Gevoelig en excentriek: Sarah Kirsch (1935-2013) [2013]
Op 5 mei 2013 is de
Duitse schrijfster Sarah Kirsch overleden, 78 jaar oud. Ze was de eerste
auteur van de – marginale – uitgeverij Journal, die Ton Naaijkens en ik in 1979
oprichtten. We wisten de weg in de Duitse poëzie, en zeker in de Oost-Duitse,
en daarom viel de keuze voor ons eerste boek op de toen 44-jarige Kirsch, die een
paar jaar eerder uit de Duitse Democratische Republiek was geëmigreerd na de
affaire rond de Oost-Duitse liedjeszanger Wolf Biermann. Die mocht na een
tournee in West-Duitsland niet naar de ddr
terugkeren. Een aantal schrijvers protesteerde, enkelen van hen werd het werken
onmogelijk gemaakt. Kirsch vertrok in 1977 naar West-Berlijn.
Sarah Kirsch in 1996 (bron: tagesschau.de) |
Een jaar eerder, nog
vóór de Biermann-kwestie zich in november 1976 afspeelde, was Sarah Kirsch een
van de optredende dichters op Poetry International in Rotterdam. Daar leerden
we haar kennen. Eind 1978 schreven we haar een brief waarin we toestemming
vroegen voor onze plannen, in de wetenschap dat Sarah Kirsch in mei 1979 voor
enkele lezingen in Nederland zou zijn. We wilden daar nog een optreden samen
met Judith Herzberg aan toevoegen, maar dat ging niet door. De twee
dichteressen hadden elkaar op Poetry International leren kennen. In elk geval
las Sarah Kirsch op 7 mei 1979 in Utrecht, want die datum staat bij haar
opdracht in een paar van haar boeken in mijn kast. We zullen toen wel nadere
plannen hebben gemaakt voor ons bundeltje, Mooi drijvende wolkenbeesten, dat begin oktober 1979 verscheen.
Eerder dat jaar was bij De Arbeiderspers al het prozaboek De pantervrouw. Vijf vrouwen uit de ddr (een dompteuse, een kaderleidster,
een afgevaardigde, een bedrijfsleidster, een arbeidster) spreken over hun leven verschenen
in de vertaling van Poetry International-oprichter Martin Mooij. Representatief
voor haar werk was dat boek, hoe mooi en interessant ook, niet, dat was op dat
moment toch meer de poëzie.
In zomer en de vroege
herfst van 1979 produceerden we ons eerste boek: we vertaalden, telden ons
spaargeld, zochten een drukker, vonden een illustrator voor de bundel in
Valentin Rothmaler, die kort daarvoor eveneens van Oost- naar West-Duitsland
was verhuisd. Niet om politieke redenen, maar vanwege de liefde (want dat kon
ook af en toe). Wat de boekproductie eind jaren zeventig betreft: het was nog
de tijd van de zelf getikte typoscripten die naar de (wel al gecomputeriseerde)
zetter gingen, de drukproeven kwamen na enkele correctieronden terug als
plakproeven, waarmee we zelf de camera ready-pagina’s in de gewenste opmaak in
elkaar moesten lijmen – geen digitaal programma dat dat allemaal vanzelf deed.
Begin oktober 1979 leverde de drukkerij zevenhonderd exemplaren af van een
boekje van 40 pagina’s waarover we best tevreden waren. Het kan er na 34 jaar
inderdaad nog best mee door.
Zevenhonderd exemplaren
was optimistisch, maar we raakten toch de meeste kwijt. Dat kwam door enkele
uitgebreide en enthousiaste recensies: van Gerrit Bussink in De Groene, van Martin Mooij in Het Parool, van Hans Ester in Trouw en van Wil Hansen in NRC Handelsblad. Erika Dedinsky en Peter
Nijmeijer besteedden uitvoerig aandacht aan het boekje in het kro-radioprogramma Spektakel-Magazine.
De recensenten vermeldden netjes het besteladres en de briefkaarten en brieven
stroomden dan ook binnen.
Het hielp zeker ook dat
Judith Herzberg Sarah Kirsch tijdens Poetry International 1976 had leren
kennen. De dichteressen waren leeftijdgenoten en verwante geesten. Dat leidde
er toe dat Herzberg in Vrij
Nederland onder de titel ‘Grote woorden die best kunnen’ een
enthousiaste recensie schreef. Het kwam goed uit dat we Judith een paar weken
eerder hadden ontmoet op een vertalersbijeenkomst in Duitsland, die voor een
deel was gewijd aan Duitse vertalingen van haar gedichten en voor een ander
deel aan internationale vertalingen van Sarah Kirsch. Daar lazen Ton en ik voor uit onze vertaling – zonder dat Sarah Kirsch daar bij was overigens,
want ze had afgezegd. Dat zou ze later wel vaker doen, zeker toen ze eenmaal op
een boerderij in Noord-Duitsland woonde en het buitenleven met schapen en ander
vee soms belangrijker vond dan de literaire wereld. Judith Herzberg noemde
de gedichten van Sarah Kirsch in haar recensie ‘sterk, doordat zij gevoelig en
excentriek in die gevoeligheid durft te zijn. Ze gebruikt grote woorden zoals
“Schönheit” alsof dat nog zomaar kan, en dan kan het. Zo is ze romantisch,
maar niet braaf, ook niet in de manier waarop ze de taal hanteert. Ze is niet
naïef, eerder weerbarstig, agrammatikaal, grillig en ongeremd lyrisch. […] De
hevigheid van het werk is de aantrekkelijkheid ervan.’
Het werk van Sarah
Kirsch, die midden jaren zestig in de ddr debuteerde maar die al snel in beide Duitslanden werd uitgegeven, zou dat door
Judith Herzberg omschreven karakter behouden. Ze ging in later jaren steeds
meer proza schrijven, dat ze ook nog eens verluchtte met eigen aquarellen, die
ze ter relativering ‘Aquareller’ noemde. Dat proza was zo mogelijk nog
weerbarstiger, ongrammaticaler en grilliger dan de poëzie, maar het bleef
ongekend spannend en – in het kader van de grote woorden die best kunnen –
mooi, zeker ook door de schitterende boeken die uitgeverij Steidl er van
maakte.
Eerder,
op 23 mei 2013, gepubliceerd op www.textualscholarship.nl en hier minimaal
redactioneel aangepast herplaatst.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.