Gedeelde herinneringen
In 2005 schreef de Duitse schrijver
Dieter Wellershoff zijn herinneringen aan ontmoetingen met schrijvers uit de DDR op. Hij deed dat voor een boek met
de titel Stille Post. Inoffizielle
Schriftstellerkontakte zwischen West und Ost. Wellershoff, nu 92, was,
voordat hij fulltime schrijver werd, ook uitgever, en wel bij Kiepenheuer &
Witsch in Keulen. Een van de contacten die hij beschrijft kwam voort uit dat
werk: hij leerde de dichter en vertaler Erich Arendt kennen, geboren in 1903,
in 1950 met zijn vrouw Katja Hayek naar het oostelijke deel van Duitsland
teruggekeerd vanuit zijn ballingschap in Colombia. Daar was hij, nadat hij
tijdens de Spaanse Burgeroorlog een paar jaar als journalist voor linkse
Spaanse en Catalaanse kranten had gewerkt, in 1941 terechtgekomen. Het echtpaar
Arendt maakte voor Kiepenheuer & Witsch een boek met vertalingen van
gedichten van de Spanjaard Miguel Hernández (1910-1942). Wellershoff – van wie
in 1985 en 2002 overigens twee romans in het Nederlands zijn verschenen zonder
dat me dat is opgevallen – bezocht de Arendts in Oost-Berlijn en beschrijft de
effecten van de huwelijkscrisis van het stel, want Erich Arendt had sinds een
tijdje kennis had aan een andere, veel jongere vrouw, met wie hij ook op den
duur zou gaan samenwonen.
In 1974 maakten ik en andere studenten
Duits in Utrecht kennis met Erich Arendt, toen hij op uitnodiging van onze
docent Gregor Laschen naar Nederland kwam. Arendt, een jaar of vijftig ouder dan
de studenten, had geen enkele moeite om vriendschap met ons te sluiten, een
vriendschap die voor sommigen van ons tot zijn dood tien jaar later zou duren.
Dit eerste bezoek vond plaats tijdens het wereldkampioenschap voetbal dat jaar
in Duitsland. Met Arendt keken we naar de eerste en enige interland die de
Bondsrepubliek ooit tegen de DDR
speelde, op 22 juni 1974. De oude schrijver had helemaal niets met voetbal, net
mieren vond hij het gekrioel op het beeldscherm aan de andere kant van de
kamer. Hij kon de ene ploeg niet van de andere onderscheiden maar vond het toch
prachtig dat de DDR met 1-0 won
(dankzij een uiteraard legendarisch doelpunt van Jürgen Sparwasser).
Erich Arendt was daarna nog vaker in Nederland. Gepensioneerden uit de DDR konden gemakkelijker reizen, en ook schrijvers kregen eerder toestemming. Bij een van die bezoeken aan Nederland kwam hij Dieter Wellershoff weer tegen. In het artikel van Wellershoff ziet dat er zo uit:
‘Drie of vier jaar [na zijn bezoek aan de Arendts in Berlijn] gaf ik een lezing op de Universiteit Utrecht voor een publiek van germanisten. Na afloop legde een groep Duitse studenten beslag op me, die allemaal verklaarde dienstweigeraars waren en in een commune samenwoonden. Ze kondigden aan dat ze een verrassing voor me hadden en namen me mee naar hun huis. De verrassing was Erich Arendt, die me stralend van vreugde omhelsde. Hij werd begeleid door zijn nieuwe, jonge levensgezellin, wier aanblik me het geheim van zijn blijkbaar nog steeds hevige verliefdheid niet openbaarde. Maar hij was een gelukkige oude man. In de commune werd hij aanbeden. De studenten zagen in hem een overlevende van de heroïsche periode van het communisme. Hij genoot daarvan, maar het was voor hem nog slechts een aangename bijkomstigheid. Belangrijk was voor hem vooral geworden wat alle dogmatici van de sociale verplichting van de mens steeds hebben aangeduid als het puur persoonlijke.’
Erich Arendt was daarna nog vaker in Nederland. Gepensioneerden uit de DDR konden gemakkelijker reizen, en ook schrijvers kregen eerder toestemming. Bij een van die bezoeken aan Nederland kwam hij Dieter Wellershoff weer tegen. In het artikel van Wellershoff ziet dat er zo uit:
‘Drie of vier jaar [na zijn bezoek aan de Arendts in Berlijn] gaf ik een lezing op de Universiteit Utrecht voor een publiek van germanisten. Na afloop legde een groep Duitse studenten beslag op me, die allemaal verklaarde dienstweigeraars waren en in een commune samenwoonden. Ze kondigden aan dat ze een verrassing voor me hadden en namen me mee naar hun huis. De verrassing was Erich Arendt, die me stralend van vreugde omhelsde. Hij werd begeleid door zijn nieuwe, jonge levensgezellin, wier aanblik me het geheim van zijn blijkbaar nog steeds hevige verliefdheid niet openbaarde. Maar hij was een gelukkige oude man. In de commune werd hij aanbeden. De studenten zagen in hem een overlevende van de heroïsche periode van het communisme. Hij genoot daarvan, maar het was voor hem nog slechts een aangename bijkomstigheid. Belangrijk was voor hem vooral geworden wat alle dogmatici van de sociale verplichting van de mens steeds hebben aangeduid als het puur persoonlijke.’
Dat is allemaal leuk verteld, maar er
klopt geen ene moer van. Ik was er namelijk bij. De lezing vond plaats op 28
april 1976: ik heb een boek dat op die dag door Wellershoff is gesigneerd. Wat
ik ook nog heb is een foto die ik onlangs tegenkwam in het archief van iemand
die ook op de foto staat. Van links naar rechts zijn te zien: het haar van
iemand, de knieën van iemand anders, ik, Gregor Laschen, Erich Arendt, Dieter
Wellershoff. Boven Wellershoff hangt een Anton Heyboer. De foto is gemaakt in de flat van Gregor Laschen, sinds 1972
docent in Utrecht en gepromoveerd op de poëzie van DDR-dichters, onder wie Arendt. Het was dus niet het huis
van de commune van dienstweigeraars waar wij volgens Wellershoff allemaal
samenwoonden. Zo’n huis bestond niet: we woonden, verspreid over de stad, allemaal braaf op kamers of in
een studentenflat. En Wellershoff heeft waarschijnlijk Laschen (en anderen)
niet als docent herkend, hij gedroeg zich waarschijnlijk in de ogen van iemand
die Duitse universiteiten gewend was niet erg docentachtig - gelukkig maar. Laschen was ook,
als ik het me goed herinner, behalve de bezoekende schrijvers de enige Duitser
in het gezelschap. Zo veel Duitse studenten Duits waren er begin jaren zeventig
niet in Utrecht – er waren zelfs nauwelijks studenten Duits in die tijd, want
wij begonnen in 1971 met een vrouw en man of tien-twaalf. Maar met onze kennis
van het Duits zat het wel snor, als hij ons voor Duitsers versleet.
We waren dus geen Duitsers en we woonden niet bij elkaar in een commune, en we waren ook geen verklaarde dienstweigeraars. Ik zou nu ‘sterker nog’ kunnen zeggen, maar dat was natuurlijk ook niet waar, we waren gewoon zwevende linkse jongeren die tegen de oorlog waren. En ik was afgekeurd, anders had ik waarschijnlijk gewoon mijn dienstplicht vervuld, om daarna lid te worden van de PSP. Wat wel klopt is dat Erich Arendt in de ‘commune’ werd ‘aanbeden’, zoals Wellershoff schrijft, maar dat was om andere redenen dan hij suggereert. Voor ons was Arendt een uiterst aimabele vriend met een spannend levensverhaal, die geweldig kon vertellen over zijn leven als vooruitstrevend onderwijzer in Berlijn in de jaren twintig, over zijn eerste publicaties in het avantgarde-tijdschrift Der Sturm, over zijn avontuurlijke en brutale vlucht – als toerist met ski’s op zijn schouder – over de Zwitserse grens in 1933, over zijn werkzaamheden als persmedewerker en journalist in een Catalaanse brigade tijdens de Spaanse Burgeroorlog, over het moeilijke leven in Frankrijk daarna en de reis naar en het verblijf in Colombia. Wij studenten aanbaden hem niet als ‘overlevende van de heroïsche periode van het communisme’, maar juist als iemand die ons uit eigen ervaring kon vertellen hoe de vork echt in de steel zat, ook in de DDR. Arendt was niet voor niets later dat jaar, in november 1976, een van de weinige schrijvers die in de DDR durfden te protesteren tegen het uit het land verwijderen van de protestzanger Wolf Biermann.
De beschrijving van de levensgezellin van Erich Arendt is een mooi staaltje beledigend proza. Wellershoff heeft in al zijn minachting vermoedelijk verzuimd de naam van de betreffende dame te vragen, ze komt in elk geval in de tekst en in het register niet voor. Ze heette en heet nog steeds Hannelore Teutsch. Ze was twintig jaar lang met Arendt samen en bovendien een beeldend kunstenaar in her own right. Ook zij werd een dierbare vriendin van veel Utrechters. Beledigend is ook wat Wellershoff in de laatste zinnen van de geciteerde alinea zegt over Erich Arendt zelf. Hij genoot niet van de ‘aanbidding’ maar van de gezelligheid en de vriendschap met de jonge mensen en met de deskundige docent, die zijn studenten de weg wees in moeilijke gedichten uit een complex land, en die daar en passant ook nog de schrijver bij leverde, tot voordeel van ons allemaal. Wij zouden Arendt vertalen, wij publiceerden over hem en promoveerden op hem, wij verzamelden en bibliografeerden zijn werk, we zochten hem op in Berlijn, we chauffeerden hem door Nederland en België wanneer hij ergens op een universiteit een lezing moest houden.
Dieter Wellershoff had dus bijna dertig jaar na dato een wat vreemd gekleurde herinnering aan die woensdag (want dat was het) in april 1976. Ik misschien ook wel, maar ik heb tenminste nog een foto en een boek.
Dieter Wellershoff, ‘Small talk und Konspiration’. In: Roland Berbig (red.), Stille Post. Inoffizielle Schriftstellerkontakte zwischen West und Ost. Berlijn: Christoph Links Verlag, 2005, p. 19-29, over Arendt en Utrecht gaat het op p. 25-27. - Toevoeging 4 juli 2023: Wellershoff is op 15 juni 2018 overleden.
We waren dus geen Duitsers en we woonden niet bij elkaar in een commune, en we waren ook geen verklaarde dienstweigeraars. Ik zou nu ‘sterker nog’ kunnen zeggen, maar dat was natuurlijk ook niet waar, we waren gewoon zwevende linkse jongeren die tegen de oorlog waren. En ik was afgekeurd, anders had ik waarschijnlijk gewoon mijn dienstplicht vervuld, om daarna lid te worden van de PSP. Wat wel klopt is dat Erich Arendt in de ‘commune’ werd ‘aanbeden’, zoals Wellershoff schrijft, maar dat was om andere redenen dan hij suggereert. Voor ons was Arendt een uiterst aimabele vriend met een spannend levensverhaal, die geweldig kon vertellen over zijn leven als vooruitstrevend onderwijzer in Berlijn in de jaren twintig, over zijn eerste publicaties in het avantgarde-tijdschrift Der Sturm, over zijn avontuurlijke en brutale vlucht – als toerist met ski’s op zijn schouder – over de Zwitserse grens in 1933, over zijn werkzaamheden als persmedewerker en journalist in een Catalaanse brigade tijdens de Spaanse Burgeroorlog, over het moeilijke leven in Frankrijk daarna en de reis naar en het verblijf in Colombia. Wij studenten aanbaden hem niet als ‘overlevende van de heroïsche periode van het communisme’, maar juist als iemand die ons uit eigen ervaring kon vertellen hoe de vork echt in de steel zat, ook in de DDR. Arendt was niet voor niets later dat jaar, in november 1976, een van de weinige schrijvers die in de DDR durfden te protesteren tegen het uit het land verwijderen van de protestzanger Wolf Biermann.
De beschrijving van de levensgezellin van Erich Arendt is een mooi staaltje beledigend proza. Wellershoff heeft in al zijn minachting vermoedelijk verzuimd de naam van de betreffende dame te vragen, ze komt in elk geval in de tekst en in het register niet voor. Ze heette en heet nog steeds Hannelore Teutsch. Ze was twintig jaar lang met Arendt samen en bovendien een beeldend kunstenaar in her own right. Ook zij werd een dierbare vriendin van veel Utrechters. Beledigend is ook wat Wellershoff in de laatste zinnen van de geciteerde alinea zegt over Erich Arendt zelf. Hij genoot niet van de ‘aanbidding’ maar van de gezelligheid en de vriendschap met de jonge mensen en met de deskundige docent, die zijn studenten de weg wees in moeilijke gedichten uit een complex land, en die daar en passant ook nog de schrijver bij leverde, tot voordeel van ons allemaal. Wij zouden Arendt vertalen, wij publiceerden over hem en promoveerden op hem, wij verzamelden en bibliografeerden zijn werk, we zochten hem op in Berlijn, we chauffeerden hem door Nederland en België wanneer hij ergens op een universiteit een lezing moest houden.
Dieter Wellershoff had dus bijna dertig jaar na dato een wat vreemd gekleurde herinnering aan die woensdag (want dat was het) in april 1976. Ik misschien ook wel, maar ik heb tenminste nog een foto en een boek.
Dieter Wellershoff, ‘Small talk und Konspiration’. In: Roland Berbig (red.), Stille Post. Inoffizielle Schriftstellerkontakte zwischen West und Ost. Berlijn: Christoph Links Verlag, 2005, p. 19-29, over Arendt en Utrecht gaat het op p. 25-27. - Toevoeging 4 juli 2023: Wellershoff is op 15 juni 2018 overleden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.