DE AKTETAS
zaterdag 19 februari 2022
dinsdag 15 februari 2022
Het verraad van Anne Frank – een
excursie
Het is zwaar
en gevaarlijk werk, dat onhistorisch en onwetenschappelijk onderzoek,
dat blijkt maar uit deze passage in Het verraad van Anne Frank van
Rosemary Sullivan: ‘Monique [Koemans] vertrok naar Duitsland met onderzoeker
Christine Hoste.’ Monique had namelijk ‘ontdekt’ dat een manuscript van een
boek over Anne Frank en ander archiefmateriaal van de Duitse auteur Ernst
Schnabel wordt bewaard in het Deutsches Literaturarchiv in Marbach (het Duitse
letterkundig museum en archief in de buurt van Stuttgart). Zo gaat het relaas
verder: ‘Vanwege de stringente Duitse bureaucratie had het veel moeite gekost
toestemming te krijgen om Schnabels notities in het archief te bekijken, maar
toen ze zich de volgende dag meldden werden de documenten voor hen ter inzage
klaargelegd. De twee vrouwen werden geëscorteerd naar een kleine kamer met
formica tafels, ouderwetse lampen en een glazen wand (zodat de bibliothecaris hen
in de gaten kon houden).’
Het zijn en blijven Duitsers, die Duitsers. In de gaten houden, escorteren, bureaucratie – het zit in hun bloed. In The Betrayal of Anne Frank is het nog veel erger en enger allemaal: ‘Monique set out for Germany with the researcher Christine Hoste. After an eight-hour drive in wind, rain, and light December snow, they arrived at a deserted hotel near the archive. There were no other guests, which enhanced the feeling of diving into unknown territory. Given the strict German bureaucracy, it had not been easy to get permission to look at the notes in the archive, but when they arrived the next morning, after some misunderstanding, the papers where more or less ready for their perusal. The two women were escorted to a small room with a glass wall (so the librarian could keep an eye on them), a Formica-topped table, and retro lamps.’
Dat ze er levend vandaan zijn gekomen.
Nou ben ik daar wel vaker geweest, in Marbach, en het is zo ongeveer het meest gastvrije en toegankelijke en prettige archief dat ik ooit heb bezocht. De ‘stringente bureaucratie’ is niets anders dan het toepassen van archiefregels, die bepalen of een archief wel of niet en voor welk doel toegankelijk is, en ze delen dat ook van tevoren mee, en niet pas als je op de studiezaal aankomt, zoals hier wordt gesuggereerd. En de dames werden niet door een kampbewaakster naar een cel geëscorteerd, maar ze kregen, en dat is daar in Marbach niet voor iedere bezoeker weggelegd, een eigen werkvertrek ter beschikking, dat niet is ingericht als een Oost-Europese keuken, maar gewoon, met een ruime voorraad aan werktafels en goede verlichting. En de studiezaal heeft een volstrekt normale balie met medewerkers die helpen en advies geven en die een oogje in het zeil houden.
Er komt nog een interessante archiefraadpleging voor in Het verraad van Anne Frank, namelijk in Moskou. ‘Omdat Vince [Pankoke] vermoedde dat er elders nadere informatie was te vinden [ik laat hier de inhoudelijke kant even weg; JG] stelde hij zich in verbinding met Rinsophie Vellinga, docent Nederlandse taal en cultuur aan de Staatsuniversiteit van Moskou, die aanbood in het Legerarchief van de Russische Staat na te gaan of Sovjetsoldaten [bepaalde] documenten hadden meegenomen. De Nederlandse ambassade bracht haar in contact met het Joods Museum en Centrum voor Verdraagzaamheid in Moskou, dat haar hielp toegang tot het legerarchief te krijgen. Helaas leverden Vellinga’s inspanningen [...] niets op.’ Ik begrijp dat Rinsophie Vellinga degene is die je belt als je een archiefstuk in Rusland zoekt, maar ik kan haar niet vinden op de website van de genoemde universiteit. Hoe dan ook: hier lezen we niets over een ‘stringente bureaucratie’ van de Russen, terwijl je ze toch via diplomatieke en andere kanalen moet benaderen in plaats van ze rechtstreeks te mailen. Ik veronderstel eigenlijk dat Rinsophie helemaal niet zelf in het Legerarchief heeft kunnen zoeken en dat ze haar gewoon hebben verteld dat ze niets relevants hebben, als ze al iets van zich hebben laten horen. Ik zeg dat een beetje uit eigen ervaring, want ik heb twee keer ongeveer twee weken archiefwerk gedaan in Russische archieven. Daar, in de archiefinstelling die de archieven van Russische en niet-Russische socialisten bewaart, probeerden ze je ijskoud wijs te te maken dat ze geen archief van Lenin hadden, en dat daar ook zeker geen inventaris van was, en dat er dus ook geen brieven ven Herman Gorter in konden zitten. Een paar maanden na mijn bezoek kreeg ik anoniem kopieën toegestuurd van ongeveer de helft van de volgens mijn daar aanwezige brieven van Gorter. Zo ongeveer ging dat daar in 2004. In de Engelse versie van het boek is Rinsophie Vellinga overigens nog ‘professor of Dutch language and culture’. Wat een vertaling niet met je status kan doen.
En om aan te geven dat archiefbezoeken ook in het vrije westen niet altijd vanzelf gaan : ik heb ooit in de manuscriptenstudiezaal van de Library of Congress in Washington DC een medewerkster daar bij mijn bezoek voorgehouden dat hun regels erger zijn dan die in Rusland. Je kwam er namelijk alleen binnen via een detectiepoort, waarna je werd ondervraagd door iemand in uniform die je paspoort wilde zien, en je mocht geen eigen mapjes, aantekeningen, aantekenpapier en schrijfmateriaal gebruiken.
Dat dat verhaal over het Duitse archiefbezoek anders is in de ene taal dan in de andere laat overigens zien dat de dubbele, driedubbele of nog dubbelere conversie van feiten een van de vele problematische zaken in dit boek is. Want wat hier in al zijn simpelheid gebeurt – twee Nederlandse dames gaan op stap, ze gaan documenten in ‘ouderwets schuinschrift’ zitten ontcijferen die ze, als ze daarmee het ‘Kurrentschrift’ bedoelen, dus niet echt hebben kunnen lezen, ze schrijven hun deels in het Duits gebeurde verhaal daarover op, dat gaat, na een selectieprocedure, in het Engels naar Sullivan, die maakt er het hare van, en dat verhaal wordt dan weer bewerkt voor de taal waarin het zich oorspronkelijk heeft afgespeeld, het Nederlands (en die vele andere talen waarin het boek is verschenen of nog dreigt te gaan verschijnen.) En dan heb je nog de redactionele processen bij de diverse uitgeverijen. Nu is dat verhaal over Marbach alleen maar een zot tafereel met een anti-Duitse sentiment, maar stel je dit procedé voor met documenten etc. waarbij het nauw luistert – en dat doet het bij thema al heel snel.
Het is overigens – om er nóg maar een groot probleem van Het verraad van Anne Frank aan toe te voegen – ook al bij deze citaten te zien hoe hinderlijk al die onderzoekers voortdurend door het beeld lopen. Ik heb eens geturfd hoe vaak Anne Frank in dit boek voorkomt, buiten de titels van de publicaties die aan haar zijn gewijd en soortgelijke vermeldingen. Het is ongeveer 50 keer. En weet u hoe vaak Vince Pankoke zijn opwachting maakt? 80 keer. In zijn FB-jasje.
Aanvulling 18 juni 2023:
Onlangs werd ik benaderd door
Rinsophie Vellinga, die mij vroeg aan mijn lezers ta laten weten dat zij, in
tegenstelling tot wat ik hierboven lijk te suggereren, ‘van 2017 tot 2022
taaldocent was aan de Moscow State University’, dat het contact met het Anne Frank-project
van Vince Pankoke etc. tot stand kwam na bemiddeling van de Nederlandse Ambassade
in Moskou en dat ze ‘met hulp van de Nederlandse ambassade en het Jewish Museum and Tolerance Center
in Moskou in het eerste kwartaal van 2019 onderzoek [heeft] kunnen doen in het Russian State
Military Archive, onderzoek dat ‘geen bijzonderheden [opleverde] die konden bijdragen aan het doel
van het onderzoek’.
Het zou kunnen
dat ik hier nog eens op terugkom.
maandag 14 februari 2022
‘Het unieke aan ons onderzoek is dat het juist níet wetenschappelijk was.’
Het is een heldere uitspraak van Pieter van Twisk, een van de mensen achter
Het verraad van Anne Frank (Trouw, 3 februari 2022).
En hij is er trots op: ‘[W]e hebben precies gedaan wat we zes
jaar geleden aankondigden. We hebben deze zaak aangepakt als cold case – wat
het ook is – en niet als een historisch onderzoek.’ (NRC Handelsblad, 4 februari 2022). Dat het
onderzoek niet aan allerlei wetenschappelijke eisen voldoet is intussen al
breed geconcludeerd, maar een historisch onderzoek is het desondanks natuurlijk
wel degelijk. Als je ‘miljoenen’ historische documenten bestudeert, zoals de
Van Twisk en zijn kompanen claimen, doe je historisch onderzoek, of je nou een
bouwvakker bent die de geschiedenis van zijn dorp bestudeert of een hoogleraar
in de geschiedenis die zijn stamboom uitzoekt. Vince Pankoke, de voormalige FBI-agent die de leiding had over het coldcaseteam dat het onderzoek
deed, zei dan ook terecht, maar in tegenspraak met de mening van zijn
Nederlandse collega’s, dat er ‘veel wetenschappelijke en technische elementen in het
onderzoek zitten’ (NOS.nl, 10 februari 2022).
We moeten, dat is mijn stelling, Het verraad van Anne Frank per definitie als wetenschappelijk werk beoordelen vanwege de persoon die op de titelpagina als auteur wordt genoemd, de gepromoveerde Canadese literatuurwetenschapper Rosemary Sullivan, die biografieën en ander wetenschappelijk werk op haar naam heeft staan. Die boeken en artikelen schreef als docente en hoogleraar aan diverse universiteiten. Er werden eerder een paar boeken van haar in het Nederlands vertaald. Ze is met pensioen maar nog steeds als professor emerita verbonden aan de University of Toronto. Als zodanig is ze, lijkt mij, gehouden aan de integriteitsregels voor de wetenschap die ook in Canada gelden. Het is de vraag of daar een boek als The Betrayal of Anne Frank onder valt, waarvoor je zelf geen onderzoek hebt gedaan en waarbij het je opdracht was om ‘op pakkende wijze’ een ‘verhaal’ te vertellen met een berg materiaal dat door anderen op een zelfverklaard niet-wetenschappelijke manier is samengesteld. Op haar persoonlijke website en op haar medewerkerspagina van de University of Toronto ontbreekt overigens elke verwijzing naar het Anne Frank-boek.
Hoe kwam Rosemary Sullivan eigenlijk aan deze opdracht? Volgens haar eigen verklaring op de – heel erg lege – projectwebsite coldcasediary.com werd ze ‘invited by HarperCollins to write the story of the Cold Case investigation into the betrayal of Anne Frank’. Het onderzoek was volgens haar ‘professional, thorough, and lasted six years’ – die duur van het onderzoek wordt overigens voortdurend door de uitvoerders van dit project aangevoerd, alsof het een argument voor kwaliteit is. (Ik weet niet wat we dan voor conclusies kunnen trekken uit het feit dat Sullivan twee jaar over haar boek deed. Is dat lang? Is dat kort?) Ook in het nawoord van het boek bedankt Sullivan de uitgeverij, maar nu voor het feit dat die haar heeft ‘voorgedragen voor dit project’ – voorgedragen aan wie? Aan Proditione Media B.V., het bedrijf van Pieter van Twisk en Thijs Bayens dat het copyright voor het boek deelt met de auteur? Het ‘hoofd onderzoek’ van het project Pieter van Twisk schrijft in zijn voorwoord bij de Nederlandse uitgave: ‘Rosemary Sullivan […] werd door ons gevraagd dit verhaal op pakkende wijze te vertellen.’ En Vince Pankoke, de FBI-man, schrijft in zijn weerwoord op de containers kritiek op de projectwebsite dat een Amerikaanse, in Nederland woonachtige journalist bij Proditione had gesolliciteerd naar het schrijverschap van het boek, maar dat hij ‘the assignment’ verloor ‘in favor of Rosemary Sullivan’. Kon je er dan op inschrijven? Hou zit dat nou allemaal?
Het verraad van Anne Frank mag dan onwetenschappelijk bedoeld zijn, als we de lijst van dertig personen bekijken die het ‘coldcaseteam’ vormden, dan zitten daar toch heel wat mensen bij met een wetenschappelijke achtergrond. Zoals Monique Koemans: ‘Niet alleen heeft ze een doctorsgraad in de criminologie, ze is ook historicus en schrijft wetenschappelijke artikelen’ (p. 39). En ze schreef ook journalistieke artikelen, bijvoorbeeld in Het Parool van 30 juli 1994 ‘De onbekende verrader van Anne Frank’. Je zou denken dat ze dat artikel (en er zijn er nog een paar over Anne Frank rond die tijd) dan in de literatuurlijst opnemen, maar dat is niet zo. En er is nog meer dat over Koemans niet vermeld wordt: in het studiejaar 2018/2019 was ze de supervisor van een onderzoek in het kader van de ‘Master Forensic Science’ aan de Universiteit van Amsterdam. Dat onderzoek, ‘Social Network Analysis applied to the Jew hunter collaboration network active in 1944’, werd in opdracht van Proditione Investigative Media (een van de handelsnamen van het bedrijf van Van Twisk en Bayens), ten behoeve van de ‘Anne Frank a Cold Case Diary project groep’ (zo staat het er) uitgevoerd door Nienke Filius (die, dat vermeldt het verslag van het studiejaar, als tandarts is opgeleid). Ook Filius komen we als teamlid tegen in het Verraad-boek, waar ze, om welke reden dan ook, een ‘jonge forensisch wetenschapper’ wordt genoemd en die ik op dit moment op het internet vind als personeelslid van Proditione Media én als tandarts bij het Ministerie van Defensie. En alweer: je zou mogen verwachten – en zou het niet ook een contractuele verplichting zijn? – dat project en affiliatie in het boek worden vermeld, maar dat gebeurt niet.
Een van de teamleden projectleiders in het team was Jean Hellwig, die als
docent publieksgeschiedenis aan de UvA wordt geïntroduceerd. Ik kan hem daar
niet vinden, maar een mens mag natuurlijk van baan veranderen. Hellwig nodigde
‘elf studenten uit om te helpen bij het onderzoek en [hij bood] hun de kans hun
verplichte stage te lopen bij het coldcaseteam.’ Deze jonge mensen liepen dus
stage bij een niet-wetenschappelijk project om studiepunten te verdienen en daarmee
een academische titel te verwerven. In de lijst van teamleden vind ik verder
mensen die zich historicus, publiekshistoricus, criminoloog of genderhistoricus
noemen, en ik neem toch aan dat ze dat doen omdat ze een academische opleiding
hebben gevolgd die daartoe aanleiding geeft.
(Even tussen haakjes: er is een verschil van één persoon in het
coldcaseteam tussen de Engelse en de Nederlandse versie van Het verraad van
Anne Frank: Bram van der Meer, ‘Investigative psychologist’ in het
coldcaseteam van The Betrayal of Anne Frank, is in de Nederlandse versie
verhuisd naar de lijst van ‘Externe deskundigen’, waar hij ‘recherchepsycholoog
bij Dantes Psychology Services’ wordt genoemd. Heeft iemand hem al gevraagd
waarom?)
Het verraad van Anne Frank wil dus geen wetenschap zijn en het mag geen historisch onderzoek heten, maar het merendeel van de teamleden heeft desondanks een wetenschappelijke achtergrond. Ze zullen toch geen verklaring hebben ondertekend dat ze zich voor de duur van het project onwetenschappelijk gedragen terwijl ze de miljoenen historische documenten lezen en hele bibliotheken wetenschappelijke literatuur doornemen? En hoe kwam het resultaat van dat zoek- en speurwerk vervolgens bij Rosemary Sullivan terecht? Maakte het coldcaseteam voor haar een keuze uit de documenten, die vervolgens ook nog eens voor het merendeel voor Sullivan vertaald moesten worden? Er zitten twee vertalers in het coldcaseteam, maar ik kan er geen aanwijzingen voor vinden dat dit ervaren vertalers zijn. Sullivan maakte, dat moet worden aangenomen, een keuze uit de haar aangeleverde documenten, maar hoe woog zij het belang van die documenten, als ze het grotere verband niet kende? Maakte Sullivan ook de voetnoten en de literatuurlijst? Hoe dan ook: Sullivan is verantwoordelijk voor de inhoud van het boek, en dat is ook wat de leiders van het onderzoek vinden: Pieter van Twisk verklaart in een interview in NRC Handelsblad (4 februari 2022): ‘Er is natuurlijk samenspraak geweest tussen de onderzoekers en de schrijfster, maar het is wel zo dat zij een boek heeft geschreven en dat wij een onderzoek hebben gedaan.’ In dit interview schuift hij de schuld voor de zo bekritiseerde beschuldiging aan het adres van notaris Van den Bergh nog een keer af: ‘Wij hebben natuurlijk het boek niet geschreven, dat heeft Rosemary Sullivan gedaan.’ En desondanks komen de weerwoorden tegen de kritiek op het boek niet van Sullivan maar van Van Twisk en Pankoke. Wanneer horen we nou eens iets inhoudelijks van de auteur?
Ik begin steeds nieuwsgierig te worden naar de manier waarop dit boek tot stand is gekomen. Het wachten is op de eerste klokkenluiders.
maandag 7 februari 2022
Legendarisch
In Het verraad van
Anne Frank van Rosemary Sullivan zit een afbeeldingenkatern met allerlei
min of meer relevante plaatjes, maar ook met volstrekt overbodige, die van
leden van het zogenaamde coldcaseteam namelijk, en een van Bernard Haas, een
van de ‘externe deskundigen’. Hij is een ‘legendarische documentanalist’ zegt
het bijschrift, en ook dat de man in Winnenden in Duitsland woont; zijn adres krijgen we niet te lezen. Als
die Haas een ‘legendarisch documentanalist’ is, wat moet ik dan wel niet zijn,
want ik ontdekte het volgende.
Ik pakte namelijk het
document er eens bij waar dit boek uiteindelijk om gaat, het anonieme briefje
dat bij Otto Frank in de brievenbus werd gedaan en dat notaris Arnold van den
Bergh als verrader van Anne Frank aanwees, volgens het boek althans. Je had
mogen verwachten dat dat boek dit belangrijke document ook zou afbeelden, maar
dat is niet zo. Althans niet echt leesbaar. We zien het document wel vaag en
half en schuin onder een of ander ongetwijfeld heel duur en door de FBI en
Bernard Haas goedgekeurd apparaat, en het wordt geciteerd, op pagina 254. Dit
staat daar:
‘Uw schuilplaats te
Amsterdam werd indertijd medegedeeld aan de Jüdische Auswanderung te Amsterdam,
Euterpestraat, door A. van den Bergh, destijds woonachtig nabij het Vondelpark,
O. Nassaulaan. Bij de J.A. bestond er een hele lijst door hem doorgegeven
adressen.’
Maar wat ziet de ondergetekende, meer dan legendarische
documentanalist staan wanneer hij de fotografische afbeelding van het originele
document bekijkt (op een website van het Stadsarchief van de Gemeente
Amsterdam)? Dit:
‘Uw schuilplaats te
Amsterdam werd indertijd medegedeeld aan de Jüdische Auswanderung te Amsterdam,
Euterpestraat, door A. van den Bergh destijds wonende bij het Vondelpark, O.
Nassaulaan.
Bij de J.A. lag een hele
lijst van door hem opgegeven adressen.’
Ziet u de verschillen?
Zeven zijn het er.
Alleen al op grond
hiervan weet je met meer dan 85% zekerheid dat de makers van dit boek klunzen
en beunhazen zijn.
Over het onderste, handschriftelijke gedeelte van het briefje gaat het hier: https://jangielkens.blogspot.com/2022/02/experts-aan-het-werk-dat-briefjeuit-het.html
zondag 6 februari 2022
EXPERTS AAN HET WERK
Dat briefje
uit ‘Het verraad van Anne Frank’ dat volgens dat boek notaris Arnold van den
Bergh tot verrader van Anne Frank maakt is met de schrijfmachine van een ander
document overgeschreven, en het heeft ook handschriftelijke notities, van de
politierechercheur Arend van Helden. Dat document werd aan allerlei onderzoek
onderworpen, die worden beschreven in het hilarische hoofdstuk met de titel ‘Experts
aan het werk’. Op een gegeven moment wordt de forensisch wetenschapper (werkzaam
bij de Amsterdamse politie en, dat wordt niet vermeld, ook schrijfster van
thrillers) Carina van Leeuwen ingeschakeld. Na overleg met haar wordt besloten
dat ‘een degelijk onderzoek van het briefje twee sporen diende te volgen: een
fysieke en een taalkundige analyse. Jottum! Over die fysieke analyse lezen we
een paar bladzijden lang, en het is me een potje spannend: ‘Prompt namen Vince
[Pankoke] en Brendan [Rook] de trein voor een reis naar Winnenden, een stadje
in het zuidwesten van Duitsland waar Bernhard Haas woonde.’ Woonde? Woont hij er
dan niet meer? Waar woont hij nu dan? Maar goed: die Haas is een ‘legendarische
documentanalist’, zoals we bij een foto van hem in het illustratiekatern lezen.
En ook dat zijn woonplaats Winnenden is.
De taalkundige
analyse kan ik eigenlijk niet vinden, tenzij ze de transcriptie bedoelen die op
p. 274 staat. Op het overtikken in dit boek van het overgetikte gedeelte van
het briefje was al het een en ander aan te merken, maar het kan nog erger. Zo
wordt de transcriptie ingeleid: ‘Mede op basis van wat er volgens de kinderen
stond, groeide er consensus binnen het CCT over de volgende tekst’, en dan volgt
dit:
Nu heb ik, mag ik wel zeggen, enige ervaring met handschriften. Van Karl Marx heb ik het een en ander ontcijferd waar anderen niet uitkwamen, en dat was nog niet eens het moeilijkste. Het handschrift van rechercheur Van Helden is niet een van de gemakkelijkste, maar het is te doen. Het was misschien handig geweest als het ‘CCT’ (kooldkeestiem) een van de publiekshistorici of genderonderzoekers had vervangen door iemand met ervaring in het ontcijferen van handschriften.
Wat dacht u van dit afschrift (de verschillen tussen de twee versies heb ik in vet aangegeven):
‘Het origineel
is in het bezit (of depot 23) van
Notaris van
Hasselt, Keizersgracht 702 (230047)
(234602)
Per post toegezonden
in Bazel (?) al of niet via Stichting
Anoniem toegezonden
Waarsch. getikt
Persoonlijke gegevens
Grote kans
Reeds meerdere jaren[?]
Mij overhandigd
op 16/12-63.
Heer Heldring,
1 is lid v.d. joodse Raad geweest
2 o.a. 1 instelling
afd. […?] v[?] verpleging & verzorging
2 kantoor afd. Lijnbaansgracht ([…?] & […?])’
Ik kan niet alles
lezen, maar ik toch het meeste, en ik ben me bij mijn afwijkende lezingen voor
ruim meer dan 85% zeker van mijn zaak. Het zijn er 21.
donderdag 3 februari 2022
‘Broek uit voor de fuhrer’. Over Nederlandstalige concentratiekamppulp
Broek uit voor de fuhrer, zonder umlaut,
is de ondertitel van een Nederlandse erotische
pulproman die zich afspeelt in een concentratiekamp. De noodzakelijke
puntjes ontbreken ook in de titel zelf:
Blitzmadel. De auteur is volgens de titelpagina Sam
Sibulski, en
dat is gelet op de initialen van deze auteur, ongetwijfeld
een pseudoniem. Een erotische pulproman die zich in
concentratiekamp afspeelt – het bestaat echt. Maar wat moeten we ons daarbij voorstellen. Misschien moeten we, om het daarover te hebben, in de eerste plaats
definiëren wat pulp is. Kort
gezegd is dat lectuur die, omdat ze niet beantwoordt
aan de literaire of culturele standaarden van een bepaalde tijd, niet via de
traditionele boekhandelskanalen wordt verkocht maar
via tijdschriftenkiosken en verzendboekhandelaren
of onder de toonbank van de regulaire boekhandel. De oplage is
hoog, de prijs laag en het papier van de slechtste soort. De onderwerpen van
deze lectuur zijn divers: damesromans, detectives, cowboyverhalen en
‘realistische’ boeken, een term die wordt
gebruikt zodra er seks in voorkomt. In de jaren
vijftig en zestig beleefde deze laatste soort een enorme bloei, die gelijk
opging met het losser worden van de seksuele moraal. En in deze afdeling
lectuur was dus ook plaats voor een extreme
combinatie van macht en erotiek: seks in het concentratiekamp.
De gedachten gaan bij menigeen misschien
meteen uit naar een film die over dit thema gaat. In 1974 zorgde Liliana Cavani
voor ophef met Il Portiere di notte (De nachtportier), waarin een SS’er
(gespeeld door Dirk Bogarde) dertien jaar na het einde van de Tweede
Wereldoorlog een voormalige gevangene (Charlotte Rampling) van het kamp waar
hij bewaker was weer ontmoet, waarna ze de – ongelijke –
sadomasochistische verhouding die ze in het kamp hadden onder andere
omstandigheden voortzetten. Het was een – hoewel niet iedereen die mening deelt
– beschaafde en genuanceerde poging om een historische werkelijkheid te
thematiseren op een moment dat het voor het algemene publiek
nog niet vanzelfsprekend was om te praten over verkrachtingen, troostmeisjes en
Lebensborn (de nationaalsocialistische organisatie
met instellingen
waar door het samenbrengen van geschikte mannen en vrouwen de basis moest
worden gelegd voor een zuiver Germaans ras). Terwijl deze film een uiting was
van ‘hogere’ cultuur, was het thema seks in concentratiekampen in de
Nederlandstalige pulplectuur al sinds het begin van de jaren zestig prominent
aanwezig – in
kringen van pulplezers althans. Twee auteurs zijn in dit verband te noemen:
Ludo van Eeckhout uit Vlaanderen en Herman van der Voort uit Nederland.
De Rotterdammer Herman van der Voort
(1900-1982) schreef zo’n vierhonderd boeken,
en hij gebruikte daarvoor zevenentwintig – of meer – pseudoniemen, die altijd
‘buitenlands’ waren. Veel triviaalliteratuur werd vertaald, maar wanneer
Nederlandse auteurs pulp publiceerden, deden ze dat zelden onder hun eigen
naam: ze kozen voor buitenlands klinkende pseudoniemen. De
bekendste nom de plume van Herman van der Voort was Edward Multon, die
hij gebruikte voor zo’n tweehonderd boeken die de indruk moesten wekken
Amerikaanse politieromans te zijn. Als Tsjang Wei Foe schreef Van der Voort erotische
romans met titels als De sloppen van Shanghai en Door de mandarijn
gevorderd. Jules Moran was de auteur van Tumult op Montparnasse en Het
geheim van de Rue Le Coubre. Andere pseudoniemen van Van der Voort: Hamad
Al-Salim, Ramon Mendoza, Maurice Granville, Ozaki Kamakura en
Michaël De Rojas. Duitse pseudoniemen had Van der Voort ook: Werner Klaus, Hans
Klinger, Günther Braun, Adolf Wilmer. Titels van boeken die hij onder die Duitse namen
schreef: Staatsbordeel, Mensenoffers voor de SS, De vrouw en
de deserteur, De prooi was blond en Moord
op bevel.
Al deze boeken vallen onder de noemer
concentratiekamppulp.
De Vlaming Ludo Van Eeckhout dan, geboren
in 1922 en overleden in 1991. Naar eigen zeggen schreef hij ‘zo’n duizend’
boeken. Ook hij gebruikte een groot aantal pseudoniemen, waaronder Lou Delarue,
Lou V.E. Hold, Luc Dual, Richard Ward, Lew Vanne, L. Duchène, Gladys Glamour,
Lou Merryll, Ludo Vaneck en Ludo van Eck. Ook Van Eeckhout had minimaal één
Duits pseudoniem: Inge Liebkraft, de auteur van boeken als Bruid van de
Führer en Frontliefde. Over concentratiekampen schreef Van Eeckhout
vooral onder de auteursnaam Ludo Vaneck. Deze boeken, met titels als Vrouwenbarak,
De liefde van het monster, Karl Schröder. Beroepssadist, Door
de hel uitgebroed en De Bloedstraat kunnen we concentratiekamppulp
noemen. Ze verschenen vanaf ongeveer 1962. ‘Ongeveer’, want het
is in het algemeen niet gemakkelijk om concrete gegevens over productenten en
productie van pulp te vinden, maar ook zaken als verschijningsjaren zijn vaak
alleen maar met moeizaam speurwerk te vinden. Daarbij ben je meestal op de
boeken zelf aangewezen, die vooral bij verzamelaars te vinden zijn. In
bibliotheken zul je ze maar mondjesmaat aantreffen.
Wat staat er nou in zo’n boek van Ludo
Vaneck? Laten we De liefde van het monster uit 1962 eens bekijken. In
1980 verscheen daarvan een vierde druk onder de titel Zo was het beest.
De recensie waarmee
bibliotheken moesten worden overgehaald deze herdruk wel of niet aan te
schaffen luidt aldus: ‘Manfred Dolmann is SS-Nazi-commandant van een
koncentratiekamp. In het kamp is hij sadistisch, wreed, ongenadig. Daarbuiten
is hij teder en minzaam en verliefd op de “kuise” verpleegster Inge, die haar
hart heeft verpand aan een Joodse dokter. […] Het is een roman geschreven in
volkse stijl, over een onderwerp dat het nog altijd blijft doen. Maar de
morbide stijl waarin hier het sadisme uitvoerig wordt beschreven, en waarmee de
haat hier wordt verheerlijkt geeft aan dit boek een bedenkelijke waarde. Men
kan dit soort geschriften niet zonder meer beschouwen als een felle aanklacht
tegen het onrecht. Dit is duidelijk mikken op de sensatiezucht en de latente
perversiteit die wellicht in ons allen schuilt. Er bestaan, ook in het
romangenre, heel wat betere boeken die deze sinistere bladzijde uit de Europese
geschiedenis evokeren. Paperback met nogal wat drukfouten.’
Deze recensie is interessant omdat hier de
‘hogere’ en de ‘lagere’ cultuur op elkaar botsen. Pulp wordt normalerwijze niet
besproken in de reguliere boekhandels- en bibliotheekwereld. Dat dat nu wel
gebeurde kwam waarschijnlijk omdat Vaneck/Van Eeckhout ook
populairwetenschappelijke boeken over concentratiekampen schreef met titels als
Zo was het in Mauthausen, Zo was het in Treblinka en Zo
was het in Dachau. Zijn bekendste en ook in een aantal talen vertaalde boek
was Het boek der kampen uit 1969, dat verscheen bij een van de
belangrijke pulpuitgeverijen van het Nederlandse taalgebied: De Schorpioen uit
Strombeek-Bever in Vlaanderen. De Schorpioen was, bijvoorbeeld, de uitgever van
de 200 (tweehonderd!) Jo-Durand-boeken die Van Eeckhout onder het pseudoniem
Lou Merryll schreef.
Maar Van Eeckhout was geen
holocaust-ontkenner. Hij was een communist, hij werd vanwege
verzetsactiviteiten door de Duitse bezetter gearresteerd en kwam in het
concentratiekamp Dachau terecht. Hij wilde dus inderdaad ‘mensen tot
anti-fascisme […] motiveren’, en hij deed dat met de pretentie dat hij het kon
weten omdat hij het zelf had meegemaakt. Hij had nog meer pretenties overigens,
die hij in 1984 – onder het pseudoniem Ludo van Eck – opschreef in een artikel
‘Bedenkingen en ervaringen van een pulpauteur’. Daarin noemt hij de boeken die
hij schreef ‘consumptieliteratuur’ en hij maakt ook duidelijk dat hij niet
vindt dat ze daarom minder waard zijn dan het werk van grote auteurs als
Louis-Paul Boon en Gerard van het Reve. Hij zegt ook iets over zijn
concentratiekampromans: ‘Vóór 1963, toen ik voor het eerst [Auschwitz] bezocht,
heb ik enkele fictieromans over concentratiekampen geschreven. Daar heb ik
spijt van. Voor geen geld zal ik ze ooit opnieuw uit laten geven.’ Hij zwoer
alleen nog non-fictie te schrijven. ‘Omdat er links en rechts – vooral rechts –
getwijfeld werd aan de waarheid van mijn documentaire romans heb ik Het boek
der kampen gemaakt. Om te bewijzen dat ik niet had
gelogen, niet had overdreven.
Van Eeckhout had dus een nobel motief,
maar voor zijn publiek maakte dat niet uit. De beroepslezers uit de ‘hogere’
cultuur zagen, zo blijkt, geen verschil in de soorten overdrijving en groot dan
wel laag waarheidsgehalte, en de lezers van ‘consumptieliteratuur’ ook niet:
zij maakten van de beide soorten boeken bestsellers. En zonder nobel motief en
zonder eigen ervaring ging het ook, want ook de boeken van Van Eeckhouts
Nederlandse collega Herman van der Voort werden gretig gekocht en gelezen. Het
is niet gebeurd, maar als iemand Van der Voort had gevraagd waarom hij
concentratiekamppulp schreef, dan had zijn antwoord kunnen zijn dat het zijn
beroep was om pulp te schrijven en dat hij daar goed van kon leven. Van
Eeckhout koos voor een andere motivatie.
Het is, zoals bijna alles uit deze
bedrijfstak, onbekend of Van der Voort en Van Eeckhout elkaar kenden. Wel zijn
er vermoedens dat ze een pseudoniem delen, dat wil zeggen: dat een van hun
uitgevers het pseudoniem Esther Mardó voor beide auteurs inzette. ‘Esther
Mardó’ kreeg in aanprijzende teksten op en in boeken van onder meer Henk van
der Voort de identiteit mee van ‘aan de nazi’s ontsnapte joodse schrijfster’,
die een authenticiteit moesten suggereren die er niet was – daarmee elk nobel
motief van iemand als Van Eeckhout, die dus ook
eventueel ‘Esther Mardó was, op losse schroeven zettend.
De eerste boeken van Esther Mardó verschenen rond de tijd dat ook de eerste kampromans van Van Eeckhout en Van der Voort verschenen: Tot de zonde geroepen in 1962, net als Dagboek der zonde en Kruistocht van de haat, in 1963 Vrouwenkamp. De eerstgenoemde titel, Tot de zonde geroepen, zien we in 1979 terug in een reeks van uitgeverij De Steenbok in Merelbeke die de naam ‘Grausam Kollektie’ draagt. De auteursnaam Esther Mardó wordt nu gebruikt voor boeken met titels als Joden van Lodz, De vlam van de wraak, Martelaars van Treblinka en Soldaten in nylon. En ook op het omslag van het boek dat aan het begin van dit artikel aan de orde komt: Blitzmadel. Broek uit voor de fuhrer. Dat op de titelpagina ‘Sam Sibulski’ als auteur wordt genoemd zegt niet alleen iets over de slordigheid waarmee deze boeken werden gemaakt, maar ook over de bedoelingen en de doelgroep van de uitgevers. De initialen van Sam Sibulski waren niet moeilijk mis te verstaan, al helemaal niet omdat ook het ‘logo’ van de reeks bestond bestond de beruchtste afkorting uit de geschiedenis van het nationaalsocialisme. Blitzmadel is de herdruk van Blitzmädel uit 1962, toen nog met umlaut, en dat was een boek uit ca. 1962 van Inge Liebkraft, een pseudoniem van Ludo van Eeckhout. De tot het eind van zijn leven overtuigde communist had er blijkbaar geen moeite mee dat een van zijn boeken voorzien van een SS-rune verscheen. Toen hij in 1984 verklaarde dat hij dit soort boeken niet zou laten herdrukken was Blitzmadel al lang en breed verschenen.
Was de pulp uit de jaren zestig nog een fenomeen dat een relatie leek te hebben met een historische werkelijkheid, met de ‘Grausam Kollektie’ van twintig jaar later en alles wat daarna komt (gaat u maar eens op zoek naar de ‘Hessa’-strips) lijkt die relatie verdwenen. De omslag die hier plaatsvond komt overeen met de stroming van ‘nazisploitation’-films die na Il Portiere di notte gemaakt werden. In de tweede helft van de jaren zeventig verschenen, vooral in Italië en Frankrijk, rolprenten met titels als La Bestia in Calore, L’ultima orgia del III Reich en Train spécial pour SS, die allemaal een andere intentie hadden dan de film van Liliana Caviani.
Fenomenen als dit zijn intussen onderwerp geworden van wetenschappelijk onderzoek. Auteurs als Ludo van Eeckhout en Herman van der Voort, en zeker hun nog steeds onvoldoende geïnventariseerde en bestudeerde erotische productie, verdienen dat zeker ook.
Literatuur
Herman Brinkman, ‘Zevenentwintig
schrijvers op één typemachine’. In: id. e.a. (red.), Helden bestaan!
Opstellen voor Herman Pleij bij zijn afscheid als hoogleraar Historische
Letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Amsterdam 2008, p. 250-257.
[over Herman van der Voort, met bronnen]
Ludo van Eck [= Ludo van Eeckhout],
‘Bedenkingen en ervaringen van een pulpauteur’. In: Dietsche Warande &
Belfort. Tijdschrift voor letterkunde en geestesleven, 129 (1984), afl. 4, p.
264-270.
Sara Buttsworth, Maartje Abbenhuis (red.),
Monsters in The Mirror. Representations of Nazism in Post-War Popular
Culture. Santa Barbara 2010.
Daniel H. Magilow, Elizabeth Bridges,
Kristin T. Vander Lugt (red.), Nazisploitation! The Nazi Image in Low-Brow
Cinema and Culture. New York 2011.
https://nl.wikipedia.org/wiki/Nazisploitation [in februari 2022 toegevoegd]
Jan Gielkens, ‘Van
vagevuur naar hel. Hoe
een literaire roman als pulp eindigde’. In: Jaarboek
voor Nederlandse Boekgeschiedenis. Jaargang 25. Nijmegen/Leiden: Vantilt/Nederlandse
Boekhistorische Vereniging, 2018, p. 184-191; ook op https://www.dbnl.org/tekst/_jaa008201801_01/_jaa008201801_01_0017.php
Met dank aan Herman Brinkman, uit wiens
collectie de afbeeldingen afkomstig zijn.
Oorspronkelijk verschenen in Armada. Tijdschrift voor wereldliteratuur,
afl. 69 (winter 2012), p. 95-101, hier licht redactioneel bewerkt. Ten opzichte
van de oorspronkelijke publicatie is één afbeelding toegevoegd: die van Vrouwenkamp
van Esther Mardó, afkomstig van de veilingwebsite Catawiki.