‘Op maandag
18 juni 1962 had Wolkers de grote houten deuren van zijn atelier opengezet om
de hitte te verdrijven. Aan het begin van de middag besloot hij om verkoeling
te zoeken aan de Amstel.’ Zo begint in hoofdstuk 5 van Het litteken van de
dood. De biografie van Jan Wolkers door Onno Blom (2017) het relaas over de
kennismaking van de schrijver en beeldend kunstenaar met zijn latere echtgenote
Karina. De voetnoot die naar de bron voor deze mededeling verwijst komt
anderhalve pagina later, en die bron is: ‘Mail Karina Wolkers, 18-12-2013’. Dat
is verrassend weinig voor zoveel informatie, al was het maar omdat het toch
vreemd is dat Karina Wolkers zich blijkbaar herinnert wat Jan Wolkers deed
voordat zij hem kende. Je zou zo’n mededeling uit de mond of uit een tekst van
Jan Wolkers verwachten, maar zo’n bron is er blijkbaar niet.
Het verhaal van Karina Wolkers over de kennismaking beslaat dus zo’n
anderhalve pagina. Met mededelingen over de kleur en het merk van de schoenen
van Wolkers, over het grind dat opzij van het Amsterdamse Miranda Paviljoen was
gestrooid, over stoeltjes met zittingen van waslijndraad, over het mantelpakje
van rood flanel dat Karina droeg, over heur haar dat in een dikke vlecht zat,
over het rieten mandje dat ze in haar rechterhand droeg en waarin een paar
boeken zaten plus een pakje Gauloises, over twee stoelen die nog naast Wolkers
vrij waren, over Wolkers die vroeg naar de boeken in het mandje, en dat dat
Winnie de Poeh van A.A. Milne en David Copperfield van Charles Dickens waren,
en dat Wolkers de tekeningen van Shepard in Winnie de Poeh zo geweldig vond en
dat hij vroeg waar Karina op school zat, en dat allemaal en nog meer deels in
kant-en-klare dialogen.
Zo’n geheugen zou ik ook willen hebben. Of zo’n fantasie. Want het is
niet waarschijnlijk dat Karina Wolkers zich dit allemaal zo gedetailleerd
herinnerde op 18 december 2013. Het zal eerder zo zijn dat Karina Wolkers dit
verhaal vaker zo vertelde. In elk geval deed ze het één keer eerder: op 19
oktober 2012 namelijk, tijdens een symposium over ‘50 jaar Kort Amerikaans’
in Leiden. Ik was erbij, ik maakte geen aantekeningen en geen opname van de
bijdrage van Karina Wolkers, maar ik weet nog dat ik dacht: dat kan geen mens
zich zo herinneren, pas maar op met die weduwe als bron, beste Onno. Vooral ook
omdat ze nog meer rare verhalen vertelde: over een raaf die bij een supermarkt
op Texel op haar winkelwagentje ging zitten (en dat was veelbetekenend volgens
haar, want The Raven van Edgar Allan Poe was het lievelingsgedicht van
Jan Wolkers). Of dat Wolkers na zijn dood aan haar verscheen in de gedaante van
een zonnestraal die tussen de twee torens van de Notre-Dame in Parijs door
precies voor haar voeten viel (of iets dergelijks; het kan ook een beetje
anders zijn, maar ik vertel dan ook alleen maar wat ik meen me te herinneren en
ik hoef – in tegenstelling tot wat Onno Blom wel moest – niet op dit soort
mededelingen te promoveren).
Tijdens het luisteren naar Karina Wolkers op dat symposium nam ik me
voor de beschrijving van de kennismaking goed te onthouden en af te wachten hoe
ze in de biografie terecht zou komen. En wat bleek: Onno Blom heeft niet
opgepast met de weduwe. Hij heeft zich het een en ander door Karina Wolkers op
de mouw laten spelden. En op zijn eigen verzoek nog wel: het is moeilijk
voorstelbaar dat hij dit verhaal niet al vele malen eerder had gehoord, in
Leiden niet heeft geluisterd en pas in december 2013, toen hij al een jaar of
zes aan de biografie werkte, aan Karina vroeg: schrijf het eens op, Karina,
over die kennismaking, en doe het maar per e-mail. Om het sprookje
vervolgens zonder enige reserves voor zoete koek aan te nemen.
Terwijl het verhaal toch gemakkelijk door te prikken is. Namelijk door
zo ongeveer het enige feit te controleren dat aan dit verhaal te checken is:
het weer. Op 18 juni 2019 vroeg ik aan mijn Facebook-vrienden of zij zich
herinnerden wat voor weer het was op 18 juni 1962. De antwoorden waren divers:
iemand annexeerde bijvoorbeeld een scène uit de film Roman Holiday (van
een jaar of tien vóór 1962) met zijn ouders als Audrey Hepburn en Gregory op de
scooter. Concrete herinneringen aan het weer van 18 juni 1962 hadden mijn
Facebookvrienden niet, en dat kan ook eigenlijk niet, je iets feitelijk juist
en precies herinneren dat bijna zestig jaar geleden is. Je herinnert je foto’s
of verhalen of je verzint iets of je combineert het een en ander. Je toetst,
als je al bij zinnen was op 18 juni 1962, je herinnering – of die van iemand
anders – aan bijvoorbeeld het weerbericht in een krant van die dag. Een van
mijn Facebookvrienden zonder persoonlijke herinnering – hij was er nog niet op
18 juni 1962 – deed dat dan ook, maar er zijn nog meer bronnen voor oud weer.
Wie feiten over het weer in het verleden wil weten, kan daarvoor
bijvoorbeeld terecht op de website weerverleden.nl. Over 18 juni 1962 zegt deze
website:
Zwakke wind uit het
zuid-zuid-westen. De hardste windstoot had een snelheid van 10,3 m/s.
De gemiddelde temperatuur was
19,2 °C en een gevoelstemperatuur van 19,7 °C. De minimum temperatuur was 9,9
°C en de maximum temperatuur 26,8 °C.
De zon scheen 10,4 uur.
Er viel 1,9 mm neerslag
verspreid over 1,4 uur.
Het was een half tot zwaar
bewolkte dag.
We kunnen ook het maandgemiddelde bekijken. We zien dat 18 juni wel de
warmste dag in juni 1962 was, maar het was zeker niet het hoogtepunt van een
hittegolf, en de dag ervoor was het zelfs een stuk frisser.
Ook de weersvoorspelling in het landelijke, in Amsterdam verschijnende
dagblad De Tijd /de Maasbode van zaterdag 16 juni laat dit beeld zien:
Dat verhaal van die kennismaking van een schrijver en zijn echtgenote
klopt dus van geen kant. Het ging heel anders, ik weet het zeker. Maar het
leest allemaal als een trein, dat klopt.
