maandag 17 oktober 2022

Goed verzorgd

Vanaf 1 januari 2023 zal, onder de paraplu van het Prins Bernhard Cultuurfonds, het Rudy Kousbroek Fonds actief zijn, dat is ontstaan op initiatief van ‘diverse betrokkenen uit het literaire veld’. Het doel van het fonds is ‘publicaties van verzameld-werkuitgaven van Nederlandstalige auteurs mogelijk te maken, alsmede van andere monumentale edities van Nederlandse of vertaalde literatuur, waarvan het literair c.q. literair-historisch belang evident is. / De achtergrond voor de oprichting is de constatering dat het steeds moeilijker wordt om van het werk van belangrijke auteurs een goed verzorgde gedrukte verzameluitgave op de Nederlandstalige markt te brengen, gericht op een algemeen cultureel lezerspubliek.’
Dat is een nobel streven, maar ik vraag me af of een dergelijke doel met particuliere donaties bereikt kan worden. Deskundigheid en tijd – het kost allemaal bakken vol geld, en dat moet het nog allemaal gepubliceerd worden. Als ik met een erg natte vinger uitreken wat mijn voorstel voor zo’n door het Rudy Kousbroek Fonds zou kosten, dan vrees ik dat zo’n plan het alleen al vanwege de rekensom niet zou halen. Het betreft de uitgave van een briefwisseling van twee schrijvers, zo’n 170 brieven dik. Voor zo’n editie is archiefonderzoek nodig, de brieven moeten netjes worden getranscribeerd, er komen noodgedwongen nogal wat voetnoten aan zo’n uitgave te pas wil je een beetje duidelijk maken waarover de twee schrijvers zoal heen en weer schreven, enzovoort. En dan krijg je nog de uitgave zelf, die, van papier of digitaal, ook het nodige kost. Een jaar of twee werk in deeltijd (ik word een jaartje ouder) zal zo’n uitgave toch wel nodig hebben, met een passende vergoeding – reken maar uit.
Wat zou mijn voorstel voor zo’n door het Rudy Kousbroek Fonds ondersteunde uitgave dan zijn? Ik zou de door Willem Otterspeer bezorgde briefwisseling tussen Willem Frederik Hermans, Rudy Kousbroek en Ethel Portnoy willen overdoen, want dat is een van de beroerdst bezorgde brievenedities die ik ken. Het boek verscheen in 2009 bij De Bezige Bij onder de titel Machines en emoties. Willem Frederik Hermans, Ethel Portnoy. Een briefwisseling. Otterspeer mist vele talenten, een daarvan is dat van een bezorger van historische documenten. Hij doet maar wat, heeft geen clou van de presentatie van ongepubliceerde bronnen, of iets geannoteerd wordt of niet wordt bepaald door willekeur, soms getuigt wat er staat van een gênante domheid.

Een voorbeeld in de laatstgenoemde categorie dat ik in huiselijke kring graag vertel gaat over deze zin uit een brief van Kousbroek aan Hermans van 28 september 1966: ‘Gisterenavond hebben we een toneelstuk van le douanier Rousseau gezien. Subliem, zonder overdrijving. Het heet La vengeance de l’orpheline Russe.’ De lezer, die vermoedelijk weet dat het bij ‘le douanier Rousseau’ gaat om Henri Rousseau (1844-1910), zou verbaasd kunnen zijn over het feit dat deze kunstschilder ook schreef en wil waarschijnlijk informatie over het toneelstuk. Een deskundige bezorger maakt daarom een voetnoot met bibliografische en eventueel andere gegevens, bijvoorbeeld waar Kousbroek iets over dit toneelstuk schreef. Maar de ondeskundige bezorger doet dat niet, want Otterspeer heeft niet verondersteld dat Kousbroek iets over dit toneelstuk had geschreven en ook niet gezien dat dat artikel in Anathema’s, deel 1 (1969), gebundeld is. Had hij van dit alles een nette voetnoot gemaakt, had hij in het register van de editie waarschijnlijk niet laten weten dat het hier gaat om Jean-Jacques Rousseau, de filosoof. Echt waar. Violette Leduc (schrijfster, twintigste eeuw) en Eugène Viollet-le-Duc (architect, negentiende eeuw) gooit de professor ook op die manier door elkaar.

En zo kan ik nog wel een weekje doorgaan, maar daarvoor had ik graag een bijdrage uit het Rudy Kousbroek Fonds.

Ik ben niet de enige die zo over de bezorgerskwaliteiten van de intussen voormalige hoogleraar denkt. Nop Maas bijvoorbeeld is het met mij eens, al zegt hij het anders. Maas bezorgde één briefwisseling samen met Willem Otterspeer: Willem Frederik Hermans en Gerard Reve. Verscheur deze brief! Ik vertel veel te veel. Een briefwisseling, in 2008 verschenen bij De Bezige Bij en goedgekeurd door het Willem Frederik Hermans instituut (de briefwisseling met Kousbroek moest het doen zonder dit bewijs van goedkeuring van de erven-Hermans). Nop Maas is een ervaren bezorger, onder andere van de tweedelige briefwisseling van Willem Frederik Hermans met diens uitgever Geert van Oorschot, respectievelijk Hierbij de hele God in proef (Van Oorschot aan Hermans) en Je vriendschap is werkelijk onbetaalbaar (Hermans aan Van Oorschot) getiteld, in 2003 respectievelijk 2004 verschenen bij Van Oorschot respectievelijk De Bezige Bij verschenen. Waarom dat niet in één boek kon gaat misschien nog eens iemand van de respectievelijke betrokkenen uit de doeken doen, maar Nop Maas deed het deels dubbele werk met verve en deskundig.
Maas was ook de bezorger van een aantal brievenedities van Gerard (van het) Reve, die weer hun eigen uitdagingen – vooral Reve en Schafthuizen geheten – kenden. Over die uitgaven en hun bijzondere omstandigheden verscheen in 2020 een klein maar fijn en amusant en leerzaam boekje: Nop Maas, Altijd wat. Over het maken van brievenuitgaven van Gerard Reve (Leiden: Fragment, oplage 100). Ook het maken van de briefwisseling Van het Reve/Hermans komt ter sprake, op p. 39:

‘De Hermans-correspondentie deed ik samen met Willem Otterspeer. De voor de hand liggende verdeling van werkzaamheden was dat Otterspeer de Hermansbrieven zou becommentariëren en ik die van Reve. De beide editeurs zijn echter verschillende types. Otterspeer meer de schrijver en essayist, ik meer de filoloog en krantenlarf. Het leek een beetje op de relatie tussen Kees Fens en Harry – Koning Voetnoot – Prick. Als Fens iets niet wist belde hij Prick en als die het niet wist, besloot Fens dat [het] niet te vinden was. Terwijl je natuurlijk ook de trein kunt nemen naar de Koninklijke Bibliotheek om het daar in een oude krantenlegger op te zoeken.’

Dat is ook een manier om te zeggen dat Otterspeer geen kaas heeft gegeten van editeren. Ik proef dat Maas ook wil zeggen dat Otterspeer geen wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het eindproduct. Dat is wat mij betreft goed te zien aan de kwaliteit ervan, want de briefwisseling Reve-Hermans is een op-en-top Nop Maas-editie, waarover ik geen vervelend stuk zou kunnen schrijven. De briefwisseling Kousbroek-Hermans, een jaar later verschenen, laat zien dat Otterspeer van zijn samenwerking met Maas niet heeft begrepen dat hij edities aan anderen moet overlaten. ‘Aanvaard enkel taken die binnen de deskundigheid vallen’ zegt de Nederlandse gedragscodewetenschappelijke integriteit, maar dat document heeft Otterspeer wel vaker aan zijn laars gelapt.

Dus, Rudy Kousbroek Fonds: graag die briefwisseling opnieuw laten bezorgen door iemand die niet denkt dat je kunt editeren als je kunt lezen en schrijven, het veterdiploma hebt of hoogleraar bent. De correspondenten, Hermans en Kousbroek, verdienen dat.

*

Ik schreef wel vaker over de mankementen van Otterspeers werk – u vindt die stukken wel ergens op dit blog als u ze (nog eens) wilt lezen. Over een andere editie die Otterspeer verprutste schreef ik ook een stuk: https://jangielkens.blogspot.com/2017/12/je-wordt-altijd-door-je-peers-mooi.html




Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.