Jan Gielkens
vrijdag 13 september 2024
maandag 1 april 2024
Weg
Vandaag een jaar geleden kwam ik terug van weg geweest. Ik
had waar ik was een werkplek gevonden in een mooie, heldere en lege kamer,
zonder al het papier dat thuis altijd in de weg ligt. Alleen mijn laptop op het
bureau, vitrinekasten rondom met af en toe een smaakvol voorwerp en aan een
stuk vrij gebleven muur een abstract, monochroom kunstwerk, grijswit op
gebroken wit een cirkelvorm. Ik keek er met plezier naar en bedacht dat ik er
ook zo een wilde hebben. De volgende keer dat ik van mijn werk zou opstaan wilde
ik kijken wie de kunstenaar was.
Het was een rustige werkomgeving. Af en toe hoorde ik
gepraat ergens anders in huis. Wat een aardige mensen, dacht ik, dat ze me hier
zo in alle rust laten werken.
Van het kunstwerk maakte ik ook een paar foto’s, maar dat
was veel later, een paar dagen nadat ik uit het kunstmatige coma was ontwaakt
waarin ik had verkeerd nadat er op 23 maart 2023 iets verkeerd was gegaan bij
een darmoperatie. Negen dagen later, op 1 april dus, werd ik weer wakker en leek
ik, ondanks mijn afwezigheid, toch van alles te hebben meegemaakt. Zoals het
verblijf in die prettige werkruimte. Ik had het daar vreemd gevonden dat er af
en toe opeens een paar dames in witte kleren de kamer binnenkwamen en rustig
overleggend via een andere deur weer verdwenen, maar na 1 april begreep ik
waarom dat was: ik lag nu in een rustige, wit geschilderde en vrij lege kamer
op de intensive care. Omdat ik alleen lag gebeurde er weinig, af en toe kwam er
verplegend personeel binnen dat even keek of alles in orde was.
Het mooie kunstwerk bleek ook hier aanwezig: het ventilatierooster
hing boven mijn bed.
dinsdag 12 maart 2024
zaterdag 16 september 2023
Onze kleindochter van bijna drie struint graag door onze kamers boven om dingen te bekijken en te bevragen die ze ergens anders niet tegenkomt. Zoals de spaarpot die ergens een beetje aan het oog onttrokken een curiosum met een verhaal staat te wezen.
Dat verhaal is dit: in onze katholieke jeugd hadden wij een heeroom, die geen echte heeroom was maar een vriend van de familie die zo genoemd werd. Eerst was hij missionaris in Afrika, hij stuurde eind jaren vijftig, begin jaren zestig brieven met mooie postzegels, eerst van de Gold Coast, later stond er de mededeling op dat Ghana in 1957 onafhankelijk was geworden, nog later stond er alleen maar Ghana op de zegels.
Heeroom kwam terug uit Afrika en werd pastoor in een Duits dorp, niet ver van Zuid-Limburg. Daar gingen we af en toe op bezoek. Bij een van die bezoeken kregen wij kinderen een missiespaarpot van hem. Omdat het een Duitse pastorie was en de spaarpot de vorm had van een zittend zwart jongetje met een mand met een gleuf op zijn schoot en een hoofd dat loszat en bewoog als je een munt in de gleuf stopte, heette zo’n spaarpot een ‘Nickneger’. En zo heet het ding ook sinds de jaren zestig bij ons in de familie, al zeggen we het woord, als we het al zeggen, heel zachtjes en beschroomd.
Als onze kleindochter er is noemen we het ding gewoon een spaarpot. Zij ziet nergens kwaad in. Het jongetje lijkt sterk op een van de poppen waar ze thuis mee speelt. Uiteraard vindt ze het leuk om een munt in de gleuf te stoppen en het hoofd te zien bewegen. Ze vindt het wel vreemd dat dat hoofd alleen maar naar voren en achteren kan knikken. Ze zou graag willen dat het mannetje niet alleen ‘ja’ maar ook ‘nee’ kon zeggen. En wie zou dat nou niet willen, historisch gezien.
donderdag 7 september 2023
Het is, ik geef het meteen toe, niet iedereen gegeven, het lezen van Duitse teksten die in Fraktur zijn gezet, de letters die ze hier meestal ‘Gotisch’ noemen. Als je teksten in Fraktur niet hoeft te lezen, moet je het ook niet doen, maar als het wel moet, beroepshalve bijvoorbeeld, is het handig om het ook te kunnen.
Maar het is niet waarschijnlijk dat een Duitse uitgever zichzelf een ‘Verlagsgefellichatt’ noemt en een al even niet-bestaand woord als ‘geldgunen’ op de titelpagina zet, ook niet als het ‘lieben geldgunen’ zijn. Wat er wel staat, kunnen we op de titelpagina zien: het is een ‘romantische Liebesgeschichte in sieben Gesängen’, uitgegeven door de Berlijnse uitgeverij Harmonie, een ‘Verlagsgesellschaft für Literatur und Kunst’. Met een paar hoofdletters meer dan in de titelbeschrijving. Rideamus – ik zou dat, als ik dit boek zou aanbieden, vermelden – is het pseudoniem van de Duitse schrijver Fritz Oliven (1874-1956). Ook zou ik laten weten dat de illustrator leefde van 1882 tot 1939. Het zou bij de verkoop kunnen helpen. En dat de tekst een libretto is voor een compositie van Oscar Strauss (1870-1954).
Die informatie is, als je een paar minuten moeite doet, niet zo moeilijk te vinden. Dat geldt minder voor de vaststelling wanneer van dit boek nu de eerste druk is verschenen. De verkoper lijkt te suggereren dat het hier om zo’n eerste druk gaat, hij leest ‘zwei tausend’ op de titelpagina en presenteert dat, zo lijkt het, als de grootte van de oplage van de eerste druk, maar er staat in feite ‘Zwanzigstes Tausend’ – het is dus geen eerste druk. De verkoper geeft 1914 als jaar van verschijnen aan, en misschien staat dat wel ergens in het boek, maar dat mogen we ook weer betwijfelen omdat we, met weer een minuut tijdsinvestering, in de catalogus van de Deutsche Nationalbibliotheek zien dat in 1914 de oplage al boven de 40 duizend was gestegen. Het exacte jaar van de eerste publicatie moet ik u schuldig blijven: dat kost te veel zoektijd voor een stukje als dit. In de gauwigheid kan ik kiezen uit een aantal jaartallen aan het begin van de twintigste eeuw.
vrijdag 1 september 2023
Osewoudt haalde de foto weer tevoorschijn en legde hem achterstevoren voor haar neer. Zij zocht in haar tas, toen kwam er een schrijfinstrument tevoorschijn dat hem in verbazing bracht. Het leek op een vulpotlood, maar het schrift dat het voortbracht, zag eruit of het met inkt was geschreven.
– Wat is dat voor een ding? Hij griste het uit haar hand. Aan de spits toelopende uiteinde merkte hij een klein kogeltje op.
– Dat is een ballpoint. Is dat zo bijzonder?
– Die dingen bestaan hier niet. Gebruik het nooit meer! De Duitsers hebben dat nog niet uitgevonden. […]’
Ebernuss draaide de bureaulamp uit. Achter de ramen was de lucht niet meer zwart als de nacht. De ochtend begon al aan te breken.
Toen hurkte Ebernuss naast Osewoudts hoofd en zei:
– Luister eens naar mij, beste jongen, het is best mogelijk dat jij niet weet waar Elkan is, ik kan mij eigenlijk niet goed voorstellen dat ze je daarvoor zo’n geweldig pak rammel hebben gegeven. Kun je opstaan?
Hij rook naar viooltjes.’
Om even duidelijk te maken hoe absurd deze omgang met een citaat is, geef ik het citaat nog een keer, nu met de woorden die in het wnt en bij De Bonth zijn overgebleven met vette letters geaccentueerd:
Ebernuss draaide de bureaulamp uit. Achter de ramen was de lucht niet meer zwart als de nacht. De ochtend begon al aan te breken.
Toen hurkte Ebernuss naast Osewoudts hoofd en zei:
– Luister eens naar mij, beste jongen, het is best mogelijk dat jij niet weet waar Elkan is, ik kan mij eigenlijk niet goed voorstellen dat ze je daarvoor zo’n geweldig pak rammel hebben gegeven. Kun je opstaan?
Hij rook naar viooltjes.’
Bron: Woorden van W.F. Hermans, daar met dit bijschrift: ‘Balpen met logo van het Instituut voor de Nederlandse Taal [foto Roland de Bonth]’. |
maandag 28 augustus 2023
Johann Wolfgang von Goethe was vandaag jarig, tot 1831, want hij overleed in maart 1832. Ik vroeg me af of ik ooit iets van Goethe heb vertaald, maar ik weet het niet zeker. Er is wel een vertaling van een gedicht van hem onder mijn naam verschenen, maar of ik de vertaler ben is maar de vraag, en zeker niet in de vorm waaronder de vertaling is gepubliceerd.