dinsdag 23 augustus 2022

Ei!


We hadden een familieweekeinde in Parc Spelderholt in Beekbergen. Parc Spelderholt, gelegen in een hoekje van het landgoed Spelderholt, is van alles: een zorginstelling, een opleidingsinstituut voor jongeren met een beperking, die bijvoorbeeld worden opgeleid om te werken in het hotel en conferentieoord dat Parc Spelderholt ook is. Erg prettig allemaal. Tegenover het hotel ligt een landhuis dat ‘kasteel’ wordt genoemd. Het werd in 1907 gebouwd. Tijdens de bezetting werd het gevorderd door de bezetter. Na Dolle Dinsdag 4 september 1944 kwam Rijkscommissaris van Nederland Arthur Seyss-Inquart er met zijn familie wonen omdat het westen van het land hem te heet onder de voeten werd. Na de oorlog nam een ander soort boef er zijn intrek, Prins Bernhard namelijk, die er in de speciaal voor hem gecreëerde nep-militaire functie van bevelhebber der Nederlandsche Binnenlandsche Strijdkrachten (de voormalige verzetsgroepen) allerlei Duits en ander materieel vorderde om in rond te rijden en te vliegen en dat spul vervolgens voor eigen beurs te verkopen. Ik hoorde dat er bij de rondleidingen daar ook wordt gerefereerd aan de dames die de prins in het kasteel ontving. Prinses Juliana kwam ook af en toe.

Tegen dat kasteel keken we dus aan tijdens onze familiebijeenkomst, die voor mij een schoonfamiliebijeenkomst was, maar dat maakt na ruim 45 jaar met die familie weinig uit. Ik beheer zelfs het familiearchief van een tak van mijn schoonfamilie. Uit dat familiearchief nam ik een doos mee met archiefmateriaal en foto’s van een familielid dat ook een verleden op Spelderholt had. Dat familielid was Willem Frederik van Tijen, roepnaam Itte. Oom Itte was de broer van de moeder van mijn echtgenote, die ik graag schoonmoeder had genoemd als zij in 1969 niet veel te vroeg was overleden.

Oom Itte werd in 1920 geboren in Vlissingen, maar zijn familie vertrok, toen hij een kleuter was, naar Ambon, waar vader Van Tijen een paar jaar lang hydrografisch werk voor de marine deed. In 1928 kwam aan dat verblijf een einde. Na de hbs vertrok Itte in 1938 naar Vermilion in de Canadese provincie Alberta om daar tot 1940 een opleiding te volgens aan de plaatselijke School of Agriculture. Terug in Nederland ging hij in Wageningen studeren, een studie die werd onderbroken toen de Nederlandse studenten begin 1943 een loyaliteitsverklaring aan de Duitse bezetter moesten ondertekenen om verder te kunnen studeren. Oom Itte deed dat niet: hij dook eerst, samen met mijn schoonvader, onder en kreeg vervolgens een baan in de Engewormer-polder als beheerder van een proefboerderij van de firma Wessanen, waar de familie Laan de scepter zwaaide. Ittes grootmoeder was een Laan – vandaar. Na de bezetting rondde hij zijn studie af. Oom Ittes specialisme: pluimvee.

Na de studie lokte Canada weer, waar Itte een in 1950 in Red Deer, Alberta, een onderzoeksbaan kreeg. Achterin het plakboek met zijn levensverhaal dat Ittes moeder voor hem maakte bij zijn afscheid staan de namen van familieleden en vrienden die bij die ‘uitstuif’ aanwezig waren. Twee van die personen waren er ook nu in Spelderholt weer bij. In de linker rij met namen in het plakboek staat, bijna onderaan en heel bescheiden, ‘Lous’. Dat was Lous Hijnekamp, de verloofde van oom Itte, die niet meeging naar Canada. Dat gebeurde later pas, in 1955. Vlak voor Lous’ vertrek, want alles moest heel netjes blijven, trouwden Itte en Lous, en wel met de handschoen. In het familiearchief zit een halve trouwfoto. Of er in Canada ook een foto is gemaakt, vertelt het archief niet.

Itte en Lous kwamen op zeker moment weer terug, want Oom Itte kreeg een baan bij de overheidsinstelling die uiteindelijk Instituut voor Pluimveeonderzoek ‘Het Spelderholt’ zou gaan heten. Een paar artikelen die van W.F. van Tijen in het kader van zijn werkzaamheden publiceerde kon ik vinden. Ze hebben titels als ‘The consequences of selection for shell quality’, ‘Selectie op schaalkwaliteit’ en ‘Shell quality in poultry as seen from the breeder’s viewpoint’. Sommige van die artikelen staan online, zoals ‘On the relationship between the height of the thick albumen and the weight of eggs’ uit 1968, dat, als je het wilt lezen, te koop is. Gratis te lezen is een deel van de samenvatting: Calculations from data of egg quality obtained at four Regional Experimental Farms for Poultry Husbandry and at the Central Institute for Poultry Research “Het Spelderholt” at Beekbergen, the Netherlands, support the conclusions advanced in recent American investigations that the uniform regression of Haugh (1937), which is used for the correction of the height of the thick albumen in relation to the egg weight (0.05 mm. per g. difference in weight), has no general validity. Only for fresh eggs at the beginning of the laying period was an average regression found which did not deviate significantly from the Haugh regression. Significant differences between farms and strain crosses were not established as long as exceptionally deviating circumstances were not considered. It was also found that as the laying period proceeded the Haugh correction factor for the height of the thick albumen in relation to the egg weight could have an adverse effect.’ Etcetera.

Itte en Lous van Tijen woonden in Beekbergen in een mooi vrijstaand huis, waar ze ons en anderen hartelijk ontvingen. Het was een bijzonder stel: Oom Itte was klein van postuur door een groeistoornis, Tante Lous was niet veel groter door een vergroeiing aan haar benen. Ze hadden een paar vogels als huisdier. Geen kippen, geen kanaries of parkieten, maar eenden. Alle andere dieren ter wereld droegen zij een warm hart toe met hun jarenlange inzet voor het Wereldnatuurfonds. Voor dat werk kregen ze een internationale onderscheiding van die organisatie. Lous overleed in 2002, Itte in 2009.

Het hotel van Parc Spelderholt is gevestigd in het voormalige laboratoriumgebouw van het pluimveeonderzoekinstituut. We zagen maar één kip tijdens ons verblijf daar. Ze staat voor het gebouw waar de wpsa zetelt, de World’s Poultry Science Association. Er waren wél kippenbouten bij het avondeten en eieren bij het ontbijt. Onze kleindochter, precies honderd jaar na Oom Itte en Tante Lous geboren, wist, toen ze langs het ontbijtbuffet werd gedragen, wat ze wilde eten: ‘Ei!’



zondag 14 augustus 2022

Herman’s Island etc.

Dezer dagen 14 jaar geleden reden we rond in Newfoundland, het Canadese eiland dat deel uitmaakt van de provincie Newfoundland and Labrador.
Vóór en na Newfoundland bezochten we twee andere provincies, Nova Scotia en Prince Edward Island. We deden een aantal plekken aan die Willem Frederik Hermans bezocht in de zomer en herfst van 1948, tijdens zijn verblijf daar als houtcontroleur. Newfoundland and Labrador was, toen Hermans er was, nog geen provincie van Canada, maar een 'dominion' van het Britse koninkrijk en als zodanig een land dat Hermans in die tijd in een notitieboekje in een lijstje met door hem bezochte landen kon zetten. Prince Edward Island bezocht Hermans overigens niet.
Over zo'n reis zou je een mooi boekje kunnen maken. Maar iemand anders had dat idee al gekaapt: de Hermans-biograaf. We hadden hem kunnen tegenkomen daar. Hij maakte er een ander boek van dan ik gemaakt zou hebben. Hij maakte ook een andere reis. Hij bezocht op Newfoundland bijvoorbeeld Cornerbrook, terwijl wij op de plaatsnaambordjes Corner Brook zagen staan.
De foto's van onze reis die verband houden met Hermans' reis zette ik indertijd in een aparte map op flickr.com: https://www.flickr.com/photos/25955360@N00/albums/72157607061047029.

dinsdag 9 augustus 2022

Vlechten

Mijn moeder zou vandaag 102 zijn geworden als ze niet al op haar 99ste was overleden, ongeveer honderd dagen vóór haar honderdste. Uit haar bezit komen deze twee briefkaarten, allebei gesigneerd door de Nederlands-Duitse zanger en filmster Johan Heesters, die, in 1903 in Amersfoort geboren, de honderd wél haalde, en wel ruim. De kaart met Sylvain Poons en de ijskar hoort bij de film ‘Bleeke Bet’ uit 1934. Rond die tijd verhuisde Heesters naar Duitsland om daar, als Johannes Heesters, tot zijn dood te blijven en tot 1944 vrolijk in allerlei films te acteren en te zingen. Vanaf 1946 ging hij daar weer net zo vrolijk mee door. De andere briefkaart is een Duitse kaart.

Ik gebruikte de ‘Bleeke Bet’-kaart in 2010 als illustratie bij het mooie en interessante artikel ‘Johannes Heesters in Wenen en Berlijn’ dat Helleke van den Braber schreef voor het boek waarvan zij en ik samen de eindredactie deden: In 1934. Nederlandse cultuur in internationale context (uitgegeven door Querido). Mijn moeder kreeg een bewijsexemplaar als leverancier van een archiefstuk uit particulier bezit. Tijdens het afronden van de redactie en de productie van het boek controleerde ik voortdurend of er op het laatste moment nog een correctie moest worden toegepast op het artikel van Helleke: de overlijdensdatum van Heesters namelijk. Soms wil je gewoon graag iemand dood hebben, maar dat lukte niet: hij gaf het pas in 2011 op, 108 jaar oud. Hij moest dus heel lang uitleggen waarom hij tot 1944 had doorgezongen en -gespeeld.

Mijn moeder vertelde regelmatig dat ze de briefkaarten had gekregen en laten signeren bij een bezoek van Heesters aan een bioscoop in Kerkrade, ik neem aan bij een voorstelling van ‘Bleeke Bet’. Ik heb gezocht of ik iets kon vinden over zo’n bezoek, maar dat is niet gelukt. Kerkrade had, toen mijn moeder jong was, en ook nog toen ik jong was, tot midden jaren zestig twee bioscopen: Hollandia op de Markt, een echte theater, verpakt in een mooi gebouw, en de Roxy in de Einderstraat, die tot 1945 Tonhalle Roxy heette. Kerkrade was cultureel gezien toen nog veel Duitser dan nu. De Roxy lag achter de huizen, zonder vanaf de straat zichtbare architectuur. Alleen etalages met affiches etc. wezen op de aanwezigheid van een filmhuis. Ik herinner me dat je een lange smalle gang door moest voordat je de Dikke en de Dunne kon gaan bekijken.

Johan Heesters maakte, vertelde mijn moeder, bij het uitdelen van de kaarten een opmerking over de vlechten die ze als tiener – tot wanneer? – had. Ze waren lang, langer dan een foto uit die tijd kon bevatten.

zaterdag 6 augustus 2022

Cursiefje

Elke ochtend wordt het Comité ter Bescherming van het Werk van Willem Frederik Hermans wakker met de bange gedachte: wat zullen we vandaag weer aantreffen? Er zijn gelukkig veel rustige dagen, waarop het Comité zich aan andere nuttige taken kan wijden, maar soms is er ook werk aan de winkel.

Zo moest vandaag de tweede jaargang van het vermaarde tijdschrift Merlyn worden geraadpleegd, in de tweede jaargang waarvan (1963/1964, p. 23-) Kees Fens het essay ‘Buiten de gevestige chaos’ wijdt aan de novelle Het behouden huis van Willem Frederik Hermans (geschreven in 1950, verschenen begin 1952 met 1951 als jaar van publicatie).  De novelle staat nu in deel 7 (2006) van de Volledige Werken van Hermans op de pagina’s 299-342. In zijn essay citeert Fens onder andere uit een passage die halverwege de novelle staat:

Let even op de zin: ‘En dan volgt een zin die door de auteur gecursiveerd is:’.

Dit is de passage waar het om gaat:

Let even op de zin van Hermans waar Fens de aandacht op vestigt. Het is een zin waar Hermans zelf al speciale aandacht op had gevestigd door hem te cursiveren.

Vandaag, 6 augustus 2022, vindt de Hermans-citatenleverancier van deze week op de website neerlandistiek punt nl, studente in Nijmegen en schrijfster Suzanne Voets, dat het bewuste citaat er zo moet uitzien:

Let even op de zin die gecursiveerd had moeten worden. En dan is er ook nog iets met een accent en een komma, maar dat doen we misschien een andere keer.

vrijdag 5 augustus 2022

Over genres

De Willem Frederik Hermans-citatenleverancier op neerlandistiek punt nl van deze week, Suzanne Voets, is student Nederlands in Nijmegen en schrijfster. Ze werkt, volgens de tekst die haar bij ons introduceert als citatenleverancier, momenteel ‘aan een historische roman en enkele literaire publicaties’. Dat wordt dus een niet-literaire historische roman, begrijp ik? Is dat alleen maar onnadenkend geformuleerd of zitten er diepere gedachten achter, zoals in het geval waarover ik een jaar of zes geleden, op 2 juni 2016, op Facebook schreef onder de titel ‘Literaire romans’:

Het Historisch Nieuwsblad bestaat 25 jaar en daarom mogen we stemmen op ons favoriete geschiedenisboek. Het tijdschrift geeft een lijst van 250 titels om uit te kiezen. Op die lijst, waarop elke titel een genre-aanduiding heeft, zie ik dat ik de afgelopen jaren, zonder me daarvan bewust te zijn, een aantal interessante ‘literaire romans’ heb gelezen. Een kleine geschiedenis van bijna alles van Bill Bryson bijvoorbeeld, en In Europa, De eeuw van mijn vader en Hoe God verdween uit Jorwerd van Geert Mak, ook Tot het bittere einde van Viktor Klemperer en Romantiek van Rudiger Safranski. Allemaal ‘literaire romans’ volgens het Historisch Nieuwsblad, net als Sonny Boy en De Amerikaanse prinses van Annejet van der Zijl. Romans zonder zo’n toevoeging (niet-literaire romans zou je kunnen zeggen) staan niet op de lijst, maar vreemd genoeg is er ook geen genre ‘historische romans’. Dus geen – bijvoorbeeld – Hella Haasse. Wel een categorie ‘Pockets algemeen’, met één titel: de Historiën van Tacitus.

De lijst is opgesteld in samenwerking met een viertal gepensioneerde academici. Een van hen is Hans Blom (Leiden, NIOD). Amusant is dat twee literaire romannetjes van zijn promovenda Van der Zijl op de lijst staan, maar niet haar proefschrift, een biografie over Prins Bernhard. Curieus is dat een egodocument als de dagboeken van Klemperer wel in de Top 250 staan, maar het dagboek van Anne Frank niet. Niet literair genoeg zeker, of geen ‘pocket algemeen’.

En terwijl ik de lijst uitgebreid aan het bestuderen was kondigde Teletekst, geheel in lijn met de lijst van het Historisch Nieuwsblad, een item van Nieuwsuur aan: ‘Het succes van de streekroman’. ‘Wat verklaart het succes van boeken over (vergeten) regionale geschiedenis?’ vraagt het televisiescherm mij. Ik naar Nieuwsuur kijken: er is aandacht voor de vertoneelstukking van ‘Het pauperparadijs’ van Suzanna Jansen (‘Literaire non-fictie algemeen’ op de lijst van het Historisch Nieuwsblad), en Marcia Luyten komt aan het woord over haar Het geluk van Limburg. Dat boek staat niet op de HN-lijst, ik kan dus niet opzoeken wat dat voor soort boek is. Maar gelukkig wint Luyten een paar dagen later de Brusseprijs. De jury daarvan vindt Luytens boek ‘een verhaal dat leest als een roman’. Ik, argeloze lezer en kijker, begrijp dus dat de Brusseprijs een prijs is voor de beste streekroman.