vrijdag 11 juni 2021

‘Kaandorp, als ik het me goed herinner’

Poetry International is weer in het land – vanwege de omstandigheden is het, na een jaar niets, dit jaar een driedaags online-festival. De dichters blijven thuis en de toeschouwers ook. Toen alles nog anders was traden er daar in Rotterdam tientallen dichters op, die de vele honderden bezoekers elke avond konden horen en zien en ook aanspreken. De meeste dan, er waren er ook die liever in de grote ruimte op de eerste verdieping van de Doelen verbleven, waar, in elk geval in het begin van de periode dat ik wel eens voor Poetry vertaalde – 1977 voor het eerst, 1996 voor het laatst – behalve de dichters ook de pers en de vertalers mochten komen. Het eten en de drank waren er gratis, en vooral van de alcohol werd goed gebruikt gemaakt. Een van de monumentale dronkenschappen die ik me herinner – voor de goede orde: van anderen – is die van Margaret Atwood in 1986. Ze hing laveloos halverwege de trap naar de bovenruimte en schreeuwde me van alles toe, vermoedelijk omdat ze me voor iemand anders versleet, maar ik weet niet voor wie en ik had ook nooit een woord met haar gewisseld.

In 1984 bezocht ik Poetry een aantal dagen van de volle week (23 tot 30 juni) die het festival toen duurde. Ik vertaalde dat jaar niemand maar was er, al dan niet met wederhelft, in elk geval op zondag (Poetry in het Park), op dinsdag (want toen trad vriend Gregor Laschen op, maar Tom Lanoye ook onder anderen H.C. ten Berge en Charles Tomlinson), en op de afsluitende avond, die aan liefdespoëzie was gewijd, met alle deelnemende dichters en pauze- en naprogramma’s. Ik weet nog welke dagen ik er was, omdat het vermeld staat in onze bewaarde huisagenda, die ook vermeldt dat op woensdag in onze straat het grofvuil werd opgehaald en dat mijn schoonvader op 25 juni naar het ziekenhuis in Nijmegen moest voor een operatie, waar we hem op zondag 1 juli opzochten. Het programma van Poetry lees ik af van het opvouwbare affiche annex programma.

Dat affiche komt uit de nalatenschap van Jan Elburg, die op donderdag 28 juni las ter vervanging van Gerrit Kouwenaar. Hij heeft de vervanging zelf op het affiche aangegeven. Maar hij las ook op de slotavond. Dat herinner ik me – met permissie – niet, maar dat lees ik in een brief die hij op 20 februari 1986 schreef aan de instigator en organisator van Poetry, Martin Mooij. Die had Elburg uitgenodigd voor de volgende editie van Poetry, en dat had Elburg al toegezegd. Maar een paar dagen later bedacht hij dat hij een voorbehoud moest maken:

Twee jaar geleden zouden de dichters een avond liefdespoëzie voorlezen en ik had het ongeluk aan de beurt te zijn na de pauze waarin een juffrouw – Kaandorp, als ik het me goed herinner – vrolijk had staan jodelen en háár liefdespoëzie had staan uiten met het refrein ‘Ik hep je niet gesien; alleen maar geroke’.

‘Niet iedereen in de zaal was gelukkig met haar onstuitbare optreden,’ voegt Elburg er aan toe, en omdat ik erbij was kan ik in elk geval zeggen dat het een bevreemdend optreden was van de toen nog nauwelijks bekende Brigitte Kaandorp – uit Haarlem overigens, net als Elburg. Ze stormde, in mijn herinnering, meteen na afloop van de laatste dichter vóór de pauze het podium op alsof ze een bezoeker was die ook uit eigen werk wilde voordragen, en het duurde een tijdje voor je begreep dat het humor moest zijn. Ik geloof dat ik er toen met die gedachte wel tegen kon en ben toen, vermoedelijk, een drankje gaan halen. Maar Elburg had er anderhalf jaar later nog slechte herinneringen aan, hij vond het

weer zo’n ellendig gevolg […] van de ook op poëziefestivals bedreven koppelverkoop volgens de TielseFlipformule: plaatjes bij de sjem. / Ik wil niks aan de verdiensten van de komische zangeres afdoen, maar in gelijkenissen sprekend moet ik je voorhouden: chocoladepudding is lekker en bourgonjewijn ook maar de laatste na de eerste is walgelijk. Ik bedoel: koorddansers of vuurvreters voor je optreden met gedichten gáán nog maar lolbroekende parodisten nee.

Het voorbehoud voor zijn optreden vatte Elburg nog eens samen:

Mocht er weer zoiets mijn leesbeurt vantevoren versjteren dan behoud ik me het recht voor niet op te treden. / Om duidelijk te zijn: het gaat hier niet om ‘performing’ collega’s van enig kaliber, maar bij plat geschreeuw-vooraf kunnen jullie het wel schudden.

En omdat Elburg toch zijn hart aan het luchten was, moest Martin Mooij ook nog een naschrift verwerken:

O ja, ik herinner me nog hoe onvoorstelbaar onbeschoft de kelner in het restaurant aan de overkant onze binnen- en buitenlandse dichters ‘bediende’. Geef [ze] een zachte wenk als je weer datzelfde etablissement kiest voor het diner.

Het is de altijd heldere Elburg die we kennen uit zijn memoires Geen letterheren. Uit de voorgeschiedenis van de vijftigers (1987) en uit De man met de drietand, de biografie van Jan van der Vegt (2012). In 1986 trad Elburg op woensdag 25 juni op, lees ik in Trouw in een recensie van Rob Schouten, die – voor wat het waard is – het optreden van zijn oudere collega maar niks vond. Ik weet niet meer of ík hem hoorde lezen, want onze huisagenda vertelt me niet meer op welke dagen ik in Rotterdam was. Ik kwam, zie boven, in elk geval Margaret Atwood tegen en er was een Duitse avond dat jaar, op de vrijdag, en toen zal ik er wel geweest zijn, want ik vertaalde een van de Duitse dichters, Heinz Czechowski uit de DDR.

In zijn mooie biografie schrijft Van der Vegt dat Jan Elburg de laatste brief van zijn leven schreef aan Martin Mooij om hem te bedanken voor diens afscheidsbrief met dankwoorden voor Elburgs verdiensten voor Poetry International. En dag na het schrijven van de brief, op 7 augustus 1992, ging Elburg naar het ziekenhuis voor een nieuwe behandeling tegen kanker, een week later overleed hij.





Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.