‘Ik kan Marx toch
niet goed uitstaan’ [1994]
De sociale inzichten van François HaverSchmidt, mens en
dominee achter de dichter Piet Paaltjens, waren bescheiden. Dat constateerde de
historicus Bert Altena aan het eind van zijn lezing op een symposium in Leiden.
De vrijwillige dood van HaverSchmidt, een eeuw geleden, wordt dit jaar herdacht.
Een democraat was HaverSchmidt niet, laat staan een sociaaldemocraat of een
socialist. Toch schreef Piet Paaltjens revolutionaire verzen. Dat vonden
tenminste de zes Leidse studenten die zich in 1871 hadden aangesloten bij de
Nederlandse sectie van het Internationaal Werklieden-Verbond. Zij declameerden
vol overgave de regels uit ‘Drie Studentjes’ die gaan over ‘het lijden dezer
eeuw’. Vooral zinnen als ‘Maar de dag des gerichts was niet ver meer! / Reeds
kleurde ’t morgenrood’ deden het goed bij de studenten. Ze hadden dan ook
vijftig jaar later – ‘Drie studentjes’ werd geschreven in 1859 – niet misstaan
in een rood strijdlied.
François HaverSchmidt |
Een van die Leidse studenten was het latere
sociaaldemocratische Kamerlid Henri van Kol, die de scène hierboven in 1918
beschrijft in een artikel met herinneringen aan het Haagse congres van de
Eerste Internationale (1872) in het tijdschrift Stad en Land. Deelnemer aan dat congres was Karl Marx, die er
succesvol zijn ideologische strijd tegen de linkervleugel van de internationale
socialistenclub uitvocht. Op de dag dat het congres begon, 1 september 1872,
hield François HaverSchmidt een paar kilometer verderop, in Schiedam, een
lezing over de doelstellingen van de Internationale. Die lezing getuigt, ook
dat constateerde Bert Altena van weinig begrip voor en invoelingsvermogen in de
bedoelingen van de nieuwe sociale beweging.
En dat terwijl HaverSchmidt Marx misschien wel eens
persoonlijk heeft ontmoet en in elk geval iemand tot zijn vriendenkring kon
rekenen die Marx van dichtbij kende en vriendschappelijk met hem omging,
namelijk Marx’ neef Jacques Philips, die als ‘de zwarte slotvoogd van Bommel’
figureert in Piet Paaltjens’ lange gedicht ‘Jan van Zutphen’s afscheidsmaal’.
Jacques Philips, medestudent van HaverSchmidt in Leiden, later jurist in
Rotterdam en rechter in Tiel, was de zoon van de Zaltbommelse koopman Lion
Philips en Sophie Presburg, de zus van Marx’ moeder. Twee zoons van Jacques’
broer Frederik werden de grondleggers van het elektriciteitsconcern.
Karl Marx |
Hoewel er geen enkel bewijs voor is, is het best mogelijk
dat HaverSchmidt en Marx elkaar zijn tegengekomen in Zaltbommel, waar het huis
van Lion Philips en na diens dood dat van zijn dochter Henriëtte van
Anrooij-Philips een zoete inval was. Van zowel HaverSchmidt als Marx zijn
bezoeken daar bekend. Wie Marx in ieder geval wél in Zaltbommel ontmoette was
HaverSchmidts schoonzusje Christine Otten, die niet alleen de zuster was van
zijn echtgenote maar ook de verloofde van zijn vriend Jacques. Kort voor zijn
huwelijk overleed ze, in november 1865. Een halfjaar eerder, eind maart 1865,
had Christine Osti vanuit Zaltbommel in een brief aan haar moeder geschreven: ‘Zondag
kwamen plotseling ongeloof en revolutie hier aanrollen, in den persoon van Carl
Marx; ik schijn hem altijd aan te moeten treffen, hij is ontegenzeggelijk een
buitengewoon interessant en geestig man, maar ik kan hem toch niet goed
uitstaan.’ Dat was een mening die wel meer mensen over Marx hadden. Christine
Osti besloot haar berichten uit Zaltbommel met de opmerking: ‘Deze brief is
niet heel mooi; mijn vriend Marx zit hardop een preek te leren om zich in ’t
Hollandsch te oefenen.’
Ze geeft zo in haar brief een van de weinige niet door
herinnering, tijd en ideologie gefilterde portretjes die we kennen van Marx in
de huiselijke kring van zijn Nederlandse familie.
(De tekst van dit artikel
verscheen eerder op de achterpagina van NRC
Handelsblad van 7 april 1994 en is hier licht redactioneel gewijzigd. De illustraties heb ik toegevoegd.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.