1 Mei [2015]
25 jaar geleden had ik
het druk. Op 1 mei 1990 verscheen het boek Een
dag is ’t van vreugde, een dag is ’t van strijd. Geïllustreerde geschiedenis
van 1 Mei in Nederland, geschreven door Ger Harmsen, Luchien Karsten en
mij. Het verschijnen werd gevierd in het instituut waar ik toen werkte, het
Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam. Ik herinner me
niet veel van die presentatie, behalve dat ik eerder weg moest om op te treden
in een talkshow van de kortstondige televisiezender RTL-Véronique. Viola Holt
was de presentatrice, die toen nog Viola van Emmenes heette. Ze had een
bijzondere belangstelling voor het onderwerp, want haar grootvader was Adrianus
van Emmenes (1857-1906), een zeer actieve socialist en vakbondsman vanaf de
jaren tachtig van de negentiende eeuw. Omdat ik eerder weg moest miste ik ook –
ik mocht blij zijn, hoorde ik achteraf – een optreden van een goed bedoeld maar
vals zingend strijdliederenkoor. Wat ik wel nog meemaakte was het praatje van
Ger Harmsen, die het voortdurend had over ‘Sjiekéégoo’, waar hij Chicago
bedoelde, de stad in de Verenigde Staten waar de geschiedenis van 1 Mei begon.
Een dag is ’t van
vreugde etc. is, na vijfentwintig jaar, nog best een aardig boek. Vreemd genoeg
heeft nog geen van de tientallen auteurs van het Nederlandse Wikipedia-lemma
over 1 Mei het ontdekt. Het is dan ook niet vreemd dat dat lemma ‘Dag van de
Arbeid’ heet – zoals 1 Mei ook elk jaar weer op radio en televisie als ‘Dag van
de Arbeid’ langskomt. In Een dag is ’t van vreugde etc. wordt die term
vermeden, behalve in het hoofdstuk dat gewijd is aan de meivieringen tijdens de
Duitse bezetting. Daar zaten illegale vieringen van socialisten bij, maar ook
de nationaalsocialisten vierden 1 Mei, ze wilden de dag zelfs tot nationale
feestdag maken, maar omdat dat idee pas in 1944 vast vorm aannam, kwam het er
nooit van. De nationaalsocialisten noemden 1 Mei de ‘Dag van de Arbeid’, en
daarom vonden we dat een besmette term.
Ik zeg we, maar ik
bedoel eigenlijk ‘ik’. Want ik was de auteur van het hoofdstuk over de
bezettingsperiode, en het was zelfs zo dat Ger Harmsen het helemaal niet in ons
boek wilde opnemen. Argument: ‘Dat is niet onze 1 Mei’. Maar de wetenschappers
hadden de overhand in het auteurscollectief, en dus kwam die periode wel
degelijk in het boek. Een rare snuiter, die Harmsen, aan wie ik, als ik nog
eens memoires schrijf, wel een paar kritische alinea’s zal wijden. In 1975 deed
Willem Frederik Hermans dat al in een prachtige Bijkaart-column in Het Parool naar aanleiding van Harmsens
oratie: ‘Insiders beweren dat Ger z’n Groningse professoraat alleen gekregen
heeft om tegenover de aldaar (zoals overal) aanwezige marxistische
krankzinnigen een repressief tolerant gebaar te maken.’ En meer van dat soort
zinnen. Lees het in deel 12 van de Volledige
Werken van Willem Frederik Hermans.
De illustratie die voor dit omslag werd gebruikt is van Fré Cohen (1903-1943) |
Dit stuk verscheen voor het eerst op Facebook op 1 mei 2015, het is hier minimaal redactioneel gewijzigd en ik heb een titel toegevoegd. Op 1 mei 2018 zette ik het op dit blog, op Facebook leidde ik het in met de volgende tekst:
‘Gisteravond schreef ik een stuk voor
mijn blog over 1 Mei – er zijn van die jaarlijkse plichten en behoeften. Tijdens
het tikken dacht ik voortdurend: dat heb ik toch al een keer opgeschreven, maar
ik kon anderhalf uur lang maar niet bedenken waar, en ik had ook geen zin te
gaan zoeken nu ik zo lekker aan het tikken was. Vanochtend wist Facebook het
weer: op 1 mei 2015 schreef ik het stuk dat ik nu maar op mijn blog heb gezet
om het voor de zogenaamde eeuwigheid te bewaren.
Maar toch was mijn stuk van nu weer een
beetje anders dan toen. Ik begon met de vermelding van een antiquariaat
dat op Boekwinkeltjes.nl “Een dag is t van vreugde. Een dag is t van strijd.
Gellustreerde geschiedenis van 1 mei in Nederland” verkoopt en het aanprijst als
een “[b]ijzonder aardig boek met mooie ill[ustraties]”. En dat is het ook, al
publiceerden Ger Harmsen, Luchien Karsten en ik het in 1990 mét apostrofs, mét een
komma na “vreugde”, mét een “ï” ergens in “Gellustreerde” en met de mei van “mei” met een hoofdletter. Er staat overigens in het boek op
zijn minst één illustratie die wel mooi is maar niet erg Nederlands. Er lagen
gewoon, bij het uitzoeken van de plaatjes, zoveel mooie dingen op tafel dat we
niet merkten dat de foto in Antwerpen is gemaakt. Welke zou het zijn? Dat
uitzoeken van de illustraties was in zoverre gedenkwaardig omdat het plaatsvond
in een inpandig zaaltje in het Internationaal Instituut voor Sociale
Geschiedenis in Amsterdam, en wel op 25 januari 1990, de dag van een van de
zwaarste stormen die Nederland ooit gekend heeft. Maar we hadden zo hard
gewerkt dat we helemaal niet gemerkt hadden dat het buiten stormde, en niemand
had ons gewaarschuwd. Toen we om 4 uur tevreden uit het zaaltje kwamen, was het
instituut bijna leeg, en de in Utrecht woonachtige directeur had iedereen die
ook in Utrecht woonde in zijn auto meegenomen – behalve mij. Het is een van de
vele prettige herinneringen die ik aan die vent heb.
In de jaren na 1990 kreeg ik af en toe
uitnodigingen om ergens tijdens een 1 Mei-viering te spreken over de
geschiedenis van de feestdag, en dat was meestal moeizaam, omdat de
feestvierders iets anders verwachtten dan een historisch verhaal. Ik herinner
me een avond van Groen Links in Dordrecht, waar ik het verbaal aan de stok
kreeg met een aantal aanwezigen die niets wilden horen over vrije socialisten
als Domela Nieuwenhuis, want die hadden niks met 1 Mei te maken – of zoiets, er
zijn altijd mensen die het beter weten. Ik kreeg als dank een fles Bulgaarse
rode wijn na afloop – dat dan weer wel.
En voor de rest was het zo ongeveer het
stuk van 2015, en dat ging zo: ’
Hier moet u dan weer boven beginnen. Dit naschrift bewerkte ik overigens ook weer minimaal redactioneel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.