Goed verzorgd
Vanaf 1
januari 2023 zal, onder de paraplu van het Prins Bernhard Cultuurfonds, het
Rudy Kousbroek Fonds actief zijn, dat is ontstaan op initiatief van ‘diverse betrokkenen uit het literaire
veld’. Het doel van het fonds is ‘publicaties van verzameld-werkuitgaven van Nederlandstalige
auteurs mogelijk te maken, alsmede van andere monumentale edities van
Nederlandse of vertaalde literatuur, waarvan het literair c.q.
literair-historisch belang evident is. / De achtergrond voor de oprichting is
de constatering dat het steeds moeilijker wordt om van het werk van belangrijke
auteurs een goed verzorgde gedrukte verzameluitgave op de Nederlandstalige
markt te brengen, gericht op een algemeen cultureel lezerspubliek.’
Dat is een nobel streven, maar ik vraag me af of een dergelijke doel met
particuliere donaties bereikt kan worden. Deskundigheid en tijd – het kost
allemaal bakken vol geld, en dat moet het nog allemaal gepubliceerd worden. Als
ik met een erg natte vinger uitreken wat mijn voorstel voor zo’n door het Rudy
Kousbroek Fonds zou kosten, dan vrees ik dat zo’n plan het alleen al
vanwege de rekensom niet zou halen. Het betreft de uitgave van een
briefwisseling van twee schrijvers, zo’n 170 brieven dik. Voor zo’n editie is
archiefonderzoek nodig, de brieven moeten netjes worden getranscribeerd, er
komen noodgedwongen nogal wat voetnoten aan zo’n uitgave te pas wil je een
beetje duidelijk maken waarover de twee schrijvers zoal heen en weer schreven, enzovoort.
En dan krijg je nog de uitgave zelf, die, van papier of digitaal, ook het
nodige kost. Een jaar of twee werk in deeltijd (ik word een jaartje ouder) zal
zo’n uitgave toch wel nodig hebben, met een passende vergoeding – reken maar
uit.
Wat zou mijn voorstel voor zo’n door het Rudy Kousbroek Fonds
ondersteunde uitgave dan zijn? Ik zou de door Willem Otterspeer bezorgde
briefwisseling tussen Willem Frederik Hermans, Rudy Kousbroek en Ethel Portnoy
willen overdoen, want dat is een van de beroerdst bezorgde brievenedities die
ik ken. Het boek verscheen in 2009 bij De Bezige Bij onder de titel Machines
en emoties. Willem Frederik Hermans, Ethel Portnoy. Een briefwisseling.
Otterspeer mist vele talenten, een daarvan is dat van een bezorger van historische
documenten. Hij doet maar wat, heeft geen clou van de presentatie van
ongepubliceerde bronnen, of iets geannoteerd wordt of niet wordt bepaald door
willekeur, soms getuigt wat er staat van een gênante domheid.
Een voorbeeld in de laatstgenoemde categorie dat ik in huiselijke kring
graag vertel gaat over deze zin uit een brief van Kousbroek aan Hermans
van 28 september 1966: ‘Gisterenavond hebben we een toneelstuk van le douanier
Rousseau gezien. Subliem, zonder overdrijving. Het heet La vengeance de
l’orpheline Russe.’ De lezer, die vermoedelijk weet dat het bij ‘le
douanier Rousseau’ gaat om Henri Rousseau (1844-1910), zou verbaasd kunnen zijn
over het feit dat deze kunstschilder ook schreef en wil waarschijnlijk
informatie over het toneelstuk. Een deskundige bezorger maakt daarom een
voetnoot met bibliografische en eventueel andere gegevens, bijvoorbeeld waar
Kousbroek iets over dit toneelstuk schreef. Maar de ondeskundige bezorger doet
dat niet, want Otterspeer heeft niet verondersteld dat Kousbroek iets over dit
toneelstuk had geschreven en ook niet gezien dat dat artikel in Anathema’s,
deel 1 (1969), gebundeld is. Had hij van dit alles een nette voetnoot gemaakt,
had hij in het register van de editie waarschijnlijk niet laten weten dat het
hier gaat om Jean-Jacques Rousseau, de filosoof. Echt waar. Violette Leduc (schrijfster,
twintigste eeuw) en Eugène Viollet-le-Duc (architect, negentiende eeuw) gooit
de professor ook op die manier door elkaar.
En zo kan ik nog wel een weekje doorgaan, maar daarvoor had ik graag een
bijdrage uit het Rudy Kousbroek Fonds.
Ik ben niet de enige die zo over de bezorgerskwaliteiten van de intussen
voormalige hoogleraar denkt. Nop Maas bijvoorbeeld is het met mij eens, al zegt
hij het anders. Maas bezorgde één briefwisseling samen met Willem Otterspeer: Willem
Frederik Hermans en Gerard Reve. Verscheur deze brief! Ik vertel veel te veel.
Een briefwisseling, in 2008 verschenen bij De Bezige Bij en goedgekeurd
door het Willem Frederik Hermans instituut (de briefwisseling met Kousbroek
moest het doen zonder dit bewijs van goedkeuring van de erven-Hermans). Nop
Maas is een ervaren bezorger, onder andere van de tweedelige briefwisseling van
Willem Frederik Hermans met diens uitgever Geert van Oorschot, respectievelijk Hierbij
de hele God in proef (Van Oorschot aan Hermans) en Je vriendschap is
werkelijk onbetaalbaar (Hermans aan Van Oorschot) getiteld, in 2003 respectievelijk
2004 verschenen bij Van Oorschot respectievelijk De Bezige Bij verschenen.
Waarom dat niet in één boek kon gaat misschien nog eens iemand van de respectievelijke
betrokkenen uit de doeken doen, maar Nop Maas deed het deels dubbele werk met
verve en deskundig.
Maas was ook de bezorger van een aantal brievenedities van Gerard (van
het) Reve, die weer hun eigen uitdagingen – vooral Reve en Schafthuizen geheten
– kenden. Over die uitgaven en hun bijzondere omstandigheden verscheen in 2020
een klein maar fijn en amusant en leerzaam boekje: Nop Maas, Altijd wat.
Over het maken van brievenuitgaven van Gerard Reve (Leiden: Fragment,
oplage 100). Ook het maken van de briefwisseling Van het Reve/Hermans komt ter
sprake, op p. 39:
‘De Hermans-correspondentie deed ik samen met Willem Otterspeer. De voor
de hand liggende verdeling van werkzaamheden was dat Otterspeer de
Hermansbrieven zou becommentariëren en ik die van Reve. De beide editeurs zijn
echter verschillende types. Otterspeer meer de schrijver en essayist, ik meer
de filoloog en krantenlarf. Het leek een beetje op de relatie tussen Kees Fens
en Harry – Koning Voetnoot – Prick. Als Fens iets niet wist belde hij Prick en
als die het niet wist, besloot Fens dat [het] niet te vinden was. Terwijl je
natuurlijk ook de trein kunt nemen naar de Koninklijke Bibliotheek om het daar
in een oude krantenlegger op te zoeken.’
Dat is ook een manier om te zeggen dat Otterspeer geen kaas heeft
gegeten van editeren. Ik proef dat Maas ook wil zeggen dat Otterspeer
geen wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het eindproduct. Dat is wat mij betreft goed te
zien aan de kwaliteit ervan, want de briefwisseling Reve-Hermans is een op-en-top
Nop Maas-editie, waarover ik geen vervelend stuk zou kunnen schrijven. De
briefwisseling Kousbroek-Hermans, een jaar later verschenen, laat zien dat
Otterspeer van zijn samenwerking met Maas niet heeft begrepen dat hij edities
aan anderen moet overlaten. ‘Aanvaard enkel taken
die binnen de deskundigheid vallen’ zegt de Nederlandse gedragscodewetenschappelijke integriteit, maar dat document heeft Otterspeer wel vaker
aan zijn laars gelapt.
Dus, Rudy Kousbroek Fonds: graag die briefwisseling opnieuw laten bezorgen
door iemand die niet denkt dat je kunt editeren als je kunt lezen en schrijven,
het veterdiploma hebt of hoogleraar bent. De correspondenten, Hermans en
Kousbroek, verdienen dat.
*
Ik schreef wel vaker
over de mankementen van Otterspeers werk – u vindt die stukken wel ergens op
dit blog als u ze (nog eens) wilt lezen. Over een andere editie die Otterspeer
verprutste schreef ik ook een stuk: https://jangielkens.blogspot.com/2017/12/je-wordt-altijd-door-je-peers-mooi.html
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.