‘Kaandorp, als ik het me goed herinner’
Poetry International is weer in
het land – vanwege de omstandigheden is het, na een jaar niets, dit jaar een
driedaags online-festival. De dichters blijven thuis en de toeschouwers ook.
Toen alles nog anders was traden er daar in Rotterdam tientallen dichters op, die de vele
honderden bezoekers elke avond konden horen en zien en ook aanspreken. De
meeste dan, er waren er ook die liever in de grote ruimte op de eerste verdieping
van de Doelen verbleven, waar, in elk geval in het begin van de periode dat ik wel
eens voor Poetry vertaalde – 1977 voor het eerst, 1996 voor het laatst – behalve
de dichters ook de pers en de vertalers mochten komen. Het eten en de drank
waren er gratis, en vooral van de alcohol werd goed gebruikt gemaakt. Een van
de monumentale dronkenschappen die ik me herinner – voor de goede orde: van
anderen – is die van Margaret Atwood in 1986. Ze hing laveloos halverwege de
trap naar de bovenruimte en schreeuwde me van alles toe, vermoedelijk omdat ze
me voor iemand anders versleet, maar ik weet niet voor wie en ik had ook nooit
een woord met haar gewisseld.
In 1984 bezocht ik Poetry een
aantal dagen van de volle week (23 tot 30 juni) die het festival toen duurde. Ik
vertaalde dat jaar niemand maar was er, al dan niet met wederhelft, in elk
geval op zondag (Poetry in het Park), op dinsdag (want toen trad vriend Gregor Laschen
op, maar Tom Lanoye ook onder anderen H.C. ten Berge en Charles Tomlinson), en
op de afsluitende avond, die aan liefdespoëzie was gewijd, met alle deelnemende
dichters en pauze- en naprogramma’s. Ik weet nog welke dagen ik er was, omdat het
vermeld staat in onze bewaarde huisagenda, die ook vermeldt dat op woensdag in
onze straat het grofvuil werd opgehaald en dat mijn schoonvader op 25 juni naar
het ziekenhuis in Nijmegen moest voor een operatie, waar we hem op zondag 1 juli
opzochten. Het programma van Poetry lees ik af van het opvouwbare affiche annex
programma.
Dat affiche komt uit de
nalatenschap van Jan Elburg, die op donderdag 28 juni las ter vervanging van
Gerrit Kouwenaar. Hij heeft de vervanging zelf op het affiche aangegeven. Maar
hij las ook op de slotavond. Dat herinner ik me – met permissie – niet, maar
dat lees ik in een brief die hij op 20 februari 1986 schreef aan de instigator
en organisator van Poetry, Martin Mooij. Die had Elburg uitgenodigd voor de
volgende editie van Poetry, en dat had Elburg al toegezegd. Maar een paar dagen
later bedacht hij dat hij een voorbehoud moest maken:
Twee jaar
geleden zouden de dichters een avond liefdespoëzie voorlezen en ik had het
ongeluk aan de beurt te zijn na de pauze waarin een juffrouw – Kaandorp, als ik
het me goed herinner – vrolijk had staan jodelen en háár liefdespoëzie had
staan uiten met het refrein ‘Ik hep je niet gesien; alleen maar geroke’.
‘Niet iedereen in de zaal was
gelukkig met haar onstuitbare optreden,’ voegt Elburg er aan toe, en omdat ik
erbij was kan ik in elk geval zeggen dat het een bevreemdend optreden was van de
toen nog nauwelijks bekende Brigitte Kaandorp – uit Haarlem overigens, net als Elburg.
Ze stormde, in mijn herinnering, meteen na afloop van de laatste dichter vóór
de pauze het podium op alsof ze een bezoeker was die ook uit eigen werk wilde
voordragen, en het duurde een tijdje voor je begreep dat het humor moest zijn.
Ik geloof dat ik er toen met die gedachte wel tegen kon en ben toen,
vermoedelijk, een drankje gaan halen. Maar Elburg had er anderhalf jaar later
nog slechte herinneringen aan, hij vond het
weer zo’n
ellendig gevolg […] van de ook op poëziefestivals bedreven koppelverkoop
volgens de TielseFlipformule: plaatjes bij de sjem. / Ik wil niks aan de
verdiensten van de komische zangeres afdoen, maar in gelijkenissen sprekend moet
ik je voorhouden: chocoladepudding is lekker en bourgonjewijn ook maar de
laatste na de eerste is walgelijk. Ik bedoel: koorddansers of vuurvreters voor
je optreden met gedichten gáán nog maar lolbroekende parodisten nee.
Het voorbehoud voor zijn optreden
vatte Elburg nog eens samen:
Mocht er weer
zoiets mijn leesbeurt vantevoren versjteren dan behoud ik me het recht voor niet
op te treden. / Om duidelijk te zijn: het gaat hier niet om ‘performing’ collega’s
van enig kaliber, maar bij plat geschreeuw-vooraf kunnen jullie het wel
schudden.
En omdat Elburg toch zijn hart
aan het luchten was, moest Martin Mooij ook nog een naschrift verwerken:
O ja, ik
herinner me nog hoe onvoorstelbaar onbeschoft de kelner in het restaurant aan
de overkant onze binnen- en buitenlandse dichters ‘bediende’. Geef [ze] een
zachte wenk als je weer datzelfde etablissement kiest voor het diner.
Het is de altijd heldere Elburg
die we kennen uit zijn memoires Geen letterheren. Uit de voorgeschiedenis
van de vijftigers (1987) en uit De man met de drietand, de biografie
van Jan van der Vegt (2012). In 1986 trad Elburg op woensdag 25 juni op, lees
ik in Trouw in een recensie van Rob Schouten, die – voor wat het waard
is – het optreden van zijn oudere collega maar niks vond. Ik weet niet meer of ík
hem hoorde lezen, want onze huisagenda vertelt me niet meer op welke dagen ik in
Rotterdam was. Ik kwam, zie boven, in elk geval Margaret Atwood tegen en er was een Duitse avond dat jaar, op de vrijdag, en toen zal ik
er wel geweest zijn, want ik vertaalde een van de Duitse dichters, Heinz Czechowski
uit de DDR.
In zijn mooie biografie schrijft Van
der Vegt dat Jan Elburg de laatste brief van zijn leven schreef aan Martin
Mooij om hem te bedanken voor diens afscheidsbrief met dankwoorden voor Elburgs
verdiensten voor Poetry International. En dag na het schrijven van de brief, op 7 augustus 1992, ging Elburg naar het ziekenhuis voor een nieuwe behandeling tegen kanker, een
week later overleed hij.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.