze: ‘Margot had een huis in Laren, en er
waren problemen met de bewoners, die bij haar afwezigheid de dieren in en
rondom haar huis verzorgden.’ Wie Margot is en wat haar relatie is met Fiep
moet je onthouden hebben uit een eerdere brief, want een nadere aanduiding of
een verwijzing is er niet. Bovendien: hoe zit dat met dat huis? Margot woont
blijkbaar in haar eigen huis in Laren, want ze heeft er dieren en is wel eens
afwezig. Maar die dieren worden verzorgd door ‘de bewoners’. Wonen die in
datzelfde huis? Vanwege die vage voetnoot wil ik het allemaal weten, hoewel het
voor de brief, en dus ook voor mij, onbelangrijk is. Heldere annotatie zorgt
dat de lezer tevreden is.
Twijfelachtige noten zijn er ook, en die gaan over joden
en homo’s. Homo’s komen nogal eens voor in dit boek, en dan zijn het vaak vriendjes
of levenspartners van Wim Sonneveld. Maar waarom moet er bij een vriend van
Schmidts zoon Flip ook worden vermeld dat hij homoseksueel is, zonder dat dat
een rol speelt in de brief? Omdat hij van beroep balletdanser was? Van dezelfde
categorie is de typering van het warenhuis Gerzon als een joods warenhuis,
terwijl dat in de betreffende brief geen enkele rol speelt. En idem de
toelichting bij Shulamith Firestone: een ‘joodse, in Canada geboren, radicale
feministe’. Waarom dat ‘joodse’? Omdat het zo’n duidelijk joodse naam is? (En
waarom ‘in Canada geboren’? Omdat dat zo op Wikipedia staat.) Gloria Steinem is
blijkbaar geen duidelijk joodse naam, want zij is in de voetnoot die aan haar
gewijd is gewoon een ‘Amerikaanse feministe’, zonder vermelding van haar joodse
achtergrond. Nog een joodse kwestie: in 1933 schrijft Schmidt aan haar moeder
dat ze een boek van Siegfried van Praag aan het lezen is (‘een bekend joods
schrijver’). ‘In de leeszaal [van de bibliotheek waar Schmidt werkt; JG] komt
vaak een broer van hem, zo lelijk, net een aap en een groot mispunt erbij.’ Een
zin die wat mij betreft geen enkele aanleiding geeft tot deze voetnoot:
‘Siegfried van Praag was beslist geen lelijke man. Moeten we deze opmerking
duiden als “alledaags antisemitisme”? Dat was in de jaren voor de Tweede
Wereldoorlog gemeengoed in Nederland.’ Ten eerste: Schmidt vond niet Siegfried
van Praag een lelijke man en een mispunt, maar diens broer. En ten tweede:
wordt Schmidt hier niet door haar zoon (want die schreef de voetnoot, neem ik
aan) beschermd vanwege iets dat ze vermoedelijk niet eens bedoelde?
Voetnoten in alle soorten en maten dus: accurate,
twijfelachtige, onduidelijke, gemakzuchtige. Nattevingerwerk zit er ook bij,
zoals die over auto’s – en ik geef toe: dat is een persoonlijke hobby van
ondergetekende. Van de voetnotenmakers duidelijk niet, maar ze doen wel alsof. Een
noot bij het woord ‘eend-camionelle’ vermeldt: ‘Flip had een lichtblauwe bestel
2CV (deux-chevaux, in de volksmond “lelijk eendje”).’ Ten eerste wordt ons het
merk (Citroën) van dit type onthouden, en bovendien heet zo’n ding een
camionette, met t’s, niet met l’s. En een redacteur had wel een streepje tussen
‘bestel’ en ‘2CV’ mogen zetten. Schmidt schreef overigens in 1960 voor Citroën
Nederland het liedje ‘Het lelijke eendje’, en dat zou ik er, zeker als ik met de
Franse slag voetnoten aan het maken was, zeker bij hebben verteld. Nog meer
verkeerde auto’s, nu die van Annie M. G. Schmidt zelf. Ín een brief uit 1969
vermeldt ze een rit naar haar huis in Frankrijk in een ‘Spider’. De voetnoot
corrigeert deze Fiat 850 cabriolet ten onrechte in een ‘Spyder’. Drie jaar
later, in 1972, is de Fiat ingeruild voor een Peugeot, en wel, zo vertelt de
noot, een 306 cabriolet. Maar die kwam, zo is op Wikipedia te vinden, pas in
1994 op de markt. Het zal een 304 zijn geweest. Dit gaat, zal menigeen zeggen,
over niks, dus waar maak je je druk om. Maar dan wil ik, als de regel is dat we
er bij het maken van een boek met de pet naar mogen gooien als we vinden dat
het over niks gaat, die regel ook in de verantwoording zien.
Azijnpisserij? Zeker. Eén voetnoot gaat zelfs over azijn.
In 1950 schrijft Schmidt aan haar nieuwe levenspartner Dick van Duijn:
‘Eigenlijk moest ik in de azijn duiken’, en dat moet natuurlijk worden
toegelicht. De voetnotenmakers concludeerden, zo vermoed ik, uit een andere,
niet-gepubliceerde brief dat het om een receptenboekje ging dat Schmidt samen
met Riek Lotgering-Hillebrand voorbereidde. (Een voetnoot over haar had, met
dank aan Wikipedia, kunnen luiden: ‘Een destijds enige bekendheid genietende
voedingsdeskundige.’) Maar Schmidt noemde Lotgering-Hillebrand in de
niet-gepubliceerde brief blijkbaar, wellicht omdat ze haar niet kon uitstaan,
schertsenderwijs ‘Hillering Lotgebrand’. En de voetnoot en het register noemen
deze dame dus: ‘Hillering Lotgebrand’. Geen belletje ging rinkelen bij de
voetnotenmakers, geen azijnpisser in de buurt om onraad te ruiken.
Maar het zijn prachtige brieven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.