Malloot [2009]
Ik zeg altijd: ik verzamel niets, ik
bewaar alleen het een en ander. Maar goed: er is een boek verschenen dat over
mijn soort, dat van de bewaarder en verzamelaar, lijkt te gaan. Ik zeg ‘lijkt
te gaan’, zodat u meteen weet welke tendens dit stukje heeft. Het boek
heet Hebben en houden. Wat iedere
verzamelaar en boekenliefhebber over zichzelf moet weten, het is geschreven
door de socioloog Jaco Berveling en verschenen bij uitgeverij Aspekt in
Soesterberg.
Zou ik dit boek hebben gekocht als ik
het niet cadeau had gekregen? (Dankjewel, Joep!) Tijdens de
Verzamelaarsjaarbeurs in Utrecht nog wel, waar de auteur zijn boeken zat te
verkopen. Op het voor- en het achterplat van het boek staat dezelfde foto van
een stapel boeken. En dat is natuurlijk niet zo gek bij een boek dat onder
andere over het verzamelen van boeken gaat. Maar wat staan er voor boeken
op Hebben en houden? Het zijn
gloednieuwe boeken in elk geval, en ik kan een paar ruggen lezen: ‘Tyskland’
kan ik ontcijferen en een deel van een titel: ‘Jord och’. Het zijn dus Zweedse
boeken. Heeft iemand dan bij de Ikea een Billy mét boeken gekocht? Nee: een
korte zoektocht op Google-afbeeldingen met de zoekterm ‘pile of books’ heeft
een verbijsterend resultaat: het allereerste plaatje dat verschijnt is de
afbeelding op Hebben en houden.
De vormgeefster van het boek heeft dus tien seconden geïnvesteerd in het zoeken
naar een omslagillustratie voor een boek over, onder andere, bibliofilie. Als
dat geen boekenliefde is.
De blurb van het boek zegt dit:
‘Honderdduizend suikerzakjes, dertigduizend boeken, twintigduizend T-shirts,
ruim tienduizend bierblikjes, zesduizend uilen en bijna negentig paar sneakers.
Er wordt wat verzameld in Nederland.’ En we weten meteen wat voor soort
verzamelaars Berveling op het oog heeft. De ‘dertigduizend boeken’ zijn die van
Martin Ros, die natuurlijk ook even voorbijkomt, net als, uiteraard, Boudewijn
Büch, ‘de bekendste Nederlandse bibliofiel en verzamelaar van de 20ste eeuw’. Maar
is Ros, was Büch een verzamelaar? Büch leek mij toch, net als in alles wat hij
deed, een poseur, en zijn boeken waren het peperdure decor van de zoveelste
pose. En Martin Ros kan ik sinds een televisieportret lang geleden niet anders
meer zien dan met een plastic tasje met boeken voor een garagebox met duizenden
van dat soort tasjes ruw en willekeurig opgestapeld. En dan lijkt hij meer op
de geciteerde vergaarder van de tienduizend bierblikjes, die daar ongetwijfeld
net zo lang – en misschien wel minder chaotisch – over kan vertellen als Ros
over boeken. Of op de verzamelaar van xtc-pillen die onlangs in het nieuws was
omdat zijn collectie (2400 verschillende) werd gestolen. Als dat eerder was
gebeurd, had hij ongetwijfeld in Hebben
en houden gestaan.
Bervelings profiel van de verzamelaar is
dit: een malloot, een seksueel gefrustreerde gek met een slecht huwelijk en een
nog slechtere vaderbinding, die daarnaast lijdt aan een genetisch bepaalde
Hollandse schraapkoorts en bovendien aan een neurologische afwijking die hem
obsessief allerlei spullen zijn huis in laat slepen totdat hij geen poot meer kan
verzetten. Berveling is socioloog, en de lezer moet dan ook de indruk krijgen
dat dit een wetenschappelijk boek is. Een lange bibliografie en
interessanterige bronvermeldingen als ‘Hendrikse, 1995:17’ (Berveling,
2009:129) moeten ons laten denken dat hier gedegen onderzoek is gedaan. Maar ik
geloof er niets van: er is vooral verzameld, krantenknipsels namelijk, over
mensen die aan Bervelings profiel voldoen. Echte verzamelaars, mensen met een
wetenschappelijke insteek bijvoorbeeld die met hun verzamelingen bijdragen aan
onze kennis van boeken, kunst en geschiedenis, komen in het boek nauwelijks aan
bod. En natuurlijk worden weer de verzamelevergreens gedraaid: Gerard Reve, de
Klondykes van Hermans, en ook de pop-upboeken-verzamelaar duikt op, die elk en
elk jaar weer door elke journalist geïnterviewd wordt tijdens de boekenmarkt in
Deventer.
In een kadertje (Berveling 2009:146)
geeft de auteur antwoord op de vraag: ‘Hoe wordt dit boek wat waard?’ ‘Wat’ het
boek eventueel waard wordt komen we overigens niet te weten, maar dat zal wel
komen omdat er ‘iets’ had moeten staan: ‘Hoe wordt dit boek iets waard?’ dus.
Het eerste advies van Berveling is: ‘Zorg dat u de eerste druk bemachtigt’. Dat
is een vreemde raad in deze eerste druk, want die heb ik dus al. Het tweede
advies luidt: ‘Laat de auteur het boek signeren (geen probleem, ik doe dat voor
u)’. Afgezien van het praktische probleem van dit aanbod als de koper in
Steenoven woont en de auteur in Gaarkeuken: Berveling weet niet dat een
gesigneerd boek maar heel zelden een meerwaarde heeft. Tenzij het,
bijvoorbeeld, door de auteur is opgedragen aan iemand die een vervelend stukje
over het boek in kwestie heeft geschreven. Ten derde: ‘Let op dat het boek in
prima staat blijft’. Dat is het gemakkelijkst te bereiken, voeg ik daar aan
toe, door het boek nooit meer te lezen, maar dat lijkt mij in dit geval geen
probleem. En tenslotte adviseert Berveling: houd trends en modes in de gaten en
heb geduld, en ooit zal dat boek van die Berveling veel geld waard zijn. Zou
het humor zijn?
Ergens in het boek (Berveling 2009:?)
noemt de auteur een verzamelaar met een speciale collectie: vervelende boeken.
Die heeft vast nog wel een plekje in zijn kast.
Voor
het eerst op 15 december 2009 gepubliceerd op www.textualscholarship.nl en
hier met enkele redactionele aanpassingen herplaatst. - Aanvulling van vandaag, 8 maart 2019, over dat signeren van boeken: op Boekwinkeltjes zijn twee exemplaren van dit boek te koop: het een is gesigneerd en het andere niet. Het gesigneerde is het goedkoopste.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.