Wim Berkelaar schreef een mooi portret van de anarchist Arthur Lehning (1899-2000), die vanaf de oprichting in 1935 tot ver in de jaren 1980 betrokken was bij het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam, waar ik van 1978 tot 2000 ook werkzaam was. Desondanks heb ik hem daar maar één keer ontmoet, tamelijk in het begin, toen ik door zijn medewerkster en levensgezellin Maria Hunink (1924-1988) werd gevraagd een congresbijdrage van Lehning voor de Internationale Tagung der Historiker der Arbeiterbewegung in Linz in het Duits te vertalen. Lehning deed dat niet zelf, want hij werkte niet op het IISG, hij hield kantoor aan huis en kwam zelden op het IISG. Hunink pendelde heen en weer met boeken, kantoormiddelen en – vreemd genoeg - ook archiefmateriaal; als ik het me goed herinner, kreeg hij zijn kantoorruimte door het IISG vergoed.
![]() |
Arthur Lehning, portret door Jan Goeting, van de website van het Literatuurmuseum. |
Van de congresbijdrage heb ik nooit een gedrukte versie gezien, en ik kan er online ook niet zo snel gegevens over vinden, maar het was in elk geval een waarschijnlijk door Hunink in elkaar geknutselde verzameling uit andere, eerder gebruikte teksten in het Nederlands, Duits, Frans en Engels, waar ik vervolgens een Duits geheel van moest maken. Toen ik klaar was met mijn klus kwam Lehning me, meegetroond door Hunink, bedanken in mijn piepkleine kamertje aan de achterkant van de derde – of was het de tweede? – verdieping van het IISG op de Herengracht. Ik weet nog dat hij, met zijn licht Duits accent, een opmerking maakte over een boekje dat ik op mijn bureau had liggen: de brochure Op bezoek bij Albert Vigoleis Thelen die Adriaan Morriën in 1953 had gepubliceerd. ‘Die heb ik nog gekend’ was de opmerking van Lehning – hij zal Thelen bedoeld hebben, die op dat moment overigens nog leefde.
Ik heb Lehning nog twee keer meegemaakt: één keer in 1980 tijdens Poetry International in Rotterdam, waar Lehning een discussie met dichters leidde over Walter Benjamins stelling ‘Seit Bakunin hat es in Europa keinen radikalen Begriff von Freiheit mehr gegeben’. Lehning had die uitspraak ongetwijfeld al vaak geciteerd, maar bij de introductie ervan tijdens het poëziefestival ging het niet goed, want hij probeerde stotterend een aantal versies voordat hij, door omstanders geholpen, de goede vond – zo zit dit tafereel in mijn herinnering.
Lehning werkte al tientallen jaren aan de ‘Archives Bakounine’, een editie van het werk van de negentiende-eeuwse Russische anarchist Michail Bakoenin (1814-1876) die om de zoveel jaar een indrukwekkend deel opleverde, over de kwaliteit waarvan ik geen oordeel heb, omdat ik de delen nooit echt heb bekeken. Lehning maakte de editie nooit af vanwege een conflict dat tussen hem en medewerkers aan de editie, waarvan er een later nog directeur van het IISG werd en de ander werd ontslagen omdat ze tegen de ingevoerde prikklok was en die onklaar had gemaakt. Lang na Lehnings vertrek, in 2000, zou er een cd-rom verschijnen waarop de volledige werken van Bakoenin digitaal werden gepresenteerd. Ook over de kwaliteit van deze uitgave, waarvan ik niet eens weet of het een editie genoemd kan worden, kan ik niets zeggen. Haar nu nog gaan bekijken zou best gecompliceerd zijn, want volgens de catalogus van het IISG is de cd-rom alleen te lezen ‘on systems up and until Windows-XP’ en bovendien kan het ding ‘[v]anwege een langdurig digitaliseringsproject […] niet worden aangevraagd.’ Ik herinner me wel nog dat het project in aanbouw – dat werd verricht door aankomende wetenschappers die wel, in tegenstelling tot Lehning, het Russisch beheersten maar geen sjoege hadden van edities – niet mocht worden ingezien door mensen met zicht op de materie; toen een van mijn collega’s daar toch in slaagde, sloeg hij meteen alarm, maar er werd niets mee gedaan. Ik was nog net – ik was al aan het vertrekken van het IISG – aanwezig bij de presentatie van de cd-rom, die in een aantal van wel 10 exemplaren werd vervaardigd en die 1000 gulden kostte. Om de toehoorders van de wetenschappelijke kwaliteit te overtuigen werd de zoekfunctie gedemonstreerd door termen in te voeren die met kledingstukken te maken hadden. En warempel: dat leverde hits op. Het feest was compleet toen de makers van de cd-rom en hun leidinggevenden t-shirts bleken te dragen met het portret van Bakoenin.
![]() |
Gevonden op eBay, want mijn eigen exemplaar kan ik niet vinden. |
Maar ik dwaal af. De laatste keer dat ik Lehning zag was bij de begrafenis van Maria Hunink, die in maart 1988 plotseling overleed. Omdat ik het goed met haar kon vinden was ik met een aantal collega’s daar aanwezig, op de koude en natte rooms-katholieke begraafplaats van Huninks geboorteplaats Wijhe, langs de spoorlijn van Deventer maar Zwolle. Arthur Lehning hield er een toespraak, wie er nog meer spraken en waren herinner ik me niet meer, ook niet of er nog gecondoleerd werd achteraf.
Ergens in de jaren erna schreef ik nog wel een brief aan Lehning met de vraag of hij archiefmateriaal bezat dat met Walter Benjamin en diens publicatie uit 1927 in Lehnings vermaarde tijdschrift i10 te maken had. Ik was bezig met een bibliografie van Nederlandse vertalingen van werk van Benjamin voor een Duits boek, dat in 1995 zou verschijnen. Antwoord kreeg ik van Lehnings nieuwe levensgezellin Toke van Helmond, die mij meedeelde dat Arthur Lehning van vóór 1940 helemaal niets had bewaard. Dat kon ik toen al moeilijk geloven.