maandag 25 november 2019

Gevoelig en excentriek: Sarah Kirsch (1935-2013) [2013]


Gevoelig en excentriek: Sarah Kirsch (1935-2013) [2013]


Op 5 mei 2013 is de Duitse schrijfster Sarah Kirsch overleden, 78 jaar oud. Ze was de eerste auteur van de – marginale – uitgeverij Journal, die Ton Naaijkens en ik in 1979 oprichtten. We wisten de weg in de Duitse poëzie, en zeker in de Oost-Duitse, en daarom viel de keuze voor ons eerste boek op de toen 44-jarige Kirsch, die een paar jaar eerder uit de Duitse Democratische Republiek was geëmigreerd na de affaire rond de Oost-Duitse liedjeszanger Wolf Biermann. Die mocht na een tournee in West-Duitsland niet naar de ddr terugkeren. Een aantal schrijvers protesteerde, enkelen van hen werd het werken onmogelijk gemaakt. Kirsch vertrok in 1977 naar West-Berlijn.
Sarah Kirsch in 1996 (bron: tagesschau.de)
Een jaar eerder, nog vóór de Biermann-kwestie zich in november 1976 afspeelde, was Sarah Kirsch een van de optredende dichters op Poetry International in Rotterdam. Daar leerden we haar kennen. Eind 1978 schreven we haar een brief waarin we toestemming vroegen voor onze plannen, in de wetenschap dat Sarah Kirsch in mei 1979 voor enkele lezingen in Nederland zou zijn. We wilden daar nog een optreden samen met Judith Herzberg aan toevoegen, maar dat ging niet door. De twee dichteressen hadden elkaar op Poetry International leren kennen. In elk geval las Sarah Kirsch op 7 mei 1979 in Utrecht, want die datum staat bij haar opdracht in een paar van haar boeken in mijn kast. We zullen toen wel nadere plannen hebben gemaakt voor ons bundeltje, Mooi drijvende wolkenbeesten, dat begin oktober 1979 verscheen. Eerder dat jaar was bij De Arbeiderspers al het prozaboek De pantervrouw. Vijf vrouwen uit de ddr (een dompteuse, een kaderleidster, een afgevaardigde, een bedrijfsleidster, een arbeidster) spreken over hun leven verschenen in de vertaling van Poetry International-oprichter Martin Mooij. Representatief voor haar werk was dat boek, hoe mooi en interessant ook, niet, dat was op dat moment toch meer de poëzie.
In zomer en de vroege herfst van 1979 produceerden we ons eerste boek: we vertaalden, telden ons spaargeld, zochten een drukker, vonden een illustrator voor de bundel in Valentin Rothmaler, die kort daarvoor eveneens van Oost- naar West-Duitsland was verhuisd. Niet om politieke redenen, maar vanwege de liefde (want dat kon ook af en toe). Wat de boekproductie eind jaren zeventig betreft: het was nog de tijd van de zelf getikte typoscripten die naar de (wel al gecomputeriseerde) zetter gingen, de drukproeven kwamen na enkele correctieronden terug als plakproeven, waarmee we zelf de camera ready-pagina’s in de gewenste opmaak in elkaar moesten lijmen – geen digitaal programma dat dat allemaal vanzelf deed. Begin oktober 1979 leverde de drukkerij zevenhonderd exemplaren af van een boekje van 40 pagina’s waarover we best tevreden waren. Het kan er na 34 jaar inderdaad nog best mee door.
Zevenhonderd exemplaren was optimistisch, maar we raakten toch de meeste kwijt. Dat kwam door enkele uitgebreide en enthousiaste recensies: van Gerrit Bussink in De Groene, van Martin Mooij in Het Parool, van Hans Ester in Trouw en van Wil Hansen in NRC Handelsblad. Erika Dedinsky en Peter Nijmeijer besteedden uitvoerig aandacht aan het boekje in het kro-radioprogramma Spektakel-Magazine. De recensenten vermeldden netjes het besteladres en de briefkaarten en brieven stroomden dan ook binnen.

Het hielp zeker ook dat Judith Herzberg Sarah Kirsch tijdens Poetry International 1976 had leren kennen. De dichteressen waren leeftijdgenoten en verwante geesten. Dat leidde er toe dat Herzberg in Vrij Nederland onder de titel ‘Grote woorden die best kunnen’ een enthousiaste recensie schreef. Het kwam goed uit dat we Judith een paar weken eerder hadden ontmoet op een vertalersbijeenkomst in Duitsland, die voor een deel was gewijd aan Duitse vertalingen van haar gedichten en voor een ander deel aan internationale vertalingen van Sarah Kirsch. Daar lazen Ton en ik voor uit onze vertaling – zonder dat Sarah Kirsch daar bij was overigens, want ze had afgezegd. Dat zou ze later wel vaker doen, zeker toen ze eenmaal op een boerderij in Noord-Duitsland woonde en het buitenleven met schapen en ander vee soms belangrijker vond dan de literaire wereld. Judith Herzberg noemde de gedichten van Sarah Kirsch in haar recensie ‘sterk, doordat zij gevoelig en excentriek in die gevoeligheid durft te zijn. Ze gebruikt grote woorden zoals “Schönheit” alsof dat nog zomaar kan, en dan kan het. Zo is ze romantisch, maar niet braaf, ook niet in de manier waarop ze de taal hanteert. Ze is niet naïef, eerder weerbarstig, agrammatikaal, grillig en ongeremd lyrisch. […] De hevigheid van het werk is de aantrekkelijkheid ervan.’

Het werk van Sarah Kirsch, die midden jaren zestig in de ddr debuteerde maar die al snel in beide Duitslanden werd uitgegeven, zou dat door Judith Herzberg omschreven karakter behouden. Ze ging in later jaren steeds meer proza schrijven, dat ze ook nog eens verluchtte met eigen aquarellen, die ze ter relativering ‘Aquareller’ noemde. Dat proza was zo mogelijk nog weerbarstiger, ongrammaticaler en grilliger dan de poëzie, maar het bleef ongekend spannend en – in het kader van de grote woorden die best kunnen – mooi, zeker ook door de schitterende boeken die uitgeverij Steidl er van maakte.


Eerder, op 23 mei 2013, gepubliceerd op www.textualscholarship.nl en hier minimaal redactioneel aangepast herplaatst.

maandag 18 november 2019

Groningse puinhoop: het geval-Van Liempt (2)


Groningse puinhoop: het geval-Van Liempt (2)


Ik zag een opmerking over de kwestie-Van Liempt op Twitter voorbij komen, ze was in de trant van: waar maken jullie critici je druk om, die man is een journalist, en dan moet je heel andere maatstaven aanleggen. Die opmerking deed mij terugdenken aan 17 april 1975. Dat wil zeggen: ik dacht terug aan een gebeurtenis uit mijn studententijd en kon vrij gemakkelijk vaststellen dat die op 17 april 1975 plaatsvond.

Ik studeerde toen Duits in Utrecht. De plek waar dat gebeurde was het Instituut Frantzen voor Duitse Taal- en Letterkunde aan de Biltstraat, in het gebouw waar nu de abortuskliniek gevestigd is. Met anderen maakte ik een studententijdschrift, en we hadden bedacht dat we Franz Josef Degenhardt wilden interviewen, die een tournee door Nederland maakte. Degenhardt (1931-2011) was een Duitse jurist, schrijver en liedjesmaker, een communist, en bij linkse Duitsers moest je er in die tijd bij zeggen wat voor een soort communisme: hij was van de Deutsche Kommunistische Partei (DKP), en dat was een organisatie die naar de DDR en de Sovjet-Unie luisterde. Dat partijlidmaatschap was voor ons niet zo veelzeggend: Degenhardt maakte kritische liederen die ons wel bevielen.

We ontmoetten Degenhardt in zijn hotel, het voorname Pays Bas aan het Janskerkhof. We namen het interview af – ik weet niet meer hoe dat zo kwam – samen met een student van de School voor de Journalistiek, die toen in de Palmstraat gevestigd was, in de wijk aan de overkant van de Biltstraat. Deze student had een cassetterecorder bij zich vanwege een opname voor de interne omroep van de opleiding. We interviewden en maakten weinig notities, we zouden immers een bandje krijgen. ’s Avonds was het concert en de volgende dag wachtten we op het bandje. Toen dat maar niet kwam belden we maar eens op. De student – helaas heb ik geen idee meer wie dat was – deelde ons doodleuk mee dat het bandje al gewist was en voor een volgende opname gebruikt. Toen wij ons hardop afvroegen wat we nu moesten, deed hij de suggestie dat we dan maar moesten overschrijven wat er in de dag- en weekbladen over Degenhardt en zijn optreden werd gemeld.

Sindsdien nuttig ik journalistieke producten voorzichtig.

Ik schreef een stukje over Degenhardt in ons tijdschrift. Het gaat vooral over de routineuze en ongeïnteresseerde manier waarop hij onze onroutineuze en nerveuze en ongetwijfeld domme vragen beantwoordde, en ook deed ik het verhaal over de aankomende journalist, zijn cassettebandje en zijn voorstel. Mijn artikeltje eindigde met de beste wensen voor deze knurft: ik hoopte dat hij een glanzende carrière zou hebben bij de Telegraaf, het Algemeen Dagblad, de Tros of de AVRO, ‘of misschien wel bij het maandblad van de boerenbond in Nieuwe Pekela’. Ik kon me toen duidelijk nog niet voorstellen dat je met dit soort gedrag ook omroepcoryfee kon worden. En tot doctor in de letteren promoveren.

Curieus genoeg is, terwijl ik dit stukje schrijf, Hans Renders op de radio, de promotor van Ad van Liempt, de journalist die al overschrijvend en overnemend omroepcoryfee en doctor in de letteren werd. Hans Renders is hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen en directeur van het Biografie-Instituut aldaar, maar hij heeft ook een maandelijkse boekenrubriek in Met het Oog op Morgen. Renders weet vanzelfsprekend het een en ander over biografieën, en hij publiceert er dan ook veel over, onder andere verleden jaar, samen met de Brits-Amerikaanse biograaf Nigel Hamilton, Het ABC van de biografie (Amsterdam University Press). In 26 hoofdstukken over termen die met de letters A t/m Z beginnen worden aspecten van de biografie aan de orde gesteld. Ik heb het boek met veel plezier gelezen. Een paar lemma’s die ik met instemming las waren de E van Ethiek, de F van Feiten en de J van Journalistiek. Als ik die drie lemma’s even combineer is de kort samengevatte boodschap van dit boek dat een biografie van welke aard dan ook alleen gebaseerd kan zijn op harde feiten, dat die feiten eerlijk en controleerbaar moeten worden gepresenteerd en dat die combinatie van eisen erg overeenkomt met de eisen die aan de journalistiek gesteld moeten worden. En dat is ook niet zo vreemd, omdat biografieën, net als journalistieke teksten, per definitie alleen bruikbaar en waardevol zijn als ze ook leesbaar en toegankelijk zijn.

‘Dit boek,’ zegt het achterplat van Het ABC van de biografie, ‘zal iedereen fascineren die geïnteresseerd is in de wijze waarop de levens van echte personen door biografen wordt benaderd. Het vormt een belangrijke aanvulling op de theorie van de biografie, een groeiende wetenschappelijke discipline, en een belangrijk werk voor studenten van talen en (cultuur) geschiedenis [sic]. Een natuurlijk voor biografen, om hen te behoeden voor misstappen.’ Maar dit boek was dus niet aan Van Liempt besteed. En zijn promotor Renders vond dat geen probleem.


maandag 11 november 2019

Groningse puinhoop: het geval-Van Liempt (tussendoortje)

Groningse puinhoop: het geval-Van Liempt (tussendoortje)

Gisteren kwam in het vpro-geschiedenisprogramma ovt een biografie van een commandant van een Duits kamp in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog aan de orde. Op deze biografie is onlangs een journalist gepromoveerd aan de Rijksuniversiteit Groningen, een van de promotoren was Hans Renders.  Met zo’n omschrijving had het over de in opspraak geraakte Ad van Liempt kunnen gaan, die in mei j.l. bij Hans Renders promoveerde op de biografie van een Duitse commandant van een Nederlands concentratiekamp. Maar dat was niet zo. In de studio was Richard Hoving, die een biografie schreef van de man die wij ouderen kennen als Joseph Kotälla, ooit plaatsvervangend commandant van Kamp Amersfoort en een van de Drie (à Vier) van Breda. De titel van het boek: De beul van Amersfoort. Biografie van Josef Kotälla (1908-1978). In ovt werd volgens mij niet uitgelegd waar die verschillen in de naam vandaan komen, maar op Wikipedia wordt op zijn minst de umlaut in de achternaam een beetje verklaard. De biograaf, toch verantwoordelijk voor deze nieuwe stand van onze kennis, had het in ovt vreemd genoeg vrij structureel over Kotälla, met umlaut.

Er werd nog wel meer niet uitgelegd in de ovt-uitzending, bijvoorbeeld vreemd genoeg het feit dat Hoving is gepromoveerd is op zijn biografie, en wel bij Hans Renders. Dat is toch eigenlijk wezenlijke informatie voor de luisteraars van een geschiedenisprogramma. Heeft dat iets te maken met Van Liempt, vraag ik me dan af, als ik zoiets (niet) hoor. Want wat zou vanzelfsprekender zijn dan aan de biograaf van een kampcommandant te vragen of er misschien overeenkomsten zijn met het leven van andere kampcommandanten, bijvoorbeeld die van Westerbork, Gemmeker, over wie nog niet zo lang geleden een biografie verscheen, en wel van Ad van Liempt. Maar over Van Liempt en zijn plagiaat- en andere problemen mag, zo lijken de media te hebben afgesproken, niet inhoudelijk en kritisch worden gesproken, en ovt doet daar gewoon aan mee. Ik beluister niet elke uitzending, maar ik geloof niet dat ik een stevige discussie over Van Liempt heb gemist. Als je als redactie het jubileum van Sesamstraat belangrijk vindt, dat ook gisteren in ovt aan de orde kwam, moet je ook ruimte maken voor Van Liempt en zijn critici.


 


donderdag 7 november 2019

Groningse puinhoop: het geval-Van Liempt (1)

Groningse puinhoop: het geval-Van Liempt (1)

Mijn collectie literatuur over wetenschappelijke integriteit is onlangs weer een beetje gegroeid, hoewel het maar een dun boekje is dat er bijkwam: Plagiaat en nivellering. Nieuwe trends in de Nederlandse geschiedschrijving over de Tweede Wereldoorlog heet het en het is van de hand van Rudolf Dekker, gepensioneerd docent geschiedenis aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Dekker gaf het boek uit bij de uitgeverij die hij na zijn pensionering begon: Panchaud (panchaud.nl).

Het boekje is hoofdzakelijk gewijd aan het kleptomane gedrag van omroepcoryfee Ad van Liempt, die met allerlei publicaties is uitgegroeid tot een soort volkshistoricus.  Die publicaties leunen nogal eens op publicaties van anderen, en niet zo’n kleine beetje ook. Dekker geeft overtuigende voorbeelden van plagiaat, ideeëndiefstal, onfatsoenlijk profiteren van samenwerking met anderen en de bijbehorende gebruikmaking van zijn positie als bekende Nederlander met friends in high places. Deels was dit al bekend, maar nu kwam daar in het voorjaar nog de promotie van Van Liempt in Groningen bij op een proefschrift over Westerbork-commandant Albert Gemmeker, dat op allerlei manieren twijfels oproept over de wetenschappelijke integriteit van Van Liempt en ook van zijn Groningse promotores.

De praktijken van Van Liempt waren al vóór het verschijnen van Dekkers boek uitgebreid gedocumenteerd door Bart FM Droog (http:/www.droog-mag.nl/index.html), die - zegt de Volkskrant in een wel erg vertraagd verschenen artikel dat Van Liempt in bescherming neemt - verantwoordelijk is voor de integriteitsklacht die is ingediend bij de Rijksuniversiteit Groningen. Deze klacht werd in behandeling genomen en er zal dus een uitspraak volgen. Ik voorspel, op grond van een eigen ervaring, dat ze niet gegrond wordt verklaard. Het beschermende cordon rond Van Liempt was snel opgetrokken: mediaberichten gaan niet verder dan het herhalen van persberichten en een enkel verdedigend stuk.

De uitzondering: kort voor het verschijnen van zijn boekje was Dekker te gast in het radioprogramma ‘Dr. Kelder en Co’, dat ik anders mijd als de pest vanwege verregaande hekel aan Jort Kelders opvattingen. Maar nu luisterde ik. Hoewel Kelder de kwestie netjes behandelde en hoewel het ook duidelijk is dat hij niet aan de kant van Van Liempt staat, was in sommige vragen toch te horen hoe het genoemde cordon werkt. De eerste vraag aan Dekker was waarom hij nooit hoogleraar was geworden – en die vraag impliceert: waar komt jouw expertise vandaan, jij bent immers niet slim genoeg om professor te worden. Dekkers antwoord was souverein, ook op een vraag over verondersteld querulantendom.

Het curieuze aan dit item over wetenschappelijke integriteit was dat het aan de orde kwam in een programma met een titel die suggereert dat de presentator de academische doctorstitel bezit, maar dat is niet het geval. En er kwam nóg een integriteitsprobleem langs, dat ook best aan de orde gesteld had kunnen worden. Er werd namelijk aandacht besteed aan het boek Romantici en revolutionairen van Lotte Jensen en Rick Honings. Lotte Jensen was in de studio en ze bleek verrast door de berichten over Van Liempt. Maar ze zal toch wel weten dat de Rick Honings met wie ze samenwerkt een kwalijke rol speelde bij zo’n andere pretpromotie, die van Onno Blom in Leiden. Honings was lid van de promotiecommissie die het proefschrift van Blom over Wolkers afkeurde, om vervolgens, doodleuk, ook plaats te nemen in de illegale maar door het College van Bestuur goedgekeurde tweede commissie, zonder dat dubbele lidmaatschap aan zijn commissiecollega’s te melden. Tussen eerste en tweede commissie ging Honings ook nog eens met Blom aan de slag om het boek aan te passen. Staat ook niet in het promotiereglement. De tweede commissie keurde het proefschrift goed, en dat was natuurlijk de bedoeling van deze schending van het promotiereglement. Dat allemaal gebeurde onder regie van Willem Otterspeer. U weet waar u mijn stukken over hem en iover de Blom-kwestie kunt vinden.

Als u die (nog eens) gelezen hebt, ga ik het weer hebben over de kwestie-Van Liempt.