woensdag 28 oktober 2020

Vliegende Hollander (4): Oom Co en de Zepp

De luchtvaartpionier in mijn schoonfamilie, Co van Tijen (1897-1958), deed allerlei spannende dingen toen het vliegen nog geen doodnormale zaak was. Over een paar afleveringen zal hij in de televisieserie Vliegende Hollanders een rol spelen als directeur van de Fokker-fabrieken, maar voordat hij dat werd had hij in 1930 bijvoorbeeld al de eerste zweefvlucht van enige omvang in Nederland gemaakt, hij vloog later dat jaar als eerste solo naar Nederlands-Indië, hij deed in 1935 mee aan de Gordon-Bennett-ballonrace en hij voer in de jaren dertig 74 keer als bemanningslid mee met de Graf Zeppelin LZ 127.

Een van die tochten met de Graf Zeppelin ging eind 1932 naar Zuid-Amerika, en die reis is goed gedocumenteerd, want Van Tijens reisgezel Henri Hegener deed er in de krant verslag van, in de Haagsche Courant bijvoorbeeld. Die verslagen geven soms verrassende informatie. Wanneer de Graf Zeppelin Recife in Brazilië aandoet, schrijft Hegener: ‘Vanuit den stuurgondel van de Zepp, die direct telefonisch met de stad verbonden is, werd voor ons een taxi besteld en met Colonel den Master of Sempill en Van Tijen vertrokken we City-waarts’. En dan denken wij stiekem nu nog dat je in Brazilië nergens bereik hebt. Die Master of Sempill was, vind ik op het internet, de Schotse luchtvaartpionier William Francis Forbes-Sempill, 19th Lord Sempill (1893-1965). Hegener (1894-1977) was ook een vroege vlieger, hij geldt ook als de eerste luchtvaartjournalist (hij schreef o.a. een boek over Anthony Fokker).

Oom Co vloog niet alleen graag, hij was ook een fanatiek zeiler en hield van mooie auto’s. En hij fotografeerde en filmde. Hij maakte tijdens Zeppelin-vluchten filmopnamen boven New York en andere steden overal ter wereld. Een bijzondere foto kwam tevoorschijn bij het op orde brengen van de nalatenschap van een van zijn nichtjes. Zij had een aantal interieurfoto’s van haar ouderlijk huis ingelijst, en toen we die lijst ontmantelden om de foto’s wat handiger in het familiearchief te kunnen opbergen, bleek dat ze waren opgeplakt op de achterkant van de foto van Oom Co die ik hier laat zien: de Graf Zeppelin LZ127 in Recife.


dinsdag 20 oktober 2020

 Vliegende Hollander (3)

Co van Tijen, de luchtvaartpionier in mijn aangetrouwde familie die nog een rol gaat spelen in de televisieserie Vliegende Hollanders, kwam uit een interessante familie. Hij had drie broers en een zuster. Een van die broers was Remmert, de grootvader van mijn echtgenote. Hij was een marineman, werd onderzeebootkapitein en later hydrograaf en overleed als verzetsman in Duitse gevangenschap tijdens de Tweede Wereldoorlog. Een andere broer was Willem, die naam zou maken als architect. De zus, Jo, trouwde met Gerard Lugt, een vooraanstaande ingenieur bij Werkspoor in Amsterdam, en de nog niet genoemde was Henk, ook een ingenieur, die het tot directeur van de Schelde-werf in Vlissingen zou schoppen. Henk was de oudste, Co de jongste, en dat leidde in de familie tot dit verbale familieportret: ‘Henk, Jo, de jongens en Co’. Het is de werktitel voor een boek over de familie dat ik graag zou schrijven.

Co van Tijen (1897-1958) speelde vanaf eind jaren twintig op allerlei manieren een rol in de opkomende Nederlandse en ook in de internationale luchtvaart. Dezer dagen negentig jaar geleden, in het najaar van 1930, was hij bezig met een solovlucht naar Nederlands-Indië. Hij was in die tijd de reclameman van de chocoladefirma Van Houten en de reis was een reclamevlucht. Materiaal genoeg in het familiearchief en elders om daar nog eens op terug te komen. Maar er waren nog meer mensen in de familie die vlogen. Een paar neven bijvoorbeeld. Ik noemde in een vorige aflevering al Gerard Lugt jr., zoon van zus Jo van Tijen, die in 1944 als militair piloot in Nederlands-Indië verongelukte. En dat was niet het eerste vliegongeluk in de familie. Een ander neefje, Remmert van Tijen, zoon van broer Henk, de Schelde-directeur, stortte in 1939 neer en kwam om.

Deze Remmert – de naam komt al eeuwen in de familie voor – was leerling van de Rijksopleiding voor Verkeersvliegers in Amsterdam en had al een brevet voor sportvliegtuigen. Hij mocht daarom de ‘luchttaxi’s’, vierpersoons vliegtuigjes, type FK 43, gebouwd door Frits Koolhoven, besturen. Hij zou op zaterdag 10 juni 1939 een rondvlucht maken vanuit Amsterdam en stops maken in Haamstede en Vlissingen, om daarna naar Amsterdam terug te keren. Maar bij het naderen van het toenmalige Vliegpark Vlissingen ging het mis en de PH-AJK, die de naam Krekel had gekregen, stortte neer op het strand, niet ver van het ouderlijk huis van Remmert van Tijen aan de Boulevard Bankert. Twee andere inzittenden vonden de dood. Vermoedelijk, zeggen de kranten uit die tijd, was het vliegtuigje te zwaar beladen omdat er behalve drie personen ook veel bagage aan boord was. Getuige van de ramp was mijn schoonvader, een van de beste vrienden van Remmert van Tijen. Hij zou later met een nichtje van de omgekomene trouwen.



In het familiearchief-Van Tijen bevindt zich een aantal foto’s van Remmert van Tijen in en bij een vliegtuig, een zweefvliegtuig deze keer. Het internet is ook nu behulpzaam en vertelt me dat het gaat om een Grunau Baby IIa, gebouwd in 1936 door de NV Vliegtuigbouw in Deventer. Dit ‘Roenkel’ gedoopte toestel ging naar de Walcherse Zweefvliegclub in Vlissingen, waar ook deze foto’s gemaakt zullen zijn. Eind juli 1939 werd het vliegtuig bij een landing beschadigd. Er waren geen slachtoffers, behalve het toestel, want dat vloog waarschijnlijk nooit meer. De foto’s zijn nog wat nader te dateren met een ander vliegtuigongeluk. Op een van de kiekjes staat namelijk, behalve de Roenkel, een Douglas DC-2 met het vliegtuigregistratienummer PH-ALF. Die was sinds april 1936 in Nederland en was ‘Flamingo’ gedoopt. Op 28 juli 1937 zou het vliegtuig ten zuiden van Brussel neerstorten vanwege technische complicaties; alle inzittenden, 4 bemanningsleden en 11 passagiers, kwamen om het leven.




maandag 19 oktober 2020

 Vliegende Hollander (2)

Na de eerste aflevering van de luchtvaartspeelfilmserie Vliegende Hollanders op Nederland 1 gisteren zat ik met een vreemde vraag: wanneer zijn de kaasblokjes met iets met cocktailprikkers er opgespiest in zwang gekomen? In een van de scènes loopt namelijk een serveerster tijdens een feestje met een plateau met die afdeling van het worst-kaas-scenario rond. Dus: wanneer is het versierde receptiekaasblokje uitgevonden?

Ik kan het ook niet helpen: bij dit soort kostuumfilms kijk ik met één oog naar het drama en met het andere of het historisch allemaal wel een beetje klopt, historisch gezien, wat de aankleding betreft. Tijdens dat kaasfeestje van net stond bijvoorbeeld een heel gezelschap te dansen, en dan denk ik a) ze hebben van de regisseur de opdracht gekregen wild met hun armen te zwaaien en b) de regisseur realiseerde zich daarbij niet dat men in de jaren twintig anders danste dan nu.

Veel erger, onvergeeflijk eerder, is dat Hermann Göring, de latere nazi-oorlogsmisdadiger en een Beier, een Nederlands accent heeft, want hij wordt gespeeld door een Nederlandse acteur. Was het nu echt zo moeilijk een Duitse acteur hiervoor te zoeken? Als je er wel in slaagt om voor de rol van een Britse militair een Australiër te vinden? Ook Fokker praat beroerder Duits dan je zou verwachten van iemand die zeven jaar in Duitsland heeft gewoond.

Voor de rest stoorde ik me niet aan heel veel wat de aankleding betreft. Van vliegtuigen heb ik geen verstand, dus ik ga maar niet zoeken of dat allemaal klopt. Wat ik heel attent vond is dat de filmmakers de apostrofe-s in de belettering van Fokkers rondvluchtkist hebben overgenomen. Jammer is dan weer dat de auto waarin Fokker in 1919 in Duitsland rondrijdt een Noord-Hollands kenteken uit die tijd heeft. Het lijkt niet erg waarschijnlijk dat Fokker die auto helemaal uit Nederland heeft gehaald om daar in Duitsland mee rond te rijden. Maar ik laat mij graag verrassen met de feiten.

De vliegpionier uit mijn aangetrouwde familie die later in de serie nog gaat optreden, Co van Tijen, wist precies in welk merk auto hij wilde rijden: een Lancia namelijk. Er is een foto van zijn Lambda met zijn neefje Gerard Lugt erin, die ook zou gaan vliegen en die in 1944 tijdens een militaire missie vanuit Nederlands-Indië bij de Kei-eilanden door Japans afweergeschut werd neergehaald en omkwam.



Vliegende Hollander (1)

Vanavond [18 oktober 2020] begint op Nederland 1 de serie Vliegende Hollanders, over Anthony Fokker en Albert Plesman. Mijn voormalige Huygens ING-collega Marc Dierikx was de luchtvaartadviseur van deze serie, en alleen al daarom zal ik met plezier gaan kijken. Marc schreef ook het boek bij de serie (net verschenen bij Boom).

In de serie komt ook, maar dan pas in de laatste vier van de acht afleveringen, een aangetrouwde Vliegende Hollander voor, Co van Tijen, die in de serie wordt gespeeld door Eelco Smits. Co van Tijen was een broer van de grootvader van mijn echtgenote. Zij heeft hem nauwelijks gekend, want hij overleed in 1958. In het deel van het familiearchief dat hier beheerd wordt zit aardig wat materiaal over de luchtvaart- en andere activiteiten van Oom Co, die in de tweede helft van de jaren dertig tot 1941 en na de oorlog weer onderdirecteur en later directeur van de Fokker-fabrieken was. Onderbroken werd die activiteit, na het ontslag door de Duitse bezetter, door verzetswerk en Duitse gevangenschap.

In het archief zijn ook foto’s van Oom Co in familiekring bewaard, deze bijvoorbeeld:

donderdag 15 oktober 2020

40 jaar geleden

Veertig jaar geleden rond deze tijd was net mijn eerste vertaling bij een ‘echte’ uitgeverij op de markt gekomen. Er waren, in 1979 en 1980, al twee uitgaven met vertaalde poëzie verschenen, maar dat was bij onze eigen marginale uitgeverij Journal, opgericht door Ton Naaijkens en mij. In het najaar van 1980 begon het grote werk, en het was meteen een boek van Günter Grass. Kopfgeburten oder Die Deutschen sterben aus heette het, en het was een snel geschreven pamflet in verband met de Duitse Bondsdagverkiezingen van 5 oktober 1980. Daarin stonden de sociaaldemocraat Helmut Schmidt, die al sinds 1974 bondskanselier was, en de omstreden Beierse christendemocraat Franz Josef Strauß tegenover elkaar. De christendemocraten kregen de meeste stemmen, maar de sociaaldemocraten konden verder regeren omdat ze een coalitie bleven vormen met de liberalen.

Ter ondersteuning van de sociaaldemocraten en vooral tegen Strauß schreef Grass in korte tijd een boek dat, zoals altijd, een mengeling was van fictie en non-fictie, en het ging, zoals altijd, over heel veel: over overbevolking, over het wel of niet krijgen van kinderen, over de Club van Rome, over politiek. Grass’ boek verscheen in Duitsland, uiteraard, op tijd om een rol te spelen in de Duitse verkiezingsstrijd, maar om een Nederlandse vertaling op tijd klaar te hebben was haast geboden. Meulenhoff gaf elk boek van Grass uit, ze deden dat al vanaf het begin. De vaste Grass-vertaler van dat moment, Peter Kaaij, was bezig met wat in 1981 De bot zou worden en kon geen tijd vrijmaken, en daarom kregen drie jonge honden van Wout Tieges, die dierbare en veel te jong overleden redacteur van uitgeverij Meulenhoff, het verzoek om Kopfgeburten binnen een paar weken te vertalen. Die drie tamelijk onbeschreven bladen waren Ton Naaijkens, Hans van Megen en ik. Alleen Hans had al eens een boek voor een grote uitgeverij vertaald. Maar die boekjes in eigen beheer waren blijkbaar goede visitekaartjes.

Druk 1 links, druk 2 rechts (of andersom)
We kregen, als ik me niet vergis, een maand om de klus te klaren. Het boek telt negen hoofdstukken, we verdeelden ze onder elkaar en gingen aan de slag. Daarna werd er, in een of meerdere sessies samen met Wout Tieges, een eenheid van gesmeed. Ik kan me niet meer herinneren of we het lang over de vertaling van de titel hebben gehad, maar in het Nederlands is het meervoud van het eerste woord enkelvoud geworden: Kopgeboorte of De Duitsers sterven uit. Grass’ Kopfgeburten zijn de twee hoofdpersonen van het boek, een echtpaar op reis door Azië, en omdat zo’n woord bij Grass een ander woord is voor ‘fictie’, is Kopgeboorte, enkelvoud, ook goed. Zo leg ik het nu uit.

Het boek verscheen, zie ik ergens gedrukt staan, in augustus 1980. Ik heb vast nog ergens recensies bewaard, maar geen zin om te gaan zoeken. In delpher.nl vind ik een recensie van Hans Ester in Trouw. De kop ervan, ‘Met Grass jammerend de jaren tachtig binnen’, doet het ergste vrezen, en misschien voelden de kersverse vertalers dat in 1980 ook, maar het bleek een welwillende recensie, die op het eind verwijst naar de humor bij Grass, een aspect van zijn werk dat wel eens vergeten wordt. Een andere recensie doe ik uit mijn hoofd. Gerrit Bussink vond het in De Groene Amsterdammer allemaal maar niks, en dat had, geloof ik, te maken met het feit dat je in die tijd als linkse rakker een rechtse sociaaldemocraat als Grass moest wantrouwen. Bussink voorspelde dat het boek binnen de kortste keren bij De Slegte zou belanden. Maar dat gebeurde niet: er kwam een tweede druk, in november 1980. En dat was toch een prettige bijkomstigheid voor een vertaaldebuut.

Was het een goede vertaling? Laat ik voor mezelf spreken: in 1990 vertaalde ik, nu alleen, Grass’ essaybundel over de Duitse eenwording: Lastenausgleich. Wider das dumpfe Einheitsgebot. Hoe boek bevatte ook een van de hoofdstukken uit Kopfgeburten, en daarom herzag ik dat ene hoofdstuk, dat toevallig een van de door mij vertaalde was. Er moest wel het een en ander op de schop (de wereld was tien jaar verder en de vertaler ook), maar heel beroerd was het toch niet – meen ik me te herinneren. Het eindproduct van die vertaling heette: Schuldenlast. Over de Duitse eenheid. Dat boek kende geen tweede druk. Helaas.

donderdag 8 oktober 2020

Over machthebbers die naar adem happen

Donald Trump staat naar adem te happen terwijl hij doet alsof hij met de hulp van God genezen is van Covid-19. Lang geleden, in 1984, zag ik al eens een geestverwant van Trump, de Sovjetrussische partijleider Konstantin Tsjernenko, op de televisie naar adem happen.

In september 1984 maakte ik met een collega van het IISG een archiefreis naar Moskou om daar het archief van de Duitse sociaaldemocraat Wilhelm Liebknecht (1826-1900) te raadplegen. We zaten twee weken in het toen al aftakelende National vlak bij het Rode Plein, een intussen in de oude Jugendstil-luister hersteld luxe-hotel, in 1984 ook al duur, maar de keuze aan acceptabele hotels was indertijd wat beperkter.

Tsjernenko, die zowat zijn hele leven partijfunctionaris was geweest, was in februari 1984 op de partijleiderstroon gezet, hij was toen al ernstig ziek vanwege longemfyseem en aanverwante zaken. Hij rookte vermoedelijk ook zowat zijn hele leven. In februari 1985 zou hij overlijden, 73 jaar oud, om te worden opgevolgd door iemand die de Sovjet-Unie ingrijpend zou veranderen: Michail Gorbatsjov.

De hotelkamer was uitgerust met een radio en een televisietoestel. De radio had twee knoppen: een om aan en uit te zetten en een voor het volume. Ik meen me te herinneren dat hij het niet deed. Maar de televisie wel. Die had drie of misschien wel meer knoppen, want er waren – weer: meen ik me te herinneren – een paar zenders, die allemaal op gezette tijden de partijleider aan het woord lieten. Afgewisseld met lange reportages over, bijvoorbeeld, de houtkap in Karelië en een volksdanswedstrijd in Moldavië.

Het interessante was dat die items met Tsjernenko nogal onrustig waren: de man zwiepte heen en weer door het beeld, en dat kwam, zo werd verteld (maar niet op tv natuurlijk), omdat vanwege zijn ademnood alle zinnen apart moesten worden opgenomen. En de cameramensen, ook dat gerucht ging, filmden al die zinnen met een ondermijnende bedoeling vanuit wisselende hoeken. Ik ben maar niet naar filmpjes van Tsjernenko gaan zoeken, want dan moet ik dit verhaal misschien wel aanpassen. Maar zo werkt dat: ik vertel alleen maar wat ik me meen te herinneren na 36 jaar.

P.S.: De foto van Tsjernenko staat op het Nederlandse Wikipedia-lemma over hem, het andere plaatje laat een stickertje op een lantaarnpaal in Washington D.C. zien, zelf gefotografeerd in juni 2017.