‘Waarom wordt dit vermeld?’ Berichten van de ideale lezer
Ik kwam de ideale lezer tegen. Niet in persoon,
maar in een paar boeken. Het zijn boeken van het soort dat ik zelf graag maak:
toegankelijke wetenschap. Boeken uit de wetenschappelijke
gemeenschap die toch heel bewust voor een breed publiek bedoeld is. De
‘NRC-lezer’ wordt die ideale lezer vaak genoemd. De ideale lezer moet niet
worden verward met de ideale koper. Die koopt blind wat genoeg ballen in de
krant krijgt en door instanties als wijlen De wereld draait door, Arjan Peters (i.r.)
of Michel Krielaars wordt aangeprezen. De ideale lezer is blij dat de krant hem
of haar op een boek wijst dat hem of haar zou kunnen interesseren, en dat boekt
koopt hij of zij dan, hij of zij leest het ook, en soms maakt hij of zij wat
aantekeningen, zodat we, als het boek ooit ons pad kruist, kunnen lezen wat hij of
zij ervan vond.
De ideale lezer die ik tegenkwam is een hij. Hij
was niet actief binnen de historische wetenschap maar had een uitgebreide geschiedkundige
bibliotheek. Geen periode ontbrak. Wetenschappelijke literatuur, maar ook
boeken voor een groter en voor een heel groot publiek. Met een paar
zwaartepunten, zoals de Eerste Wereldoorlog, Napoleon en andere vorsten, de
Franse revolutie, de Nederlanden in de zeventiende en achttiende eeuw. De
afdeling filosofie was ook aanzienlijk, letterkunde kwam er wat bekaaid vanaf.
Veel biografieën, ook van literatoren.
Veel boeken werden goed gelezen
werden, ook al is dat aan de boeken zelf niet altijd te zien. Soms zijn er wat
potloodnotities, en nog minder vaak briefjes met aantekeningen. Als
er briefjes aan te pas kwamen was mijn ideale lezer goed ontevreden, en dan
wordt het interessant. Zoals in het geval van Een koning die van
geen nee wil horen. De Europese ambities van Lodewijk XIV 1638-1715 (1976)
van A. Alberts. Dat is dr. Albert (Bert) Alberts (1911-1995), die als indoloog
op een historisch onderwerp promoveerde en die, behalve literair werk, ook veel
historische boeken publiceerde die een groter publiek wilden bereiken.
Dit soort boeken is nog steeds populair,
bijvoorbeeld vanwege het fenomeen dat mijn ideale lezer op zijn notitievelletje
als eerste negatieve punt bij Alberts noteert: ‘Geen noten’. Voet- en andere noten
zijn lastig: wie leest die nou etc. Historische boeken moeten vooral lekkere
verhalen zijn, lezen als een trein enzovoort. Ik geef maar wat argumenten die je vaak hoort. Maar ondanks het weglaten van de wetenschappelijka ballast is dit boek van Alberts, zo noteert mijn ideale
lezer, ‘n]iet echt prettig om te lezen.’ Want: ‘Louter
politieke gesch[iedenis]. Is altijd nogal ingewikkeld en moeizaam te volgen.’
Terwijl onze lezer toch een geoefende lezer is, die graag controleert
of bronnen goed zijn gebruikt en verantwoord. Maar ook dat valt tegen:
‘Knoop en Fruin worden wel een keer in de tekst genoemd (p. 114) maar komen
niet voor in de “Geraadpleegde literatuur”’. En: ‘Geen kaarten; slechts één
onbenullig kaartje. ’
Kortom: ‘Voor wie is dit boek bedoeld? Voor de
belangstellende leek is het veel te moeilijk en voor een historicus bevat het
geen nieuws.’
Het boek van Alberts komt er nog schappelijk
vanaf als je leest wat mijn ideale lezer te melden heeft over Gedeelde
weelde. Hoe de zeventiende-eeuwse cultuur van de Lage Landen Engeland veroverde
en veranderde (2008) van de in Nederland in bepaalde kringen aanbeden Britse historica Lisa
Jardine (1944-2015). ‘De Engelse titel,’ schrijft mijn ideale lezer, ‘luidt:
Going Dutch. “Gedeelde weelde” is er een vreemde vertaling van en klopt ook
helemaal niet. / Ook de ondertitel is onjuist.’ Mijn ideale lezer leest het
hele boek van ruim 400 pagina’s en zet regelmatig zijn ongenoegen op papier.
‘Waarom schreef Bentinck aan admiraal Herbert?’ vraagt hij bij p. 33, als hij
op die vraag, die al lezende blijkbaar bij hem opkwam, geen antwoord krijgt.
‘Glorious Rev[olution] vond niet plaats in het midden v[an] d[e] 17e
eeuw’ is het commentaar bij p. 181/182 – en dat is historisch gezien waar,
hoewel Jardine het niet echt zo zegt; ze maakt wel een nogal grote stap in één
zin. Maar mijn ideale lezer wil het precies, hij wil geen vaag gezwam en ook
niet te veel herhalingen: ‘Is al vele malen gezegd’ staat op een van de
briefjes, ‘Is al eerder gezegd’ op een ander. Ook in dit boek is het mis wat de
nauwkeurigheid van de verantwoording betreft. Aan noten geen gebrek, maar
‘[b]oeken genoemd in de noten komen niet altijd voor in de lit[eratuur]lijst.’
En: ‘Clarendon komt niet voor in de index. / Ook geen literatuur van of over
hem. / In noot 35 wordt verwezen naar p. 334/5, maar daar komt Clarendon niet
voor.’
‘Ik hoop te hebben laten zien’ zegt Jardine op p.
380, gevolgd door wat ze hoopt te hebben laten zien. Maar mijn ideale lezer deelt
die hoop niet: ‘Heeft helemaal dat niet laten zien. Het gaat helemaal niet over
de afnemende rol v[an] d[e] Rep[ubliek].’ Mijn lezer had duidelijk iets anders
verwacht van dit boek, op allerlei gebied: wat de inhoud betreft ongetwijfeld,
maar zijn briefjes met afrondende conclusies gaan toch vaak ook het ambacht van
het vertellen van een historisch verhaal: Jardine ‘[is] niet in staat de
politieke volgorde aan te houden. Geen greep op de materie. Te rommelig.’ Dat
er ‘nogal wat herhalingen’ in het boek zitten was al geconstateerd, en ook
maakt het ‘toch vaak een wat ongeordende indruk’. Jardine doet ook vaak aan
‘overdrijving: eminent geleerde; fascinerend; ongelooflijk interessant’.
De eindconclusie: ‘Aan dit boek heb ik niets. Het
is zeer tegenvallend.’
Zo wil ik ze dus bezig zien, de ideale lezers,
ook al is het soms maar de vraag of ze gelijk hebben. Ze lezen kritisch, met
het correctiepotlood in de hand, en kijken of het allemaal een beetje klopt, of
we ons best hebben gedaan. Alleen al het idee dat er mensen zijn die ons zo lezen,
geeft een goed gevoel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.