‘Broek uit voor de fuhrer’. Over Nederlandstalige concentratiekamppulp
Broek uit voor de fuhrer, zonder umlaut,
is de ondertitel van een Nederlandse erotische
pulproman die zich afspeelt in een concentratiekamp. De noodzakelijke
puntjes ontbreken ook in de titel zelf:
Blitzmadel. De auteur is volgens de titelpagina Sam
Sibulski, en
dat is gelet op de initialen van deze auteur, ongetwijfeld
een pseudoniem. Een erotische pulproman die zich in
concentratiekamp afspeelt – het bestaat echt. Maar wat moeten we ons daarbij voorstellen. Misschien moeten we, om het daarover te hebben, in de eerste plaats
definiëren wat pulp is. Kort
gezegd is dat lectuur die, omdat ze niet beantwoordt
aan de literaire of culturele standaarden van een bepaalde tijd, niet via de
traditionele boekhandelskanalen wordt verkocht maar
via tijdschriftenkiosken en verzendboekhandelaren
of onder de toonbank van de regulaire boekhandel. De oplage is
hoog, de prijs laag en het papier van de slechtste soort. De onderwerpen van
deze lectuur zijn divers: damesromans, detectives, cowboyverhalen en
‘realistische’ boeken, een term die wordt
gebruikt zodra er seks in voorkomt. In de jaren
vijftig en zestig beleefde deze laatste soort een enorme bloei, die gelijk
opging met het losser worden van de seksuele moraal. En in deze afdeling
lectuur was dus ook plaats voor een extreme
combinatie van macht en erotiek: seks in het concentratiekamp.
De gedachten gaan bij menigeen misschien
meteen uit naar een film die over dit thema gaat. In 1974 zorgde Liliana Cavani
voor ophef met Il Portiere di notte (De nachtportier), waarin een SS’er
(gespeeld door Dirk Bogarde) dertien jaar na het einde van de Tweede
Wereldoorlog een voormalige gevangene (Charlotte Rampling) van het kamp waar
hij bewaker was weer ontmoet, waarna ze de – ongelijke –
sadomasochistische verhouding die ze in het kamp hadden onder andere
omstandigheden voortzetten. Het was een – hoewel niet iedereen die mening deelt
– beschaafde en genuanceerde poging om een historische werkelijkheid te
thematiseren op een moment dat het voor het algemene publiek
nog niet vanzelfsprekend was om te praten over verkrachtingen, troostmeisjes en
Lebensborn (de nationaalsocialistische organisatie
met instellingen
waar door het samenbrengen van geschikte mannen en vrouwen de basis moest
worden gelegd voor een zuiver Germaans ras). Terwijl deze film een uiting was
van ‘hogere’ cultuur, was het thema seks in concentratiekampen in de
Nederlandstalige pulplectuur al sinds het begin van de jaren zestig prominent
aanwezig – in
kringen van pulplezers althans. Twee auteurs zijn in dit verband te noemen:
Ludo van Eeckhout uit Vlaanderen en Herman van der Voort uit Nederland.
De Rotterdammer Herman van der Voort
(1900-1982) schreef zo’n vierhonderd boeken,
en hij gebruikte daarvoor zevenentwintig – of meer – pseudoniemen, die altijd
‘buitenlands’ waren. Veel triviaalliteratuur werd vertaald, maar wanneer
Nederlandse auteurs pulp publiceerden, deden ze dat zelden onder hun eigen
naam: ze kozen voor buitenlands klinkende pseudoniemen. De
bekendste nom de plume van Herman van der Voort was Edward Multon, die
hij gebruikte voor zo’n tweehonderd boeken die de indruk moesten wekken
Amerikaanse politieromans te zijn. Als Tsjang Wei Foe schreef Van der Voort erotische
romans met titels als De sloppen van Shanghai en Door de mandarijn
gevorderd. Jules Moran was de auteur van Tumult op Montparnasse en Het
geheim van de Rue Le Coubre. Andere pseudoniemen van Van der Voort: Hamad
Al-Salim, Ramon Mendoza, Maurice Granville, Ozaki Kamakura en
Michaël De Rojas. Duitse pseudoniemen had Van der Voort ook: Werner Klaus, Hans
Klinger, Günther Braun, Adolf Wilmer. Titels van boeken die hij onder die Duitse namen
schreef: Staatsbordeel, Mensenoffers voor de SS, De vrouw en
de deserteur, De prooi was blond en Moord
op bevel.
Al deze boeken vallen onder de noemer
concentratiekamppulp.
De Vlaming Ludo Van Eeckhout dan, geboren
in 1922 en overleden in 1991. Naar eigen zeggen schreef hij ‘zo’n duizend’
boeken. Ook hij gebruikte een groot aantal pseudoniemen, waaronder Lou Delarue,
Lou V.E. Hold, Luc Dual, Richard Ward, Lew Vanne, L. Duchène, Gladys Glamour,
Lou Merryll, Ludo Vaneck en Ludo van Eck. Ook Van Eeckhout had minimaal één
Duits pseudoniem: Inge Liebkraft, de auteur van boeken als Bruid van de
Führer en Frontliefde. Over concentratiekampen schreef Van Eeckhout
vooral onder de auteursnaam Ludo Vaneck. Deze boeken, met titels als Vrouwenbarak,
De liefde van het monster, Karl Schröder. Beroepssadist, Door
de hel uitgebroed en De Bloedstraat kunnen we concentratiekamppulp
noemen. Ze verschenen vanaf ongeveer 1962. ‘Ongeveer’, want het
is in het algemeen niet gemakkelijk om concrete gegevens over productenten en
productie van pulp te vinden, maar ook zaken als verschijningsjaren zijn vaak
alleen maar met moeizaam speurwerk te vinden. Daarbij ben je meestal op de
boeken zelf aangewezen, die vooral bij verzamelaars te vinden zijn. In
bibliotheken zul je ze maar mondjesmaat aantreffen.
Wat staat er nou in zo’n boek van Ludo
Vaneck? Laten we De liefde van het monster uit 1962 eens bekijken. In
1980 verscheen daarvan een vierde druk onder de titel Zo was het beest.
De recensie waarmee
bibliotheken moesten worden overgehaald deze herdruk wel of niet aan te
schaffen luidt aldus: ‘Manfred Dolmann is SS-Nazi-commandant van een
koncentratiekamp. In het kamp is hij sadistisch, wreed, ongenadig. Daarbuiten
is hij teder en minzaam en verliefd op de “kuise” verpleegster Inge, die haar
hart heeft verpand aan een Joodse dokter. […] Het is een roman geschreven in
volkse stijl, over een onderwerp dat het nog altijd blijft doen. Maar de
morbide stijl waarin hier het sadisme uitvoerig wordt beschreven, en waarmee de
haat hier wordt verheerlijkt geeft aan dit boek een bedenkelijke waarde. Men
kan dit soort geschriften niet zonder meer beschouwen als een felle aanklacht
tegen het onrecht. Dit is duidelijk mikken op de sensatiezucht en de latente
perversiteit die wellicht in ons allen schuilt. Er bestaan, ook in het
romangenre, heel wat betere boeken die deze sinistere bladzijde uit de Europese
geschiedenis evokeren. Paperback met nogal wat drukfouten.’
Deze recensie is interessant omdat hier de
‘hogere’ en de ‘lagere’ cultuur op elkaar botsen. Pulp wordt normalerwijze niet
besproken in de reguliere boekhandels- en bibliotheekwereld. Dat dat nu wel
gebeurde kwam waarschijnlijk omdat Vaneck/Van Eeckhout ook
populairwetenschappelijke boeken over concentratiekampen schreef met titels als
Zo was het in Mauthausen, Zo was het in Treblinka en Zo
was het in Dachau. Zijn bekendste en ook in een aantal talen vertaalde boek
was Het boek der kampen uit 1969, dat verscheen bij een van de
belangrijke pulpuitgeverijen van het Nederlandse taalgebied: De Schorpioen uit
Strombeek-Bever in Vlaanderen. De Schorpioen was, bijvoorbeeld, de uitgever van
de 200 (tweehonderd!) Jo-Durand-boeken die Van Eeckhout onder het pseudoniem
Lou Merryll schreef.
Maar Van Eeckhout was geen
holocaust-ontkenner. Hij was een communist, hij werd vanwege
verzetsactiviteiten door de Duitse bezetter gearresteerd en kwam in het
concentratiekamp Dachau terecht. Hij wilde dus inderdaad ‘mensen tot
anti-fascisme […] motiveren’, en hij deed dat met de pretentie dat hij het kon
weten omdat hij het zelf had meegemaakt. Hij had nog meer pretenties overigens,
die hij in 1984 – onder het pseudoniem Ludo van Eck – opschreef in een artikel
‘Bedenkingen en ervaringen van een pulpauteur’. Daarin noemt hij de boeken die
hij schreef ‘consumptieliteratuur’ en hij maakt ook duidelijk dat hij niet
vindt dat ze daarom minder waard zijn dan het werk van grote auteurs als
Louis-Paul Boon en Gerard van het Reve. Hij zegt ook iets over zijn
concentratiekampromans: ‘Vóór 1963, toen ik voor het eerst [Auschwitz] bezocht,
heb ik enkele fictieromans over concentratiekampen geschreven. Daar heb ik
spijt van. Voor geen geld zal ik ze ooit opnieuw uit laten geven.’ Hij zwoer
alleen nog non-fictie te schrijven. ‘Omdat er links en rechts – vooral rechts –
getwijfeld werd aan de waarheid van mijn documentaire romans heb ik Het boek
der kampen gemaakt. Om te bewijzen dat ik niet had
gelogen, niet had overdreven.
Van Eeckhout had dus een nobel motief,
maar voor zijn publiek maakte dat niet uit. De beroepslezers uit de ‘hogere’
cultuur zagen, zo blijkt, geen verschil in de soorten overdrijving en groot dan
wel laag waarheidsgehalte, en de lezers van ‘consumptieliteratuur’ ook niet:
zij maakten van de beide soorten boeken bestsellers. En zonder nobel motief en
zonder eigen ervaring ging het ook, want ook de boeken van Van Eeckhouts
Nederlandse collega Herman van der Voort werden gretig gekocht en gelezen. Het
is niet gebeurd, maar als iemand Van der Voort had gevraagd waarom hij
concentratiekamppulp schreef, dan had zijn antwoord kunnen zijn dat het zijn
beroep was om pulp te schrijven en dat hij daar goed van kon leven. Van
Eeckhout koos voor een andere motivatie.
Het is, zoals bijna alles uit deze
bedrijfstak, onbekend of Van der Voort en Van Eeckhout elkaar kenden. Wel zijn
er vermoedens dat ze een pseudoniem delen, dat wil zeggen: dat een van hun
uitgevers het pseudoniem Esther Mardó voor beide auteurs inzette. ‘Esther
Mardó’ kreeg in aanprijzende teksten op en in boeken van onder meer Henk van
der Voort de identiteit mee van ‘aan de nazi’s ontsnapte joodse schrijfster’,
die een authenticiteit moesten suggereren die er niet was – daarmee elk nobel
motief van iemand als Van Eeckhout, die dus ook
eventueel ‘Esther Mardó was, op losse schroeven zettend.
De eerste boeken van Esther Mardó verschenen rond de tijd dat ook de eerste kampromans van Van Eeckhout en Van der Voort verschenen: Tot de zonde geroepen in 1962, net als Dagboek der zonde en Kruistocht van de haat, in 1963 Vrouwenkamp. De eerstgenoemde titel, Tot de zonde geroepen, zien we in 1979 terug in een reeks van uitgeverij De Steenbok in Merelbeke die de naam ‘Grausam Kollektie’ draagt. De auteursnaam Esther Mardó wordt nu gebruikt voor boeken met titels als Joden van Lodz, De vlam van de wraak, Martelaars van Treblinka en Soldaten in nylon. En ook op het omslag van het boek dat aan het begin van dit artikel aan de orde komt: Blitzmadel. Broek uit voor de fuhrer. Dat op de titelpagina ‘Sam Sibulski’ als auteur wordt genoemd zegt niet alleen iets over de slordigheid waarmee deze boeken werden gemaakt, maar ook over de bedoelingen en de doelgroep van de uitgevers. De initialen van Sam Sibulski waren niet moeilijk mis te verstaan, al helemaal niet omdat ook het ‘logo’ van de reeks bestond bestond de beruchtste afkorting uit de geschiedenis van het nationaalsocialisme. Blitzmadel is de herdruk van Blitzmädel uit 1962, toen nog met umlaut, en dat was een boek uit ca. 1962 van Inge Liebkraft, een pseudoniem van Ludo van Eeckhout. De tot het eind van zijn leven overtuigde communist had er blijkbaar geen moeite mee dat een van zijn boeken voorzien van een SS-rune verscheen. Toen hij in 1984 verklaarde dat hij dit soort boeken niet zou laten herdrukken was Blitzmadel al lang en breed verschenen.
Was de pulp uit de jaren zestig nog een fenomeen dat een relatie leek te hebben met een historische werkelijkheid, met de ‘Grausam Kollektie’ van twintig jaar later en alles wat daarna komt (gaat u maar eens op zoek naar de ‘Hessa’-strips) lijkt die relatie verdwenen. De omslag die hier plaatsvond komt overeen met de stroming van ‘nazisploitation’-films die na Il Portiere di notte gemaakt werden. In de tweede helft van de jaren zeventig verschenen, vooral in Italië en Frankrijk, rolprenten met titels als La Bestia in Calore, L’ultima orgia del III Reich en Train spécial pour SS, die allemaal een andere intentie hadden dan de film van Liliana Caviani.
Fenomenen als dit zijn intussen onderwerp geworden van wetenschappelijk onderzoek. Auteurs als Ludo van Eeckhout en Herman van der Voort, en zeker hun nog steeds onvoldoende geïnventariseerde en bestudeerde erotische productie, verdienen dat zeker ook.
Literatuur
Herman Brinkman, ‘Zevenentwintig
schrijvers op één typemachine’. In: id. e.a. (red.), Helden bestaan!
Opstellen voor Herman Pleij bij zijn afscheid als hoogleraar Historische
Letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Amsterdam 2008, p. 250-257.
[over Herman van der Voort, met bronnen]
Ludo van Eck [= Ludo van Eeckhout],
‘Bedenkingen en ervaringen van een pulpauteur’. In: Dietsche Warande &
Belfort. Tijdschrift voor letterkunde en geestesleven, 129 (1984), afl. 4, p.
264-270.
Sara Buttsworth, Maartje Abbenhuis (red.),
Monsters in The Mirror. Representations of Nazism in Post-War Popular
Culture. Santa Barbara 2010.
Daniel H. Magilow, Elizabeth Bridges,
Kristin T. Vander Lugt (red.), Nazisploitation! The Nazi Image in Low-Brow
Cinema and Culture. New York 2011.
https://nl.wikipedia.org/wiki/Nazisploitation [in februari 2022 toegevoegd]
Jan Gielkens, ‘Van
vagevuur naar hel. Hoe
een literaire roman als pulp eindigde’. In: Jaarboek
voor Nederlandse Boekgeschiedenis. Jaargang 25. Nijmegen/Leiden: Vantilt/Nederlandse
Boekhistorische Vereniging, 2018, p. 184-191; ook op https://www.dbnl.org/tekst/_jaa008201801_01/_jaa008201801_01_0017.php
Met dank aan Herman Brinkman, uit wiens
collectie de afbeeldingen afkomstig zijn.
Oorspronkelijk verschenen in Armada. Tijdschrift voor wereldliteratuur,
afl. 69 (winter 2012), p. 95-101, hier licht redactioneel bewerkt. Ten opzichte
van de oorspronkelijke publicatie is één afbeelding toegevoegd: die van Vrouwenkamp
van Esther Mardó, afkomstig van de veilingwebsite Catawiki.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.