maandag 14 februari 2022

Het unieke aan ons onderzoek is dat het juist níet wetenschappelijk was.’

Het is een heldere uitspraak van Pieter van Twisk, een van de mensen achter Het verraad van Anne Frank (Trouw, 3 februari 2022). En hij is er trots op: ‘[W]e hebben precies gedaan wat we zes jaar geleden aankondigden. We hebben deze zaak aangepakt als cold case – wat het ook is – en niet als een historisch onderzoek.’ (NRC Handelsblad, 4 februari 2022). Dat het onderzoek niet aan allerlei wetenschappelijke eisen voldoet is intussen al breed geconcludeerd, maar een historisch onderzoek is het desondanks natuurlijk wel degelijk. Als je ‘miljoenen’ historische documenten bestudeert, zoals de Van Twisk en zijn kompanen claimen, doe je historisch onderzoek, of je nou een bouwvakker bent die de geschiedenis van zijn dorp bestudeert of een hoogleraar in de geschiedenis die zijn stamboom uitzoekt. Vince Pankoke, de voormalige FBI-agent die de leiding had over het coldcaseteam dat het onderzoek deed, zei dan ook terecht, maar in tegenspraak met de mening van zijn Nederlandse collega’s, dat er ‘veel wetenschappelijke en technische elementen in het onderzoek zitten’ (NOS.nl, 10 februari 2022).

We moeten, dat is mijn stelling, Het verraad van Anne Frank per definitie als wetenschappelijk werk beoordelen vanwege de persoon die op de titelpagina als auteur wordt genoemd, de gepromoveerde Canadese literatuurwetenschapper Rosemary Sullivan, die biografieën en ander wetenschappelijk werk op haar naam heeft staan. Die boeken en artikelen schreef als docente en hoogleraar aan diverse universiteiten. Er werden eerder een paar boeken van haar in het Nederlands vertaald. Ze is met pensioen maar nog steeds als professor emerita verbonden aan de University of Toronto. Als zodanig is ze, lijkt mij, gehouden aan de integriteitsregels voor de wetenschap die ook in Canada gelden. Het is de vraag of daar een boek als The Betrayal of Anne Frank onder valt, waarvoor je zelf geen onderzoek hebt gedaan en waarbij het je opdracht was om ‘op pakkende wijze’ een ‘verhaal’ te vertellen met een berg materiaal dat door anderen op een zelfverklaard niet-wetenschappelijke manier is samengesteld. Op haar persoonlijke website en op haar medewerkerspagina van de University of Toronto ontbreekt overigens elke verwijzing naar het Anne Frank-boek.

Hoe kwam Rosemary Sullivan eigenlijk aan deze opdracht? Volgens haar eigen verklaring op de – heel erg lege – projectwebsite coldcasediary.com werd ze ‘invited by HarperCollins to write the story of the Cold Case investigation into the betrayal of Anne Frank’. Het onderzoek was volgens haar ‘professional, thorough, and lasted six years’ – die duur van het onderzoek wordt overigens voortdurend door de uitvoerders van dit project aangevoerd, alsof het een argument voor kwaliteit is. (Ik weet niet wat we dan voor conclusies kunnen trekken uit het feit dat Sullivan twee jaar over haar boek deed. Is dat lang? Is dat kort?) Ook in het nawoord van het boek bedankt Sullivan de uitgeverij, maar nu voor het feit dat die haar heeft ‘voorgedragen voor dit project’ – voorgedragen aan wie? Aan Proditione Media B.V., het bedrijf van Pieter van Twisk en Thijs Bayens dat het copyright voor het boek deelt met de auteur? Het ‘hoofd onderzoek’ van het project Pieter van Twisk schrijft in zijn voorwoord bij de Nederlandse uitgave: ‘Rosemary Sullivan […] werd door ons gevraagd dit verhaal op pakkende wijze te vertellen.’ En Vince Pankoke, de FBI-man, schrijft in zijn weerwoord op de containers kritiek op de projectwebsite dat een Amerikaanse, in Nederland woonachtige journalist bij Proditione had gesolliciteerd naar het schrijverschap van het boek, maar dat hij ‘the assignment’ verloor ‘in favor of Rosemary Sullivan’. Kon je er dan op inschrijven? Hou zit dat nou allemaal?

Het verraad van Anne Frank mag dan onwetenschappelijk bedoeld zijn, als we de lijst van dertig personen bekijken die het ‘coldcaseteam’ vormden, dan zitten daar toch heel wat mensen bij met een wetenschappelijke achtergrond. Zoals Monique Koemans: ‘Niet alleen heeft ze een doctorsgraad in de criminologie, ze is ook historicus en schrijft wetenschappelijke artikelen’ (p. 39). En ze schreef ook journalistieke artikelen, bijvoorbeeld in Het Parool van 30 juli 1994 ‘De onbekende verrader van Anne Frank’. Je zou denken dat ze dat artikel (en er zijn er nog een paar over Anne Frank rond die tijd) dan in de literatuurlijst opnemen, maar dat is niet zo. En er is nog meer dat over Koemans niet vermeld wordt: in het studiejaar 2018/2019 was ze de supervisor van een onderzoek in het kader van de ‘Master Forensic Science’ aan de Universiteit van Amsterdam. Dat onderzoek, ‘Social Network Analysis applied to the Jew hunter collaboration network active in 1944’, werd in opdracht van Proditione Investigative Media (een van de handelsnamen van het bedrijf van Van Twisk en Bayens), ten behoeve van de ‘Anne Frank a Cold Case Diary project groep’ (zo staat het er) uitgevoerd door Nienke Filius (die, dat vermeldt het verslag van het studiejaar, als tandarts is opgeleid). Ook Filius komen we als teamlid tegen in het Verraad-boek, waar ze, om welke reden dan ook, een ‘jonge forensisch wetenschapper’ wordt genoemd en die ik op dit moment op het internet vind als personeelslid van Proditione Media én als tandarts bij het Ministerie van Defensie. En alweer: je zou mogen verwachten – en zou het niet ook een contractuele verplichting zijn? – dat project en affiliatie in het boek worden vermeld, maar dat gebeurt niet.

Een van de teamleden projectleiders in het team was Jean Hellwig, die als docent publieksgeschiedenis aan de UvA wordt geïntroduceerd. Ik kan hem daar niet vinden, maar een mens mag natuurlijk van baan veranderen. Hellwig nodigde ‘elf studenten uit om te helpen bij het onderzoek en [hij bood] hun de kans hun verplichte stage te lopen bij het coldcaseteam.’ Deze jonge mensen liepen dus stage bij een niet-wetenschappelijk project om studiepunten te verdienen en daarmee een academische titel te verwerven. In de lijst van teamleden vind ik verder mensen die zich historicus, publiekshistoricus, criminoloog of genderhistoricus noemen, en ik neem toch aan dat ze dat doen omdat ze een academische opleiding hebben gevolgd die daartoe aanleiding geeft.

(Even tussen haakjes: er is een verschil van één persoon in het coldcaseteam tussen de Engelse en de Nederlandse versie van Het verraad van Anne Frank: Bram van der Meer, ‘Investigative psychologist’ in het coldcaseteam van The Betrayal of Anne Frank, is in de Nederlandse versie verhuisd naar de lijst van ‘Externe deskundigen’, waar hij ‘recherchepsycholoog bij Dantes Psychology Services’ wordt genoemd. Heeft iemand hem al gevraagd waarom?)

Het verraad van Anne Frank wil dus geen wetenschap zijn en het mag geen historisch onderzoek heten, maar het merendeel van de teamleden heeft desondanks een wetenschappelijke achtergrond. Ze zullen toch geen verklaring hebben ondertekend dat ze zich voor de duur van het project onwetenschappelijk gedragen terwijl ze de miljoenen historische documenten lezen en hele bibliotheken wetenschappelijke literatuur doornemen? En hoe kwam het resultaat van dat zoek- en speurwerk vervolgens bij Rosemary Sullivan terecht? Maakte het coldcaseteam voor haar een keuze uit de documenten, die vervolgens ook nog eens voor het merendeel voor Sullivan vertaald moesten worden? Er zitten twee vertalers in het coldcaseteam, maar ik kan er geen aanwijzingen voor vinden dat dit ervaren vertalers zijn. Sullivan maakte, dat moet worden aangenomen, een keuze uit de haar aangeleverde documenten, maar hoe woog zij het belang van die documenten, als ze het grotere verband niet kende? Maakte Sullivan ook de voetnoten en de literatuurlijst? Hoe dan ook: Sullivan is verantwoordelijk voor de inhoud van het boek, en dat is ook wat de leiders van het onderzoek vinden: Pieter van Twisk verklaart in een interview in NRC Handelsblad (4 februari 2022): ‘Er is natuurlijk samenspraak geweest tussen de onderzoekers en de schrijfster, maar het is wel zo dat zij een boek heeft geschreven en dat wij een onderzoek hebben gedaan.’ In dit interview schuift hij de schuld voor de zo bekritiseerde beschuldiging aan het adres van notaris Van den Bergh nog een keer af: ‘Wij hebben natuurlijk het boek niet geschreven, dat heeft Rosemary Sullivan gedaan.’ En desondanks komen de weerwoorden tegen de kritiek op het boek niet van Sullivan maar van Van Twisk en Pankoke. Wanneer horen we nou eens iets inhoudelijks van de auteur?

Ik begin steeds nieuwsgierig te worden naar de manier waarop dit boek tot stand is gekomen. Het wachten is op de eerste klokkenluiders.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.