Parasol – de korte geschiedenis van een
Utrechts tijdschrift [2004]
Boeken en artikelen
over Utrechtse kunst hebben de neiging te beginnen met het leggen van nadruk op
de saaiheid, de bekrompenheid en de dufheid van het artistieke klimaat in de
Domstad, om vervolgens te berichten over een uitzondering op die bekrompenheid:
het onderwerp van het boek of het artikel. Misschien wordt het langzamerhand
tijd deze negatieve insteek te laten varen en, met al die uitzonderingen op de
regel, te concluderen dat het best meevalt met de kunst in Utrecht. Dat Utrecht
misschien wel een heel gewone kunststad is, een stad met een rijk
kunstverleden, met hoogtepunten, met personen die buiten de stads- en
landsgrenzen bekend zijn, maar ook met een grote groep van in het verleden en
nu hardwerkende, verdienstelijke en voor de Utrechtse gemeenschap belangrijke
kunstenaars. De geschiedenis van de kunst bestaat niet alleen uit hoogtepunten,
de hoogtepunten bestaan zelfs alleen maar bij de gratie van de omgeving waar ze
bovenuit staken.
Oplage 300
Ook de weinige
literatuur die er is over het Utrechtse studententijdschrift Parasol, waarvan in 1963 slechts twee
nummers verschenen, begint met het bezweren van de ‘bekrompen en benauwde
atmosfeer’ van de studentenstad Utrecht, in vergelijking met de ‘vrijmoedige
hoofdstad veertig kilometer verderop’ (Fransen). Maar misschien is hier toch
sprake van een wat anachronistische kijk op de zaak. Ook in Amsterdam zullen
begin jaren vijftig kritische studententijdschriften door de universitaire gemeenschap
niet met gejuich zijn ontvangen.
Van de twee nummers van Parasol, oplage 300, zijn niet veel exemplaren bewaard gebleven. De
digitale Nederlandse Centrale Catalogus kent twee vindplaatsen: de
universiteitsbibliotheken van Leiden en, natuurlijk, Utrecht. Ook het
Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum in Den Haag heeft de 2 Parasols. Ze zitten in een kleine
collectie die een Parasol-collectie
heet te zijn, maar die het in feite niet is: behalve de twee exemplaren van Parasol en het typoscript van het al
geciteerde artikel van Ad Fransen bevat de Parasol-map
geen documenten die betrekking hebben op de geschiedenis van het tijdschrift.
Parasol wordt
gezien als een voorloper van het legendarische, in 1957 door de uitgever Geert
van Oorschot opgerichte literaire tijdschrift Tirade. De connectie tussen Parasol
en Tirade is dan ook de achtergrond
van het artikel dat Ad Fransen in het jubileumnummer 300 van Tirade in 1985 aan Parasol wijdde. Fransen sprak met nog levende makers en auteurs van
Parasol, hij onthulde de pseudoniemen
waarachter veel auteurs zich verscholen en vertelde de kortstondige
geschiedenis van het blad. Veel is daar niet aan toe te voegen.
Wie waren de makers van Parasol? Volgens de titelpagina van nummer 1 vormden J.A. Emmens,
A.N.J. Koster, J.W. Smit en P.J. Vinken de redactie en waren de medewerkers
Amaziah Peddemors, J. Eijkelboom, Henrick de Roover, G. van Herpen, E. Reil, H.
Valentijn en P.A. Vrolick. In nummer 2 is Amaziah Peddemors verdwenen en J.G.
van Bergen erbij gekomen. De vier redactieleden waren alle vier in de
studentenadministratie te vinden: Jan Emmens (1924-1971) was een ouderejaars
kunstgeschiedenis; hij werd later in Utrecht hoogleraar in dat vak en maakte
ook naam als dichter. Nol Koster studeerde Nederlands, Wim Smit geschiedenis en
Pierre Vinken medicijnen. Vinken (geboren in 1927) werd neurochirurg. Van 1975
tot 1992 was hij bijzonder hoogleraar in Leiden, van 1979 tot 1995 voorzitter
van de raad van Bestuur van Uitgeversmaatschappij Elsevier (vanaf 1993 Reed
Elsevier).
De medewerkers waren niet zonder meer in het Utrechtse
studentenleven te lokaliseren, want behalve de Amsterdamse student, later
journalist, dichter en vertaler Jan Eijkelboom en de Utrechtse student
medicijnen Gé van Herpen verborgen de resterende auteurs zich achter
pseudoniemen. ‘Amaziah Peddemors’, zo onthult Fransen, was de schrijversnaam
van de ouderejaars studentsociologie Karel Blom, ‘E. Reil’ was Pierre Vinken,
‘H. Valentijn’ Wim Smit, ‘Henrick de Roover’ Jan Emmens, ‘P.A. Vrolick’ Jan
Eijkelboom en J.G. van Bergen de later als socioloog bekend geworden
Amsterdamse student Joop Goudsblom. Van Herpen en ‘Van Bergen’ zouden overigens
niet in Parasol publiceren. Dat Ernst
Vijlbrief (zoon van de drukker van het tijdschrift en latere zwager van Jan
Emmens) vignetten in beide nummers tekende wordt alleen maar achterin nummer 1
vermeld.
De
inhoud
Het loont de moeite de
twee verschenen nummers van het tijdschrift al bladerend eens te bekijken.
Een beetje tijdschrift begint natuurlijk met een
beginselverklaring, en dat deed Parasol
in nummer 1, gedateerd maart 1953, ook. Onder het kopje ‘Fut’ – gevolgd door
teksten met de titels ‘Nut’, ‘Dut’ en ‘Zût’ – legt P.J. Vinken uit waar de
titel vandaan komt: ‘Tegen te felle zon gebruikt men een parasol, als
afweermiddel, en soms (wanneer men niet zo overtuigd is van de Doelmatigheid
van het Al), met enig protest. De redactie van dit blad […] is wat overgevoelig
voor licht; een zwak zonnetje kan al een bedreiging zijn voor haar welzijn.’
De goede verstaanders onder de weinige lezers wisten
genoeg: met het ‘zwakke zonnetje’ werd de Utrechtse universiteit bedoeld, die
immers als motto ‘Sol Iustitiae Illustra Nos’ voert: ‘Zon van de gerechtigheid,
verlicht ons.’ De makers van Parasol
zetten zich dus af tegen de aloude alma mater van de Domstad. Veel van die
kritiek is voor de lezer van nu nauwelijks nog te begrijpen. Zelfs het stuk dat
de meeste opschudding in academisch Utrecht veroorzaakte, ‘De vrouw. Een
confrontatie’, zou eigenlijk een serie voetnoten nodig hebben om in al zijn
finesses te kunnen worden begrepen. De kern van dit artikel van ‘E. Reil’ was
dat de internationaal vermaarde psycholoog en fysioloog F.J.J. (Frederik)
Buytendijk (1887-1974) in zijn boek De vrouw. Haar natuur, verschijning en bestaan.
Een existentieel-psychologische studie (1951) wat al te veel leentjebuur had
gespeeld bij een werk van de Duitser Philipp Lersch, Vom Wesen der Geschlechter (1947). Het stuk zorgde vanzelfsprekend
voor opschudding, en het bestuur van de universiteit meldde zich bij de
redactie en eiste excuses. In een ‘Redactioneel’ in nummer 2, waarschijnlijk
geschreven door Jan Emmens, bood Parasol
Buytendijk ‘verontschuldigingen [aan] voor de wijze waarop de critiek op zijn
boek was geformuleerd’, maar Pierre Vinken, nog steeds als E. Reil, werd
vervolgens nog duidelijker door de badinerende toon van zijn eerste stuk te
vervangen door een reeks voorbeelden. Het artikel heette dan ook ‘Man en
Paard’. Wie zich achter het pseudoniem
verschool kwam overigens niemand te weten. ‘Dat was maar goed ook,’ verklaarde
Vinken in 2000. ‘Als was uitgekomen dat ik dat stuk had geschreven, was ik
onmiddellijk van de universiteit verwijderd.’ (Geurts) De kwestie had in 1982
nog een staartje, zoals Fransen vertelt, omdat een zoon van Buytendijk Vinken
alsnog voor smaad aanklaagde wegens het Parasol-artikel.
Maar Vinken werd vrijgesproken nadat hij nog een reeks passages had aangedragen
die plagiaat aannemelijk maakten.
Ook andere artikelen in Parasol reageren op universitaire ontwikkelingen, zoals het
amusante stuk ‘Een semantische studie over het begrip wereld in verband met de
uitdrukking “in de wereld zijn” bij Heidegger en Gabriel Marcel’ van ‘H.
Valentijn’ in nummer 2. Het amusante artikel van de pseudonieme Wim Smit steekt
in de vorm van een voor een prijsvraag geschreven schoolse verhandeling de
draak met modieuze filosofieën.
Er staan ook niet-actuele bijdragen in de Parasols. Jan Eijkelboom droeg aan beide
nummers een vertaling van een gedicht van John Donne bij, en Jan Emmens aan
beide nummers gedichten. In beide nummers staan ook advertenties. Die van de
repetitor G.F. Monnereau lijken echt, maar de aanmoediging in nummer 2 om het
universiteitsblad Sol Iustitiae te gaan lezen (‘verschijnt nog steeds!’) valt
onder de categorie humor, net als de lijst boeken die in nummer 1 als leverbaar
worden aangeprezen bij De Nederlandse Boekhandel aan de Nachtegaalstraat, hoek
Maliebaan. Behalve de inderdaad in de aflevering van Parasol behandelde boeken van bijvoorbeeld Buytendijk, Lersch en
Aldous Huxley bevat de lijst ook titels als Down
with everybody van George Mikes en de Divina
Comedia van Dante. Leuke, flauwe grappen, maar Parasol was dan ook een studententijdschrift.
De
betekenis
Was Parasol ook echt een Utrechts
tijdschrift? Het antwoord moet nee zijn. Er staan nauwelijks stukken in die
niet ook in andere studentenbladen in andere steden hadden kunnen staan, de
thema’s zijn ook niet typisch Utrechts, en behalve Emmens hebben er geen mensen
aan meegewerkt die in de Utrechtse cultuur een belangrijke rol hebben gespeeld.
Met nummer 2 van oktober 1953 was het afgelopen met Parasol, dat dus niet meer
‘onregelmatig’ verscheen, zoals het colofon telkens meldde, maar nooit meer.
Het ‘woestijnbloempje’ (aldus Joop Goudsblom) was uitgebloeid. Misschien zat de
angst voor onaangename gevolgen er bij deze en gene wel in als men op dezelfde
voet doorging. Enkele redactieleden en medewerkers vonden hun weg in andere
redacties, zoals van het Amsterdamse studentenblad Propria Cures of van het literaire tijdschrift Tirade van uitgeverij Van Oorschot. Anderen kozen een
wetenschappelijke carrière, van weer anderen werd niets meer vernomen.
bronnen
Ad Fransen, ‘Parasol,
een korte voorzomer in de ontstaansgeschiedenis van Tirade’. In: Tirade, 29 (1985), afl. 300, p. 517-546.
Twan Geurts, ‘De
nihilist’. In: id. (red.), Zo, dit is de
wereld. Alumniportretten. Utrechtse afgestudeerden over 50 jaar leven en werk.
Utrecht 1986, p. 80-87 (over Pierre Vinken).
Arjaan van Nimwegen,
‘De stad Utrecht’. In: Willem van Toorn (red.), Querido’s letterkundige reisgids van Nederland. Amsterdam 1982, p.
207-236.
Hans van Straten,
‘Literatuur in Utrecht, 1923-1973’. In: Jaarboek
Oud Utrecht 1973. Utrecht 1973, p. 97-125.
Ton Veldhuysen, Tirade 1957-1985. Leiden 1986.
Dit
– op verzoek en snel geschreven – artikel verscheen eerder in Nobelmagazine. Beeldende kunst in Utrecht in de Twintigste Eeuw, 1 (2004), afl. 2, p. 29-31, en
is hier licht redactioneel bewerkt. Bij het artikel stonden de twee voorkanten
van de Parasols afgebeeld, ik heb er
nu enkele scans uit aflevering 1 aan toegevoegd uit een exemplaar dat ik
onlangs vond. Nu, vijftien jaar na het verschijnen van het artikel in een
glossy maar obscuur en ongelezen tijdschrift, zal het niet moeilijk zijn op een
aantal punten informatie toe te voegen: verscheidene voorkomende personen zijn
overleden, biografieën en necrologieën (Wim Smit overleed in 2006, Pierre Vinken
in 2011) verwijzen soms naar Parasol.
Ik heb de neiging kunnen onderdrukken de literatuurlijst uit te breiden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.