Vet
Een jaar
geleden liep het Willem Frederik Hermansjaar op zijn eind. Op 1 september 2021
was het honderd jaar geleden dat Hermans werd geboren, precies een jaar later,
op 1 september 2022, werd het 24ste en laatste deel van de VolledigeWerken van de – ik kan het weten want ik heb al die 24 delen gelezen – belangrijkste
Nederlandstalige schrijver van de 20ste eeuw gepresenteerd in de Nieuwe
Kerk in Amsterdam.
De website
neerlandistiek punt nl deed mee aan de feestelijkheden: ze vroegen elke week
van het Hermans-jaar ‘een schrijver, een letterkundige, of een liefhebber’
zeven favoriete citaten aan te leveren. ‘Samen geven [de citaten] een beeld van
het werk van deze twintigste-eeuwse auteur’ zegt de introductie van het
citatenjaar, en dat is zeker waar, ze gaven een beeld, maar de vraag is
natuurlijk of ze een goed beeld gaven. Veel van de deelnemers deden hun
best om met hun kennis van of hun liefde voor het werk van Hermans mooie
citaten te presenteren, maar een paar ook helemaal niet. Ik wijdde op mijn blog
een paar stukken aan bijvoorbeeld Abdelkader Benali, Barber van der Pol en YvesPetry, die, alsof ze tegen betaling aan het schnabbelen waren, hun – meestal
corrupte – citaten van tegeltjeswijshedenwebsites plukten. Neerlandistiek punt
nl deed ook een duit in het zakje door alle citaten in een digitaal keurslijf
te stoppen dat elke alinea-indeling en wat dies meer zij uit Hermans’ citaten
verdonkeremaande. Nadat ik ze, toen mijn eerste citaat op die manier verminkt
werd, daarop had gewezen, corrigeerden ze dat, maar verder staken ze hun
middelvinger op door niets te veranderen.
Een al
geschreven blog over de ergste bijdrage publiceerde ik een jaar geleden niet, vooral
omdat nauwelijks iemand belangrijk leek te vinden wat ik aan de orde stelde. Terwijl
het stuk dat ik niet publiceerde eigenlijk ging over het dieptepunt van het hele
Hermans-citatenjaar: de bijdrage van de taalkundige Roland de Bonth, onderzoeker
op het Instituut voor de Nederlandse Taal in Nijmegen, die van vrijdag 29 juli
t/m donderdag 4 augustus 2022 zeven tekstfragmenten presenteerde waarin een
woord vet was gezet. Het leek alsof de citaten daarop waren uitgekozen,
maar Hermans heeft, als ik me de inhoud van die 24 delen goed herinner, nooit
een woord vet laten zetten. Het was even zoeken naar de uitleg van die vet
gezette woorden, die gegeven bleek bij het begin van de citatenweek van De
Bonth.
In feite heeft,
wat we al dachten, Hermans geen van de vet weergegeven woorden met vette
letters of anderszins geaccentueerd, en ook Roland de Bonth deed dat niet. Het
zit zo: ‘In 2021 publiceerde hij het (online) gelegenheidswoordenboekje Woorden van W.F. Hermans. De zeven gekozen
citaten zijn daaruit afkomstig.’ Via de gegeven link komen we in dat ‘(online)
gelegenheidswoordenboekje’ op de website van het Instituut voor Nederlandse
Taal, en daar zien we de zeven Hermans-citaten met vet gezette woorden en nog,
als ik het goed geteld heb, 36 andere. Woorden van W.F. Hermans bevat
namelijk ‘alle trefwoorden uit
het Woordenboek der Nederlandsche Taal (wnt), waarbij citaten uit het werk van Hermans zijn opgenomen.
[…] / Elk trefwoord bevat een link
naar de onlineversie van het wnt. Na elk trefwoord volgt
de definitie ervan in de betekenis die Hermans heeft gebruikt én het
bijbehorende citaat uit het wnt.’
We kunnen daar ook nog lezen: ‘Met dit woordenboekje
hoopt het Instituut voor de Nederlandse Taal in dit jubileumjaar het werk van
Hermans levend te houden.’ Het is de vraag of dat ook lukt met citaten als dit:
‘O. (lag) op de grond … E
(hurkte) naast O. ’s hoofd … Hij rook naar viooltjes,’
Deze tekst – want het woord ‘citaat’ is
hier nauwelijks nog van toepassing – is niet een van de zeven citaten die De
Bonth als zijn favoriete Hermans-citaten presenteerde, maar hij had het
natuurlijk wel kunnen zijn.
Roland de Bonth heeft dus geen citaten
uit het werk van Hermans gekozen, maar voor de gelegenheid knippend en plakkend
een keuze gemaakt uit het ‘(online) gelegenheidswoordenboekje’, dat hij had samengesteld
door knippend en plakkend de keuze over te nemen die de medewerkers van het wnt al maakten uit het werk van Hermans.
Heeft De Bonth er toch nog een beetje werk in gestoken? Nee, eigenlijk niet. Bij
het maken van het ‘(online) gelegenheidswoordenboekje’ werd er een klein beetje
redactioneel veranderd aan de notatie van de bronnen, en bij de overname op
neerlandistiek punt nl gebeurde dat andermaal. Terwijl enige controle toch wel
handig was geweest.
Misschien moet
ik tussendoor even uitleggen waarom ik dat ‘(online) gelegenheidswoordenboekje’
telkens tussen aanhalingstekens zet. Dat is omdat ik altijd moeite heb met het
gebruik van het woord ‘boek’ voor de digitale weergave van teksten. In het
dagelijks leven lees ik ook wel eens een ‘boek’ met de e-reader, maar in een
wetenschappelijke omgeving moet je wat voorzichtiger zijn. Vreemder nog is het
gebruikte verkleinwoord, want wat is ‘klein’ en ‘groot’ of ‘dun’ en ‘dik’ in
een digitale omgeving? Op mijn telefoon is Woorden van W.F. Hermans
inderdaad een stuk kleiner dan op mijn laptop, maar het woord
‘gelegenheidsboekje’ verandert op dat andere medium niet in
‘gelegenheidswoordenboek’. En, beste lezer, als ik toch bezig ben, eigenlijk
staan er in Woorden van W.F. Hermans geen woorden van W.F. Hermans, ze zijn
allemaal van Willem Frederik Hermans. Kijk maar op de titelpagina’s van de in Woorden
van W.F. Hermans geciteerde boeken.
Terug naar de
zeven Hermans-citaten dan die Roland de Bonth tussen vrijdag 29 juli t/m
donderdag 4 augustus 2022 uitzocht. Die met de viooltjes van hierboven zit er
niet bij, maar daar kom ik er nog op terug.
Aan het citaat
van 29 juli 2022 is meteen te zien dat het zo niet bij Hermans kan hebben
gestaan. De liggende strepen zijn dialoogtekens en die staan bij Hermans aan
het begin van een nieuwe alinea. Er zijn dus opnieuw alinea’s aan elkaar
geplakt, zoals dat het hele Hermans-citatenjaar al gebeurde. Maar in dit geval
hoefde het samenvoegprogramma van neerlandistiek punt nl niets te doen, want De
Bonth had het citaat zo aangeleverd, nadat hij het eerder zo uit het wnt had
gehaald. Curieus is dat een taalkundige niet aan het denken wordt gezet door
die liggende strepen, die op deze manier veranderen van dialoogtekens in
gedachtestreepjes.
Zo staat het citaat
in deel 3 (2010) van de Volledige Werken, p. 60:
‘[…]
Osewoudt haalde de foto weer
tevoorschijn en legde hem achterstevoren voor haar neer. Zij zocht in haar tas,
toen kwam er een schrijfinstrument tevoorschijn dat hem in verbazing bracht.
Het leek op een vulpotlood, maar het schrift dat het voortbracht, zag eruit of
het met inkt was geschreven.
– Wat is dat voor een ding? Hij
griste het uit haar hand. Aan de spits toelopende uiteinde merkte hij een klein
kogeltje op.
– Dat is een ballpoint. Is dat
zo bijzonder?
– Die dingen bestaan hier niet.
Gebruik het nooit meer! De Duitsers hebben dat nog niet uitgevonden. […]’
Een bijkomende
vraag zou kunnen zijn: waarom staat er in de versie van wnt en De Bonth ‘het […] uiteinde’ en bij Hermans ‘de […]
uiteinde’? Het zou, ook bij De Bonth, bekend moeten zijn dat Hermans een structurele,
principële en permanente veranderaar van zijn teksten was, en dat het daarom
belangrijk is de goede druk te vermelden. Bij het citaat bij De Bonth en het wnt staat het correcte jaar van
verschijnen van de eerste druk van De donkere kamer van Damokles
vermeld, die toen, in 1958, nog De donkere kamer van Damocles heette, met een c. Pas in de elfde,
in het boek als tiende aangeduide druk uit 1961 werd het ‘Damokles’. Maar als
we in de bronnenlijst van het wnt
kijken, dan vinden we daar dat ‘De donkere Kamer van Damocles’ van ‘W.F.
Hermans’, verkorte titel ‘Donkere Kamer’, dan wel in 1958 verscheen, maar dat
de ‘2e herziene druk’ uit 1959, die in feite de eerste herziene druk
dan wel de ‘tweede, herziene druk’ was, ‘eveneens geciteerd [is], wellicht ook met datering 1958’. Dat is verrassend
onprecies allemaal, terwijl ik toch van woordenboekenmakers de ultieme precieze
verwacht. Ook van niet-woordenboekenmakers overigens.
Het citaat dat Roland de Bonth ons op 30 juli 2022 voorschotelt bevat het woord
‘pin-ups’, of eigenlijk ‘“pin-ups”’, tussen aanhalingstekens. Het citaat komt
uit een kort essay van Hermans met de titel Fenomenologie van de pin-up girl dat in
1950 afzonderlijk werd gepubliceerd, 32 pagina’s dik. In dat essay komt het
woord ‘pin-up’ zo of in allerlei samenstellingen voor, maar slechts twee keer
tussen aanhalingstekens. Waarom koos het wnt juist die variant? En, ik verdubbel
de vraag: waarom staan in Woorden van W.F. Hermans allebei de citaten
met ‘pin-ups’ tussen aanhalingstekens? Omdat ik toch geen antwoorden krijg op
deze vragen ga ik nog even door in dit verband: waarom zijn ook
‘pin-upfotograaf’ en ‘pin-upgirl’ aparte lemma’s in Woorden van W.F. Hermans?
Soms wil je het antwoord ook gewoon niet horen.
Op sommige vragen die men zou kunnen stellen weet ik het antwoord. Bijvoorbeeld
hoe dat zit met de bron bij dit ‘“pin-ups”’-citaat, die ‘Het sadistische
universum 1949’ aangeeft. Maar: de essaybundel Het sadistische universum
verscheen pas in 1964. Daarin is het eerder afzonderlijk gepubliceerde Fenomenologie
van de pin-up girl opgenomen, maar dat boekje verscheen niet in 1949 maar in 1950, het jaartal dat ook in de bronnenlijst
van het wnt wordt vermeld. En ik
maar denken – ik zeg het nog maar eens – dat woordenboekenmakers pieten, petra’s
en petra precies zijn.
Omdat ik nu al langer met dit stuk bezig ben dan de
medewerkers van het wnt
én Roland de Bonth met hun Hermans-citaten, ga ik afronden. Daarvoor ga ik even
terug naar het boven vermelde ‘viooltjes’-citaat. Hier is het nog eens:
‘O. (lag) op de grond … E
(hurkte) naast O. ’s hoofd … Hij rook naar viooltjes,’
Haakjes, puntjes, vet. Die Hermans toch. Maar het is, zo weten we intussen,
een enigszins ingekorte versie van een tekstpassage van 170 woorden, bijna een
pagina lang (namelijk p. 186 van deel 3, 2010, van de Volledige Werken):
‘Toen
Obersturmführer Ebernuss binnenkwam, lag Osewoudt op de grond. De boeien moest
men hem afgenomen hebben, maar hij wist zelf niet wanneer. Hij hield zijn maag
vast met twee handen, er stroomde bloed in zijn ogen uit zijn linkerwenkbrauw
die was gescheurd en voortdurend spuwde hij bloed van zijn lippen dat uit zijn
neus over zijn mond en kin sijpelde. Hij kon zijn ogen niet meer helemaal
openen, maar ook was het te pijnlijk om ze geheel te sluiten. Ebernuss zag hij
als een schim heen en weer lopen. Osewoudt dacht: en toch heb ik niets gezegd.
Ebernuss draaide de bureaulamp uit.
Achter de ramen was de lucht niet meer zwart als de nacht. De ochtend begon al
aan te breken.
Toen hurkte Ebernuss naast Osewoudts
hoofd en zei:
– Luister eens naar mij, beste jongen, het is best mogelijk dat jij niet
weet waar Elkan is, ik kan mij eigenlijk niet goed voorstellen dat ze je
daarvoor zo’n geweldig pak rammel hebben gegeven. Kun je opstaan?
Hij rook naar viooltjes.’
Om even
duidelijk te maken hoe absurd deze omgang met een citaat is, geef ik het citaat
nog een keer, nu met de woorden die in het wnt en bij De
Bonth zijn overgebleven met vette letters geaccentueerd:
‘Toen
Obersturmführer Ebernuss binnenkwam, lag Osewoudt op de grond. De
boeien moest men hem afgenomen hebben, maar hij wist zelf niet wanneer. Hij
hield zijn maag vast met twee handen, er stroomde bloed in zijn ogen uit zijn
linkerwenkbrauw die was gescheurd en voortdurend spuwde hij bloed van zijn
lippen dat uit zijn neus over zijn mond en kin sijpelde. Hij kon zijn ogen niet
meer helemaal openen, maar ook was het te pijnlijk om ze geheel te sluiten.
Ebernuss zag hij als een schim heen en weer lopen. Osewoudt dacht: en toch heb
ik niets gezegd.
Ebernuss draaide de bureaulamp uit.
Achter de ramen was de lucht niet meer zwart als de nacht. De ochtend begon al
aan te breken.
Toen hurkte Ebernuss naast
Osewoudts hoofd en zei:
– Luister eens naar mij, beste jongen, het is best mogelijk dat jij niet
weet waar Elkan is, ik kan mij eigenlijk niet goed voorstellen dat ze je
daarvoor zo’n geweldig pak rammel hebben gegeven. Kun je opstaan?
Hij rook naar viooltjes.’
Die verkorting is al
redelijk absurd in het kader van een lemma van een woordenboek, maar om het
zonder enige reflectie over te nemen in een publicatie die bedoeld is het werk
van een schrijver te propageren, en dan nog een keer, met hetzelfde gebrek aan
reflectie, aan te bieden voor een volgende publicatie die ook bedoeld is om die
schrijver in het zonnetje te zetten, is beledigend voor alle lezers ervan, en
meer nog voor de schrijver.
|
Bron: Woorden van W.F. Hermans, daar met dit bijschrift: ‘Balpen met logo van het Instituut voor de Nederlandse Taal [foto Roland de Bonth]’. |